Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 4
(1807)–Adriaan Loosjes– Auteursrechtvrij
[pagina 364]
| |
Parijs, 22. Mei.Hooggeachte Vriendin!
Weinig dacht ik een jaar geleden, dat ik, in mijnen tegenwoordigen staat, de boofdstad van Frankrijk bezoeken zou. Ware het mij voorspeld geworden, dat ik daar op heden zijn zou, o gaarne, zeer gaarne zou ik dat geloofd hebben, omdat zoovele mijner tijdgenooten, met welke ik toen in denzelfden rang leefde, deze stad van tijd tot tijd gaan bezoeken, maar als de winkeldochter van eene Marchande des Modes? Neen! dat zou ik bijna onmogelijk, geacht hebben - en echter, 't is thans zoo, en in mijnen toestand ben ik beter te vreden, dan ik mij zou hebben kunnen voorstellen. 't Is wel gelukkig, dat het menschelijk karakter zich zoo ligt naar alle vormen schikt, die de nooddwang der omstandigheden hetzelve beveelt aan te nemen, of laat ik liever zeggen, welke hem onder de toelating of door de dadelijke schikking van den altijd weldoenden | |
[pagina 365]
| |
God bejegenen. - Met veel stichting, met veel toepassing op mij zelve heb ik uwen laatsten zoo dierbaren brief gelezen: en zal dezelve bij de hand houden, of mij van tijd tot tijd eene wankelmoedige vlaag mogt verrassen. Mijn reisgenoote is een zeer lief en geschikt meisje - uitmuntend zachtaardig van humeur. - Wij hebben ons onmiddelijk bij onze aankomst in Parijs vervoegd bij Madame Visquerot, de korrespondente van Madame Beukelman, eene zeer vriendelijke en aardige Vrouw, die een uitnemend assortiment heeft van allerhande modes en daar over spreekt op eene manier, waarvan wij Hollandsche geen denkbeeld hebben. Zij behandelt de modes van den dag met een ernst, en een uitvoerigheid, als of de mensch alleen in de wereld gekomen was, om zich op te schikken. Tot nog heb ik bijna niets van Parijs gezien; maar heden middag rijd ik met een fiacre naar het Hotel van den Heer Lespinas, die onlangs getrouwd is met eene Hollandsche, en zoo Madame Visquerot meent, met eene Amsterdamsche Dame. Zij is nog maar kort???geleden, gehuwd, en, schoon zij in het ruimst genot van alles leeft, wat de weelde haar geven kan, zij heeft een zwak, dat onzen Landaard, als men de Vriezen uitzondert, anders niet zeer eigen is, namelijk eene verbazende zucht voor haar vaderland - en dat is wel zoo sterk, dat de Heer | |
[pagina 366]
| |
Lespinas, om haar in hare omstandigheden zooveel mogelijk op te beuren, 'er zijn werk van maakt, om als hij, daar hij kennis heeft aan een der Officiers van de Politie, hoort, dat 'er Hollandsche Dames in Parijs gearriveerd zijn, die dan op te sporen, en zijne beminde aan te bieden. Madame Visquerot zal mijne vriendin en mij beide naar den eersten smaak kleeden. Ik heb daar wel weinig zin in; maar enfin! ik moet nu mede doen, en, in allen gevalle, ik ben in die stad, waarvan geheel Europa, in het stuk der kleeding, de wet ontvangt - en zal dus maar eenige maanden vroeger kleederen van dien smaak dragen, dan mijne Landgenooten. Mijn lieve Krisje is 'er wat meer meê in haar schik - als zij lang in Parijs bleef, werd zij een volmaakt Modezottinnetje. - Ik zal, als deze visite afgelegd is, over een dag of drie aan Mejuffr. Elzevier schrijven, en haar een narré geven van het geen ik gezien en gehoord heb - zij zal dan wel de goedheid hebben u dien brief eens voor te lezen, zoo gij uwe aandacht niet boven de quinquailleries der mode verheven acht. Ik haast mij met dezen aan u met de omgaande post schrijven, om dat gij, en met reden, zult verlangen om den oorspronkelijken brief van uwen neef de Klerk terug te hebben, zoo spoedig zulks maar eenigzins geschieden kan. Ik zeg u hartelijk dank, lieve Madam, voor de vertrouwelijke mededeeling | |
[pagina 367]
| |
van den brief van de Klerk. Gij zult mij gaarne gelooven, als ik zeg, dat ik met ongemeen genoegen den voorspoedigen togt van uwen bloedverwant van Cork naar Paramaribo vernomen heb. - En het blijkt uit alles, dat zijne edelmoedige inborst geen gevaar loopt, om besmet te worden door de afschuwelijke onmenschelijkheid, en uitmergelende gierigheid, die, helaas! zoovele Europeanen schandvlekken, als zij de Atlantische Zee zijn overgestoken.... Draagt 'er uwe brief, Madam! blijken van; de mijne niet minder. Hij voldoet aan zijne beloften.... Ik heb de moeite genomen, om al wat voor u van belang is, uit den brief te kopiërenGa naar voetnoot(*), en daardoor is de overzending van het oorspronkelijke overtollig. - Onder het overschrijven heb ik gegloeid van verontwaardiging - en de tranen stonden in mijne oogen. - En echter het verhaal van den Heer de Klerk is zoo eenvoudig - stemt zoodanig overeen met hetgeen ik 'er elders van gelezen heb, dat ik geen oogenblik kan twijfelen. - Lees ook bovenal met aandacht, Madam! de dichterlijke uitboezeming van het hart van dien menschenvriend, daar hij den lijkpligt door twee van die ongelukkigen, aan eenen | |
[pagina 368]
| |
door den dood verlosten broeder ziet volbrengen. - Gij zult daarin, zooverre mijne smaak daaromtrent geldt, niet alleen eenigen Dichterlijken aanleg ontdekken, maar iets dat voor u, dat voor alle edele harten meêr zegt, die gevoelens van menschelijkheid en redelijken Godsdienst, welke den mensch alleen den naam van mensch waardig maken. - Gij zult daarin - o ik zeg het uit de volheid van mijn hart - en dan kan het immers geene vleijerij zijn, gij zult daarin familietrekken gewaar worden. Vooral in het laatste couplet was het of ik u, mijne altijd vereerenswaardige Vriendin, hoorde spreken. Geheel uwe gevoelens, geheel uwe denkbeelden en alleen in de taal der Dichtkunst met het vuur der jeugd uitgedrukt. Hoe belangrijk, lieve Madam! zullen de verhalen van uwen Neef zijn, als hij eens in het vaderland terug keert, want, schoon hij hope heeft om zeer spoedig den vaderlandschen grond weder te betreden, 't gaat juist niet zoo geregeld en zeker, en ik denk dat hij ook nog al niet onverschillig zijn zal over den bodem, dien hij verkiest, om zich herwaarts te laten overvoeren. - Ik denk daarom, dat hij nog langer zich te Paramaribo zal ophouden, dan hij zich voorstelt, en ik verbeeld mij, dat hij als dan een' grooten schat van waarnemingen zal medebrengen; die voor het verstand en het hart belangrijker zijn zullen, dan de | |
[pagina 369]
| |
vertellingen van de grove winsten, en grove verteringen, beide chandelijk zoo zij waarheid, en ellendig bespottelijk, als zij logens zijn. - 't Zal mij ondertusschen aangenaam zijn te vernemen, dat ik mij vergist heb, en dat de Heer de Klerk zoo spoedig, als hij zich voorstelt, de nieuwe wereld verlaten heeft. 't Zal mij bijzonder daarom verheugen, om dat dan de tijd versneld zal worden voor u, mijne lieve Madam, waarin gij de vruchten plukken zult van een zoo wel besteed leven, door uwen ouderdom in die stilte en rust door te brengen, waarnaar gij altijd gehaakt hebt. Het zal mij ook verheugen, dat een zoo weldenkend en braaf handelend mensch, als mij uw Neef toeschijnt, in ons vaderland terug keert, omdat hij dan gelegenheid vinden zal, om met die gevoelens van menschelijkheid en Godsdienst door zijne schatten onder zijne medeburgers groot nut te stichten, want, en dit is het eenige, dat mij, in mijne tegenwoordige omstandigheden, bedroeft, ik weet, helaas! wat het is van de middelen beroofd te zijn, om gelukkigen te maken, om armen uit hun' kommer, om behoeftigen uit hunnen nood op te beuren. Daar toe plagt ik in staat te zijn - en thans ... maar uw neef zal juist het tegendeel ondervinden. - Hij heeft zijne jeugd wel niet doorgebragt in nijpenden kommer, maar echter in dien staat, dat hij, schoon bezield met het uitgebreidst hart om wel te doen, door zijne | |
[pagina 370]
| |
omstandigheden daarin verhinderd werd - nu - nu is hij zoo eensklaps van de middelen om wel te doen, om menschen rondom zich gelukkig te maken, voorzien geraakt, als ik 'er van beroofd ben. Maar waartoe zou ik klagen - waarvan mag zich de mensch beklagen ... thans immers heb ik vele redenen, om Gods goedheid te danken, dat ik mij bevrijd en buiten het bereik bevinde der vervolgingen van den ondeugenden man, met wiens naam ik geen' brief aan u wil besmetten. O als ik mijnen tegenwoordigen toestand vergelijk bij mijn rampzalig verblijf te Loosduinen, daar ik door eenen ondeugenden booswicht overgeleverd was in de handen van eene nog ondeugender uit mijne sekse. - Neen! dan ben ik, hoeveel onaangenaams 'er ook in mijne familie gebeurd is, tot welk eene laagte ik ben afgedaald, althans in het oog der meeste menschen, schoon vrij slechte keurmeesters, daar zij der menschen waarde beoordeelen naar den rang, dien zij in de wereld, toevallig meestal, bekleeden, nu in vergelijking gelukkig. - En deze langdurige verwijdering zal eindelijk uit den wuften geest van den ligtzinnigen man mijne beeldtenis doen verdwijnen, die, toch helaas! een te diepen indruk voor eene poos op hem gemaakt had, want, hoe slecht ik hem achte, ik kan het nu veilig zeggen, omdat Ik geen gevaar meer van hem loope, ik heb door alle zijne ligtzinnigheid en booze aansla- | |
[pagina 371]
| |
gen heen toch meenen te bespeuren, dat 'er eenige liefde onder liep. - Nu 't is mij in allen gevalle zeer onverschillig, hoe het geweest zij - alleen hij zou dan nog zoo ondeugend slecht niet zijn, als hij misschien door sommigen geacht wordt - en het zal mij altijd bedroeven, dat een zoo groote aanleg, zooveel vernuft, zooveel schitterende bekwaamheden voor de menschelijke maatschappij zijn verloren gegaan. - Ik wenschte, dat ik den tijd had, om ook aan Koo te schrijven. - Ik ben waarlijk 'er grootsch op, dat gij zoo van hem spreekt, bij den aanvang van uw' brief; ik zal het hem eens doen weten, want zulk een karakter als het zijne, moet, naar mijne gedachten, tusschen beide door een' spoorslag van eerzucht worden aangeprikkeld, anders vallen zij in slaap, en vergeten hunne eigen waarde. O daar komt Madame Visquerot met mijn kleed tegen heden middag. - Ik zal 'er uitzien, zegt zij comme un Ange - dat is in 't Hollandsch vertaald - vrij wel. - Mij schiet dus alleen zooveel tijd over, dat ik mij nog noemen kan
Uw toegeneg. en dienstv. Vriendin
Susanna Bronkhorst.
Einde van het Vierde Deel. |
|