Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 3
(1806)–Adriaan Loosjes– Auteursrechtvrij
[pagina 391]
| |
Amsterdam, 27. Maart.Groot nieuws, Piet! groot nieuws! en wel een commercieel nieuwtje. - Wat raakt mij de commercie, zult gij misschien grommen? Wat raken mij beurstijdingen? - Nu zij raken u wel zoo onmiddelijk niet, maar als mijn vriend zult gij blij zijn - dat na zooveel dagen verdriet, het eindelijk Post Nubila Phoebus met mij is. - De oude Bronkhorst is gesprongen - bankroet, finaal bankroet - het is een gat van eenige tonnen. - Hij is naar de maan - en heeft Koo voor de historie laten zitten.... Zoo doet de fortuin somtijds iets voor ons, terwijl wij onnoozele halzen gereed zijn, om ons op te hangen van klinklare wanhoop. ‘'t Is met Bronkhorst fout,’ hoorde ik in de Paradijs Vogel mompelen .... en ik zwom oogenblikkelijk door de rookwolken van de pijpen en cigaren henen, naar dat engelachtig geluid, schoon het uit den mond kwam van een ouden dikken karel, wiens physionomie veel | |
[pagina 392]
| |
gelijkt naar dat van de gapers, die de winkels der Drogisten versieren. De heerlijkste passagie uit de schoonste Aria zou mij minder aangenaam geklonken hebben. En toen ik alle de omstandigheden nader hoorde, zou ik den vent wel hebben kunnen omhelzen van vreugde. - Nu, ik heb dit gelijk met alle mijn broers en zusters. Een brenger van eene blijde tijding kan 'er niet zoo vreemd uitzien, of hij is welkom. Misschien denkt gij, want gij denkt wel wat traag, en ziet dus ook den zamenhang der zaken niet door met de snelheid van een bliksemstraal, en dat is ook alleen aan de kinderen der Goden gegeven. Misschien denkt gij: ‘Waartoe die vreugde over een anders ongeluk?’... ‘ik weet wel, dat gij Bronkhorst haat, omdat hij u beleedigd heeft, maar hoe kon u de val van dien man zulk een overmatige blijdschap veroorzaken!’ - En als ik u nu zeg, dat die val van Bronkhorst juist de oorzaak wezen zal, dat Santje, die gij in een gekkenhuis gejaagd hebt, door mij verlost en de mijne wordt - en de mijne wordt, zoo als ik het begeer. Is dat geen reden van vreugde? - Ja sla vrij driemaal voor uw dikhuidig voorhoofd - en misschien zult gij het nog niet raden, de zenuwen van uwe hersens zijn zoo grof als kabeltouwen in vergelijking van de mijne. - Mijne gedachten vliegen door mijn hoofd met de snelheid van het noorderlicht.... Wacht, | |
[pagina 393]
| |
ik zal eens beproeven of ik eenige van derzelver stralen voor u kan vangen, om u een deelgenoot van mijne ontwerpen te maken. - Ik denk, dat ik nu een middel gevonden heb, om de fiere schoone te vernederen.... Wat zal zij niet doen, om uit het ellendig verblijf waarin zij opgesloten is, verlost te raken. Hoe verslagen zal zij zijn, als zij zich van het toppunt van rijkdom in eens ziet nedergeploft in den staat der behoefte. - En als zij dan in mij den man vindt, die niet alleen haar bevrijdt van den ellendigen staat, waarin zij, zoo het scheen, door Papa en Mama Bronkhorst was nedergestort, maar die ook naar haar, zoo arm als zij nu is, zijne liefdrijke armen uitstrekt, om haar te ontvangen. Voelt gij nu de reden van mijne blijdschap - en besef 'er bij, dat ik nu althans door niemand van fatsoen, wat 'er ook gebeure, ooit verpligt kan worden, om Santje Bronkhorst te trouwen, al was mijn motto niet: ‘Honest man marry soon - wife men not all.’ ‘Maar,’ zoo dunkt mij, hoor ik de ziegezaag van uw tong gaan.... ‘Maar verbeeldt gij u dat Santje, door dat zij in dat huis geplaatst is, oogenblikkelijk, haar geheugen verloren heeft.... Het is een koppig ding....’ Ei! ei! - of ik dat niet weet, maar denkt gij dan dat ik haar zoo plotseling zal doen vallen. Ik | |
[pagina 394]
| |
heb reeds gebruik gemaakt van hetgeen gij mij wegens de goede lieden, bij welke zij gelogeerd is, geschreven hebt; dat zij accessible lieden zijn. Ik heb aan den Heer Jochemsz een klein anonijm briefje geschreven, met een verdraaide hand; ook zal ik een' brief aan Suse schrijven, en de hand van Koo Bronkhorst en zijn' stijl namaken. - Het eerste was gemakkelijker dan het laatste zijn zal, want ik heb maar eens een' brief van dien jongen Heer gezien. Ik vrees maar dat de stijl niet plat genoeg wezen zal. - In 't kort, ik zal het beproeven, en om voor het wel bezorgen zeker te zijn, denzelven in een paar Russische Coupons bakeren, zoodat de brief wel besteld zal worden. Ik zal straks die beide brieven uit eene aardigheid kopieren, dan kunt gij die eens aan de broêrs voorlezen. - Begin nu niet te gelooven, dat ik de oude Door voor een soort van tooverkol zou houden, omdat deze zaak nu zoo loopt.... Zij had nooit gedacht, dat dit stuk, dat zulk een dom voorkomen had, zulk een fraai beloop zou hebben.... Maar waarom heeft het dat? Niet, omdat zij zoo gek of ondeugend geweest is, om, botvierende aan hare kwaadaardigheid tegen alles, wat edel, groot en schoon is; zamenspannende met een coquette, driemaal gekker dan zij, en een' zotten karel, die de dupe is van zijn malle inschikkelijkheid en dwaas vertrouwen, het voortreffelijk meisje, in een gekkenhuis te laten brengen; | |
[pagina 395]
| |
omdat zij de lieden, die daar het opzigt hebben, voor lieden hield, welke gemakkelijk om te koopen zouden zijn. Als deze historie, dat gelukkig ongeluk, niet gebeurd was, wat zou ik 'er dan aan gehad hebben; al ware ik nu en dan eens toegelaten geworden door den Heer Jochemsz, om Susanna te spreken. Hij mag tienmaal de neef van Juffr. Doortje zijn, hij zou om de reputatie van zijn huis op te houden, zich wel gewacht hebben, om mij toe te laten, dat ik Susanna 'er uit wegvoerde. - Ik schrijf u dit, om dat misschien dat wijf, handelende, zoo als de meeste menschen doen, die niet naar de zaken zelf, maar naar den gunstigen of ongunstigen uitslag oordeelen, denken zou, dat zij heel wijs gedaan had; daar 'er in het geheele bedrijf niets verstandigs was, dan alleen dat Suse daar door van onder het dak van hare Papa raakte, die toch nu ook zon opgehouden hebben haar beschermengel te zijn.... Nooit, nooit, hoe de uitkomst van alles wezen mag, zal ik het haar vergeven, dat zij Santje gewaagd heeft aan de ellenden van een verblijf van Krankzinnigen. Zoo haar eenig leed wedervaren is, dan zal zij het vol gewigt van mijne gramschap tot haar dank hebben, zeg haar dat bij wijze van waarschuwing. George heeft mij geschreven, dat hij niet huishouden kan met Saartje Lindenberg, die nu in een armzalige kamer bij hem zit te | |
[pagina 396]
| |
koekeloeren.... Tusschen beide dreigt zij zelfs alles te zullen uitbrengen, en aan den ouden Heer Bronkhorst alles te zullen openbaren, zoo ik haar niet spoedig een beter verblijf bezorg. Zij mag nu mijnen halve wel aan den Heer Bronkhorst schrijven - maar ik kan haar zijn adres niet bezorgen. - Evenwel ik zal het velletje niet te veel tergen. Ik heb haar beloofd in Gelderland op een fraai Dorp te plaatsen ... en ik zal mijn woord wel houden, want zij kon daar te Loosduinen niet blijven, daartoe was de Historie te ruchtbaar geworden ... en nu speelt zij zoo verschrikkelijk op, omdat ik haar niet in eens een beter logement geef. - Als ik alles zoo eens nadenk, Piet! wat heb ik mij dan al in veel moeijelijkheden en kosten gewikkeld ... alleen omdat ik kromme paden in plaats van den regten koninklijken weg verkies; maar Ik ben te ver gegaan, om weêr terug te treên.
Moest ik van nieuws af beginnen, en wist ik alles, zoo als ik het tegenwoordig weet, ik zou het liedje van mijn leven eens op eene andere wijs zingen. Maar wat, wat zou een woelige geest, zoo als ik toch zeker ben, en die eene overhelling heeft tot intrigues van allerlei aard, wat zou 'er niet al noodig zijn, om zulk een groot genie juist altijd lineâ rectâ tot een zoo edel en verheven doel te leiden, dat de | |
[pagina 397]
| |
wereld zonder ophouden in hem den verstandigen en edelen man bewonderde. Ja! ja! als ik weêr met een andere luchtschaphander op de wereld kom zwemmen; en mijn geest is van denzelfden aard als mijn tegenwoordige, dan zal ik, als een tweede Cook, de wereld een reis of drie rondreizen .... dan zal mijne gewone luchthartigheid opklimmen tot die verheven kalmte, welk geen gevaren ducht; en dan zal mijn baldadige euvelmoed in ware kloekmoedigheid veranderen, en bergen van zwarigheden, als molshoopen, onder mijne voeten verpletteren - en het plan van om den oceaan over te steken, zal mijne ziel in geen grooter onrust brengen, dan die van een jongen om een drooge greb over te springen. - Of ik zal ... maar wat vermoei ik mij met ijdele bespiegelingen, daar ik nog zulk een wijd veld voor mij zie, daar ik, zoolang Santje onoverwonnen is, zeggen durf, niets gedaan te hebben ... maar al was zij een Engel, zij zal vallen. Alle andere vrouwen zijn, sedert ik haar gezien heb, mij onverschillig ... en als ik eens uit loutere tijd verveling de eene of andere bezoek, brengt het wanstaltige van hare gedaanten, in vergelijking van de volmaakte schoonheid van Susanna, mij hare onuitdrukbare volkomenheid te levendiger voor mijnen geest - en hare zoogenaamde geestigheden en aardigheden zijn mij malle wijvenklap, en walgelijke zotternijen, als ik die vergelijk | |
[pagina 398]
| |
bij het voortreffelijke en edele van Susanna's geest.... Ja, ik haat ze, omdat zij gevallen zijn en om den afstand tusschen de hoogte van Susanna's Goddelijke deugden, hunne lage ... ja - ja - Piet! ik moet het onder ons bekennen, die preutsche, die trotsche deugd, welke mij zooveel moeite gekost heeft - en waarom ik Santje zou wenschen te haten, blaast mij bij wijlen een' eerbied in, wekt mijn verlangen - mijne liefde op... o Is de deugd zelfs bekoorlijk in het oog van een' knaap als ik ben ... maar als zij ook gevallen is als hare zusters - als die deugd uit het zenith harer heerlijkheid is neêrgetuimeld - en Santje ligt daar als een gevallen heilige.... Dan ... neen zij zal nog onder de gevallene zelfs groot zijn ... maar wie weet hoe ver dat nog af is. En schoon het debellare superbas onder mijne geliefde spreuken blijft bebooren; zeker is het dat haar te onder te brengen onbeschrijfelijk veel in zal hebben, want hoezeer ik nu sedert bijna drie maanden mij geheel heb bezig gehouden, om Susanna Bronkhorst de mijne te doen worden, geloof ik, als ik regt uit zal spreken, dat ik, in de plaats van te vorderen, aanmerkelijk ben achter uitgegaan. Immers als ik vergelijk den voet, waarop ik met Santje stond bij de narpartij, en dien, bij gelegenheid van onze laatste ontmoeting, dan kan ik niet ontkennen, of ik schijn zeer in haar gevoelen gedaald te zijn. Ik weet niet, hoe veel of | |
[pagina 399]
| |
hoe weinig zij van de oorzaak en laatste historie, die haar Loosduinen heeft doen verlaten, weet, maar ik onderstel, dat het wel zooveel zijn zal, dat hare genegenheid voor mij niet veel zal aangegroeid zijn. Doch het zal daarom nu mijne zaak zijn, om, daar ik van tijd tot tijd, zooveel terrein verloren heb, met meer dan gewoon beleid en moed door te tasten. 't Is mij gegaan in dezen minnenhandel, gelijk groote Veldheeren, die aan zegepralen gewoon, eindelijk wanen, dat alle vestingen, wanneer zij zich slechts daar voor vertoonen, zwichten moeten; ondertusschen kan eindelijk een enkele hen langer ophouden, dan alle de vorige zamengenomen, wanneer zij daarin een verstandigen en moedigen verdediger aantroffen. Nu echter zijn de omstandigheden zoo aanmerkelijk veranderd, dat ik het bombardement van eene geheel andere zijde zal kunnen beginnen ... maar het is tijd, dat ik de loopgraven ga openen, waarvan 'er een mij vrij wat moeite kosten zal ... en dat ik mijn tijd niet verwawel met langer aan u te schrijven. Evenwel eer ik 'er van afstap, hoe zit het met uw kostelijk Dispuut? Is de stof al goedgekeurd door den Heer Professor? Als gij promoveert, aan welk een hoek van het land ik ook ware, zal ik naar Leyden vliegen, en schoon het lang geleden is, zal ik dan uw opponent zijn. Maar ik denk, dat alles wel met een stille trom geschieden zal, en als gij mij raad vraagt, zou ik het | |
[pagina 400]
| |
maar met de minste kosten en omslag doen. Gij zult even goed een ambt krijgen, of gij die rodomontade maakt of niet: en als gij Mr. voor uw' naam zet, dan zullen uwe medeburgers 'er niet naar vragen, of gij publiek of privaat gepromoveerd zijt. - Nu groet de overige borsten, en geloof dat ik ben
T.T.
Kraaijestein. |
|