Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 3
(1806)–Adriaan Loosjes– Auteursrechtvrij
[pagina 253]
| |
Amsterdam, 17. Maart.Mejuffrouw!
Schoon uwe laatste brief voor mij van een inhoud was, die mij geheel niet bemoedigt, om u weder te schrijven, en waardoor ik bijna alle hoop verloren heb, om dat geluk deelachtig te worden, waarop ik mijn hart gezet had; ja schoon gij mij genoegzaam half verboden hebt, om aan u te schrijven, hoop ik, dat gij het mij ten goede houden zult, dat ik dezen aan u afzende, want, schoon tot mijn groot leedwezen tusschen u en mijne zuster Suse zoo groot eene verwijdering plaats heeft, ik geloof toch, ik durf wel zeggen, ik weet, dat gij veel belang in haar stelt. Daar 'er nu sedert eergisteren hier aan huis veel, zeer veel is voorgevallen, dat haar betreft, meende ik u, die ik boven alle zou wenschen te verpligten, geen' ondienst te doen, met u het een en ander wegens mijne zuster te berigten. Zoo 'er hier en daar veel aan mijn stijl en schrijswijze | |
[pagina 254]
| |
ontbreekt, zult gij bedenken, dat, behalve dat ik buiten mijne zaken niet veel gewoon ben te schrijven, de omstandigheden zoo buitengewoon geweest zijn, dat dezelve mij groote aandoeningen verwekt hebben, want ik houde ongemeen veel van zuster Suse, zoo als u wel bekend is, en gij mij zeker tot geen schande rekenen zult. Maandag avond, zoo tusschen tien en half elf uren, na dat Mama en Wimpje met de Gouvernante waren te huis gekomen, zat ik bij Papa Bronkhorst. De oude Heer zat in een Carga-lijst wat te kijken, en ik had een boek in handen, toen de knecht binnen kwam, en zeî, dat 'er eene boerin was, om Papa te spreken ... en naauwelijks had hij dat gezeid, of daar kwam de boerin binnen vliegen, als een razend mensch ... en zoo als zij Papa zag, vloog zij hem om den hals, en toen hoorde ik haar roepen: ‘Papa, lieve Papa!’ want de boerin was niemand anders, dan zuster Suse... Papa schrikte zoo, dat ik dacht, dat hij een beroerte kreeg, en Suse lag oogenblikkelijk op hare knieën voor hem.... Ik was ondertusschen opgestaan en ging naar Suse toe, die nu ook naar mij zich omkeerde, waardoor ik duidelijk kon zien, dat zij het was.... Mijn God! Suse! zeide ik ... hoe komt gij in die kleêren hier en zoo laat? ... O broêr Koo, zeide zij, en zoende mijne handen met een wilde vervoering.... Papa duwde haar van zich | |
[pagina 255]
| |
af.... ‘O verstoot, verstoot mij niet, Papa!’ - ‘Suse!’ zeide Papa eindelijk... ‘Gij hebt mij doodelijk ontsteld.... Ik bid u ga toch weêr heen, vanwaar gij gekomen zijt ... indien uw Mama u hier vindt en in deze kleeding ...’ maar terwijl Papa zoo sprak, kwam Mama met zuster Wimpje en de Gouvernante binnen. - Nu ontstond 'er een verschrikkelijk leven.... ‘Quel spectacle! quel spectacle!’ schreeuwde Mama. – ‘Fi donc - une paysanne, une paysanne,’ zeide de Gouvernante... ‘Fi donc!’ - en Mama voerde Papa toe: ‘Wat doet dat vrouwspersoon in mijn huis... zulk kanalje.’ - Nooit had ik gedacht, dat Suse zoo woedende kon worden.... Zij had zich bij het inkomen van Mama al eenigzins omgedraaid ... maar nu rees zij op ... en vloog in volle drift naar Mama toe, zoo dat haar hoed achteruit stoof,... ‘Kent gij mij niet meer - kent gij mij niet meer, Mevrouw! kent gij Suse niet meer? - Ik ben de ongelukkige door u verstootene door u verjaagde Dochter...’ ‘o Mon Dieu!’ zeide de Gouvernante, en Mama duwde Suse met eenig geweld van zich zeggende: ‘Is het zoover met u gekomen, dat gij als eene verachtelijke boerin in mijn huis dringt.... Mijn Heer! gij zult immers niet permitteren....’ Suse liet Papa niet eens antwoorden, maar voerde Mama toe: ‘Lang genoeg, lang genoeg, Mevrouw! ben ik uit | |
[pagina 256]
| |
het huis van mijn Papa verbannen geweest, lang genoeg als een prooi voorgeworpen aan den booswicht, die mij vervolgt.... Ik ben, God zij geloofd, het geweld ontkomen ... en ik zal dit huis niet verlaten, ten zij Papa 'er mij met geweld uit drijven doe....’ Papa, die zich in eene doodelijke verlegenheid bevond, zat nog in zijn fauteuil en zeî: ‘Suse! Suse! zoo oneerbiedig hebt gij nooit gesproken.... Indien ik echter begeerde, dat gij heen gingt?...’ ‘Ik zal dezen avond niet heengaan,’ antwoordde Suse - ‘ik zal nooit weder uit dit huis gaan....’ Ondertusschen hoorde ik de Gounante Mama inluisteren: ‘elle joue bien sa rôle ...’ Nu schoot Suse naar Madam Maurepas en zeide: ‘Verachtelijke! ik speel geen rol... zoo als gij en uw aanhang... ik ben een ongelukkig, verstooten meisje... maar ik voel, dat mijne krachten uitgeput zijn... ik ga... Ik ga naar mijne kamer...’ Daarop zeide Mama: ‘Naar uwe kamer, naar uwe kamer! gij hebt geen kamer hier meer in dit huis. Op uw gewezen kamer logeert Mademoiselle Maurepas.’ Nu kon Wimpje, die bleek van schrik dit alles aangezien had, zich niet langer inhouden.... ‘Kom, lieve Suse!’ zeî zij, ‘kom op mijn, kamer....’ ‘Zij zal 'er niet op...’ riep Mama met eene verschrikkelijke stem, ‘zij zal de deur weder uit....’ ‘Ik de deur | |
[pagina 257]
| |
uit .... o mijn God! ik de deur uit,’ schreeuwde Suse, nu hare handen in de hoogte houdende... ‘Papa - denk, dat ik uw kind ben – Koo! Koo! kunt gij zien, dat ik zoo behandeld word....’ En toen, lieve Juffrouw! was het, of ik een ander mensch werd. Neen! zeide ik, Suse! neen! gij zult de deur niet uit... 't Is lang genoeg, dat Mama ons zoo mishandelt. - Ga met mij... ga met mij. - Op mijne kamer zult gij dezen nacht logeren, al zou ik op den grond slapen.... Gij zult de deur niet uit. - Kom, Wimpje! breng met mij Suse naar boven... ‘Blijf hier niet langer, lieve Suse! zeide Wimpje, die had opgemerkt, dat Suses kleur veranderde. - En schoon Papa bromde, en Mama stond te schelden, geholpen door de Gouvernante... raakten wij naar boven... op mijne kamer. Nu waren de krachten van Suse bijna uitgeput en zij was buiten staat, om met Wimpje en mij geregeld te praten. Zij verhaalde alleen, dat zij in die kleêren van Loosduinen naar den Haag gevlugt was, en dat zij daar één nacht geslapen had - en toen op Leyden over Haarlem met de laatste schuit hier was gekomen.... Zij zat een poos als een roerloos beeld op haar stoel ... en wat Wimpje, of ik tot haar zeiden, wat wij haar mogten aanbieden, zij bedankte. Toen barstte zij in eene vlaag van huilen uit; en daarna begon zij te lagchen. Ik ben niet in staat, om u te schrij- | |
[pagina 258]
| |
ven, wat zij toen gezegd heeft, want zij sprak tusschen beide, door lagchen afgebroken, met eene groote snelheid. - Alleen kan ik u melden, dat zij ook tusschen beide uw' naam noemde. Wimpje en ik raakten eindelijk met haar verlegen, en toen ik naar beneden, om bijstand geroepen had, kwamen Mama en de Gouvernante boven, waarschijnlijk door eene kwaadaardige nieuwsgierigheid gedreven; ‘oh c'est rien, c'est rien,’ zeide de Elzasche Dame: ‘je comprends tout. Le miserable être a perdu ses sens ... mais pour moi, je suis bien capable pour un moment....’ - ‘Ik zal,’ zeî Wimpje, ‘dezen nacht met Marton haar wel oppassen ... zoo als zij nu is, kan zij althans de deur niet uit....’ - Papa wilde nog den Dokter laten halen, maar Mama was 'er tegen. ‘De zottin zou het wel uitslapen....’ ‘Excusez, excusez,’ zeide de Gouvernante: ik geloof, dat zij van haar verstand beroofd is. - Die boerinnen kleêren deden mij al soupconneren, dat 'er iets meêr haperde....’ Wimpje, die over alles zeer diep getroffen was, en die het meer dan mij voegde, om bij haar te blijven, vertelde mij gister morgen, dat Suse eenen ellendigen nacht had doorgebragt, en dat zij bijna geen oogenblik bij haar zelve geweest was ... dat zij de afgrijsselijkste schilderijen gemaald had van haren toestand, en dar Mademoiselle Maurepas haar geoordeeld had volkomen krank- | |
[pagina 259]
| |
zinnig te zijn ... die niet twijfelde, of Dr. H* zou dat zeker bevestigen. Begrijp, Mejuffrouw! van welke gevolgen dit geweest is, en welk een allerondeugendst misbruik men van den ongelukkigen toestand maakt, waarin zich de lieve Suse bevindt. In plaats van af te wachten, of misschien eenige weinige dagen eene gelukkige verandering in de ongesteldheid zouden maken, heeft Mama, zeker aangeblazen door de Gouvernante, die een nog tienmaal erger sujet is, dan Mama zelve, Papa weten te overreden, om Suse hoe eer zoo beter naar een krankzinnig huis bij de Beverwijk te doen vervoeren, en haar daar te doen opsluiten ... 't was of ik een donderslag hoorde, zoo schrikte ik, toen Papa dit heden onder het diné aan Wimpje en mij verhaalde.... ‘Goede God!’ barstte ik uit: ‘Papa! moet Suse naar de Beverwijk in een krankzinnig huis....’ ‘Dat is haar juiste plaats,’ viel Mama mij in de reden, ‘toen de zottin haar verstand nog heette te hebben, heeft zij ons genoeg geënnuyeerd ... zouden wij haar nu in huis houden, daar zij als een razende gister avond in huis gekomen is, verkleed als een boerin, en den geheelen nacht niet anders dan de ellendigste sottises heeft uitgeslagen.’ - Wimpje barstte in tranen uit, en vloog van tafel ... ik bleef zitten, maar kon niet zwijgen. ‘Hebben het uwe intri- | |
[pagina 260]
| |
gues eindelijk zoover, zoover gebragt,’ riep ik, ‘ik geloof, dat gij Papa, Wimpje en mij wel te gelijk zoudt willen laten plakken....’ - ‘Ik versta niet,’ zeide Papa, ‘ik versta niet, dat gij u tegen uwe Mama verzetten zult.... Suse is krankzinnig, heeft Dokter H* getuigd, en ik wil mijn huis niet in opstand gebragt te zien door de vlagen van een meisje, wier hersens op hol gebragt zijn. Zij zal in de Beverwijk door mij behoorlijk bezorgd worden; en het zal haar aan niets ontbreken. Als zij 'er eens een half jaar of een jaar gezeten heeft, kan men zien, hoe het met haar schikt, en of zij haar hart van dien lichtmis aftrekt.... Mademoiselle Maurepas heeft ons van haar staaltjes verteld, hoe zij zich dezen nacht gedragen heeft, en die overtuigen mij, dat zij opgesloten moet worden.’ ‘Ik vind,’ zoo mengde zich 'er nu de Gouvernante tusschen in: ‘ik vind het infaam tauxatoir van mijn Heer Jakob, dat hij zijne Mama van intrigues directement durft te beschuldigen.’ Nu werd ik ook driftig, regt driftig, rees van tafel op, en zeide, ‘dat ik het van eene Gouvernante, die even eens als alle de overige bedienden in dit huis kost en loon kreeg, op mijn beurt infaam vond, dat zij zich arrogeerde om mijn gedrag te tauxeeren....’ Alles raakte nu in verwarring, en Papa mijne verregaande drift ziende, trok mij op zijde; maar | |
[pagina 261]
| |
ik verstoutte mij, eer hij nog iets zeggen kon, hem toe te voeren: ‘Ik zou liever Mama met die Madam de deur uit zien stooten, dan dat onze goede Suse, die nu reeds zooveel geleden heeft, naar de Beverwijk moet vervoerd worden ... als het hier zoo moet, zal ik welhaast de voetstappen van Broêr Bram volgen, [want sedert voorleden week heeft zich die geabsenteerd, en in een baloorig oogenblik dienst genomen,] als ik in .... ‘Zwijg toch, zwijg toch om vredes wil,’ zeide Papa, ‘doe zoo als ik.... God weet, hoe hard het mij valt. Ik zal zorgen, dat Suse het 'er wel heeft. Ik zal haar zelf vergezellen. O Jakob! Jakob! laat u niet als uw Broêr, in een wanhopig oogenblik tot een' stap voeren, die mij nog ellendiger maken zou. Gij weet, hoe noodig ik u in deze kommerlijke oogenblikken op het kantoor heb....’ Toen, lieve Juffrouw! veranderde ik van gedachten, want ik kreeg medelijden met mijn' ongelukkigen Papa. En 'er kwam bij, dat wil ik u niet verbergen, dat ik zeer wel begrijpen kan, dat zulk een dolle stap van mij aan u geheel niet bevallen zou, en mij, hoe weinig hoop gij mij gebiedt te hebben, u dan zeker geheel zou doen verliezen. Maar om terug te komen tot mijne ongelukkige Zuster. Zij is den geheelen dag van gisteren in denzelfden toestand gebleven.... Wimpje kwam 's avonds met tranen in de | |
[pagina 262]
| |
oogen bij mij, en zeî, dat zij tusschen beide wei eens een enkel verstandig woord sprak, maar over het algemeen, was zij geheel in de war ... en hare schoone ziels vermogens waren in de grootste wanorde - maar zij gaf geene blijken van drift of woede, of zij moest de Gouvernante in het oog krijgen ... daaromtrent gebruikte zij zeer vreemde uitdrukkingen ... noemde haar een satelliet van de ongelukstar, die over haar was opgegaan. Evenwel moest zij zeggen, dat de Gouvernante alles deed, schoon zij anders weinig van Suse is blijkt te houden, om haar behoorlijk op te passen. Tusschen beide schreeuwde Suse om Papa en mij ... maar de Dokter had verboden, dat 'er veel menschen bij haar zouden worden toegelaten ... en dit scheen ook van geene kwade uitwerking te zijn, want 's avonds was zij merkelijk bedaarder. Ik vroeg aan den Dokter bij het heen gaan, of 'er zoodanig een presance bij was, dat Suse reeds morgen naar de Beverwijk moet vervoerd worden, dat het mij, schoon ik geheel geen kennis van ziekten had, voorkwam, dat men daarmeê spoedig genoeg te werk ging.... Hij gaf mij te verstaan, dat men in andere gevallen daarmede zeker nog wel wat zou kunnen traineren, maar dat, zoo als hier de zaken stonden, en daar de schikkingen, daartoe noodig, gemaakt waren, zulks het best zou zijn. Den voorleden nacht is Suse vrij bedaard | |
[pagina 263]
| |
geweest - en zij scheen vrij genegen tot sluimeren, toen zij heden morgen ten negen uren met eene koets vertrok, waarin ook Papa en zuster Wimpje, want die wilde volstrekt meê, en zou eenige dagen te Haarlem bij zekere Mevrouw Verschuur doorbrengen. Haar zou Papa bij zijne terug reis te Haarlem afzetten.... Behalve deze was 'er de hatelijke Gees bij. Toen men Suse eenigzins had aangekleed, werd zij de trappen afgeleid, en en daar door raakte de bedaardheid van haar geest weder weg, want het was nog al met wat moeite, dat men haar in de koets kreeg. Toen zij eerst alleen in de koets was, scheen zij wat ongerust, maar ziende, dat Papa en Wimpje bij haar kwamen, stelde zij zich geheel te vreden.... Mama en de Gouvernante stonden voor de glazen van de zijkamer, toen zij vertrok, en ik op de stoep.... Papa was zeer aangedaan ... en ik kon niet nalaten, om de hand van Suse te kussen, toen zij in de koets getild werd.... Schreijende (ik schaam het mij bijna, om het u te schrijven) schreijende ging ik in huis, en was niet in staat, om op het kantoor mijne zaken te verrigten.... Op de Beurs ben ik maar een oogenblik geweest, en ik had geen lust, om naar het Koffijhuis te gaan. Ik dacht, dat het zelfs veel beter was, dat ik u eens alles zoo eenvoudig schreef, want, schoon ik zeer wel weet, dat aan het geen ik stel, alle sierlijkheid ontbreekt, twijfel ik niet, of het | |
[pagina 264]
| |
zal toch wel zoo duidelijk gesteld zijn, dat gij 'er wel uit zult kunnen komen. Ik hoop maar, dat u de droevige toestand van Suse maar niet te veel treffen zal. Gij hebt mij zoo streng verboden bij uwen laatsten, van niet meêr te schrijven over het onderwerp, dat mij zoo heel belangrijk is, dat ik het niet wagen durf, om 'er in dezen een woord van te reppen, en waarlijk door alles het geen hier gebeurd is sedert eergisteren, ben ik in een zeer ongeschikte luim, om te hopen, dat ik 'er ditmaal gelukkiger, dan voorheen in slagen zou. Ik bid u alleen, beminnelijke Juffrouw! neem toch nogmaals mijne hartelijke welmeenendheid in overweging.... Laat uwe volgende brief het gevreesde vonnis niet behelzen, en geloof dat ik ben
Uw Dienaar en hartelijk toegenegen Vriend
Jakob Bronkhorst.
P.S. Dezen brief meende ik te sluiten, toen werd ik beneden geroepen - en zie daar was Lise, die hier gediend heeft, en diende op het Buiten, van waar mijn Zuster is komen vlugten; die wilde volstrekt weten, waar zich mijne Zuster onthoudt - en toen ik haar verhaalde, dat zij bij de Beverwijk in | |
[pagina 265]
| |
een Krankzinnigenhuis geplaatst was, sloeg zij de handen in elkanderen, en betuigde, dat Juffr. Suse zeer wel bij haar zinnen was geweest, tot dat zij Loosduinen verliet.... Mama had zeker vernomen, dat Lise 'er was, en kwam toen met een dreigende houding uit haar kamer stuiven ... en ik had het hart niet, om Lise verder nog te vragen. Ik was maar blij, dat zij de deur uit was. |
|