En hier zonk zij in eene verstomde droefheid weg, die zo na aan zinneloosheid grenst. Phlips zag haar in dien staat, lachte en vertrok.
Bathilde zogt haar uit haare geesteloosheid te rug te roepen.
Ach, dierbaare Graavin.... laat ik u bidden mogen.... drink.... drink dit uit....
Jacoba uit haare wezenloosheid te rug komende, greep het glas met woestheid aan....
Ha! 't is vergift, zeide zij, en dronk het glas tot den bodem toe ledig... Waar is hij... waar is... mijn vervloekte vijand?... Neen, zeg mij, waar is Borselen?... Waar heen voeren zij hem?
Bathilde.
Na Rupelmonde op het Kasteel.
Jacoba.
En daar zal dan zijne gevangenis wezen. Hemel! Borselen.... in eene gevangenis.... die dierbaarste op aarde.... Mijn Borselen uit mijne armen.... Ach, Bathilde! laaten wij hem volgen.... Maar waar is de valschheid, dat ik die eerst het hart afsteek, en dan mijn Borselen redde.
Bathilde.
Bedaar, Mevrouw! Laat ik ten minsten, (haare hand vasthoudende) laat ik u bidden, dat gij in uwe hevigheid van hartstogt....