[Nawoord]
Jairam is nu een oude man van 83 jaar.
En al 67 jaar woont hij in Suriname.
Toen Baboe hem lang geleden al die mooie verhalen vertelde over Suriname, toen had Baboe overdreven.
Niet iedereen heeft hier veel geld.
Niet voor iedereen is het hier altijd even mooi.
Niet iedereen heeft het hier altijd goed.
En niet iedereen is hier gelukkig.
Maar Jairam is blij dat hij hier is gebleven.
Hij heeft het niet altijd gemakkelijk gehad.
Hij heeft heel hard moeten werken en er zijn veel moeilijke dagen geweest. Maar door zijn ijver en zijn spaarzin is Jairam erin geslaagd een eigen bedrijf op te bouwen, waarin hij een goed bestaan gevonden heeft.
In plaats van een os gebruikt Jairam nu een tractor om zijn ploeg te trekken. En omdat hij nu een combine heeft, hoeft hij niet meer met de hand te maaien en te dorsen
Jairam heeft vijf kinderen, drie jongens en twee meisjes. Die zijn allemaal goed terecht gekomen.
Zijn dochters zijn goed getrouwd en de zonen hebben allemaal een bedrijf. Van zijn vier en dertig kleinkinderen hebben enkele een Mulo-diploma behaald en één is dokter geworden.
En nu zit Jairam op een bank onder zijn mooie huis.
Hij geniet van de mooie bloemen in zijn tuin.
Hij geniet van zijn achterkleinkinderen die op het erf spelen.
En hij vraagt zich af wat hun toekomst zal zijn.
Zullen ook zij - net als hun overgrootvader - gelukkige mensen worden in een gelukkig land?
André Loor
Juni 1973