10. Siciliaanse opening
‘En,’ zei Oom, toen de stukken weer op het bord stonden, ‘zit het Vierpaardenspel er goed in?’
‘Vast en zeker, Oom. Vader en ik hebben de zetten net zo lang gedaan, tot wij die opening wel dromen kunnen.’
‘Dat is prachtig, want nu zou ik jullie nòg wel een opening willen leren. Eigenlijk móet ik jullie nog een andere opening leren, om éérlijk te blijven. Ze zeggen wel eens, dat het Vierpaardenspel voor wit eigenlijk voordeliger is dan voor zwart.’
‘En nu wil je ons zeker een opening leren, die voor zwàrt beter is?’ vraagt Vader.
‘Precies, dan is het tenminste eerlijk verdeeld. Let op, daar gaan we:
De eerste zet is natuurlijk e2 - e4. En nu hebben we zwart altijd laten zetten e7 - e5. Dat is braaf van zwart, want nu kan wit proberen het Vierpaardenspel te spelen.
Maar zwart is bij het Vierpaardenspel altijd een zet achter.
De zwarte stukken komen wel allemaal netjes in het spel, maar wit is er toch het eerst bij en je begrijpt wat dat betekent: wit heeft de leiding en zwart moet afwachten. En daarom zijn er schakers, die liever niet e7 - e5 spelen. Zullen we zwart daarom nu eens c7 - c5 laten proberen?’
‘Wat hééft zwart aan die zet?’ vraagt Vader. ‘Nu is de zwarte dame wel vrij, maar dat is toch helemaal niet nodig?’
‘Je hebt gelijk. Zwart ontwikkelt met die zet zijn spel ook niet, maar voor c7 - c5 is toch wel wat te zeggen. Kijk maar eens, hoe het verder gaat. Ik heb al eens gezegd, dat de centrumpionnen het belangrijkst zijn. Zwart speelt nu zijn pion naar c5, om, als straks de witte d-pion op d4 verschijnt, deze voor zijn c-pion te ruilen en dan heeft zwart zijn d- en e-pion nog, beide centrumpionnen dus, en wit alleen maar de e-pion. Zo verklaren de grote meesters deze opening, de Siciliaanse opening. Het fijne ervan zie je pas, als je heel vaak zo begonnen bent of als je Siciliaanse partijen van anderen nagespeeld hebt. Laten we eens verder gaan: