tegenstander tegemoet, dan mógen jullie ook twee velden tegelijk oprukken, maar 't hóeft niet. Jullie moeten zelf maar uitmaken, wat het beste is, éen of twée velden in de richting van de vijand. Maar onthoudt, als jullie eenmaal op mars zijn, dán mogen jullie steeds maar één veld tegelijk vooruit. Nu moet ik alleen nog maar zien, wat ik de torens zal voorschrijven. Ik vind dat het moeilijkste van alles. Het zijn in werkelijkheid stenen gebouwen, die blijven staan op de plaats, waar ze gebouwd zijn. Maar zulke onbeweeglijke dingen kan ik in mijn spel niet gebruiken. Als ze op de hoeken moeten blijven staan, zoals ze staan, dan doen ze geen dienst. Dan zijn het nutteloze versieringen van het bord. En in een leger mag niets nutteloos en onbeweeglijk zijn. Dus gaat het, zo het gaat, die torens moeten evenals de andere stukken bewegingsvrijheid krijgen. Ze moeten zich kunnen bewegen, maar in welke richting?
Laat ik nog eens even alle stukken nagaan.
De koning mag zich in alle richtingen bewegen, schuin en recht, voor- en achteruit, maar één veld tegelijk.
De koningin mag precies hetzelfde, nee, zij mag veel méér, want ze mag net zoveel velden, als ze zelf wil. Maar de hoofdzaak is: ze gaat in twee richtingen, schuin en recht. En de lopers mogen alleen in schuine richting, die mogen dus maar de helft van wat de koningin mag. Ha, maar nú ben ik ook klaar met de torens! Die geef ik de andere helft! De torens mogen zich alleen in rechte richting bewegen, net zoveel velden als ze willen, ook vooruit, achteruit, naar links en naar rechts.
Dat is prachtig verdeeld. Er is nu een behoorlijk verschil tussen de koningin en een gewoon officier, want zij mag nu twee maal zoveel doen als een loper en ook twee maal zoveel als een toren.
Ziezo, nu weet iedere officier en iedere soldaat, wat hij doen en niét doen mag. Nu moet ik eerst even uitrusten.”’
Oom Jan wacht nu ook een ogenblik met vertellen.
Vader, die net zo scherp heeft zitten opletten als zijn zoon, zegt: ‘Ik geloof, dat jullie nu al een mooi eind opgeschoten zijn. Als ik het goed gevolgd heb, dan weet Jan nu al vier dingen:
één, hoe het bord moet liggen; twee, hoe hij de stukken op 't