Gids voor den eenvoudigen bijbellezer

[p. 247]

Hoofdst. IV. - Overeenstemming der evangeliën.

Het volgend overzigt zal ongetwijfeld den lezer van groot nut zijn. Op deze wijze kunnen de geschiedenissen met al de zamenloopende omstandigheden, zoo als die door de onderscheidene evangelisten zijn opgeteekend, met een oogopslag overzien worden.

		Matthéus.	Markus.	Lukas.	Johannes.
1	Lukas' voorrede			1:1-4.
2	Godheid van Jezus Christus				1:1-14.
3	Geboorte van Johannes den Dooper en aankondiging van die van Christus			1:5-80.
4	Jozef op het punt om van Maria te scheiden	1:18, 19.
5	Geboorte van Jezus			2:1-20.
6	Geslachtlijsten van Jezus	1:1-17.		3:23-38.
7	De besnijdenis van Jezus en zijne voorstelling in den tempel			2:21-40.
8	De Wijzen uit het Oosten komen Jezus zoeken	2.
9	De twaalfjarige Jezus in den tempel			- 41-50.
10	Prediking van Johannes den Dooper	3:1-12.	1:1-8.	3:1-18.	1:6-8.
11	Jezus gedoopt	- 13-17.	- 9-11.	- 21, 22.
12	Jezus verzocht in de woestijn	4:1-11.	- 12-13.	4:1-13.
13	Johannes' getuigenis aangaande Jezus, en diens eerste discipelen				1:15-36.
14	Jezus' eerste wonder te Kana in Galiléa				2.
15	Jezus' gesprek met Nikodémus				3.
16	Johannes in de gevangenis	14:3-5.	6:17-20.	3:19, 20.
17	Gesprek met de Samaritaansche vrouw en bekeering van vele Samaritanen				4.

[p. 248]

		Matthéus.	Markus.	Lukas.	Johannes.
18	Jezus predikt in Galiléa	4:17.	1:14, 15.	4:14, 15.
19	Jezus predikt te Názareth			- 16-30.
20	Christus te Kapèrnaüm	{ - 13-16.	- 21-45.	{ - 31-44.
20	Christus te Kapèrnaüm	{ 8:5-17.	- 21-45.	{ 5:12-16.
21	Geneest een lamme	9:2-8.	2:1-12.	- 17-26.
22	De roeping van Petrus, enz.	4:18-22.	1:16-20.	- 1-11.
23	De roeping van Matthéus; Jezus bij hem aan den maaltijd	9:9-17.	2:13-22.	- 27-39.
24	Jezus bewijst dat Hij Gods eigen Zoon is				5.
25	De discipelen plukken korenaren	12:1-8.	- 23-28.	6:1-5.
26	Jezus geneest vele kranken	- 9-16.	3:1-12.	- 6-11.
27	Jezus kiest zijne apostelen	10.	- 13-19.	- 12-19.
28	De bergpredikatie	5. 6. 7.		- 20-49. 8:16-18.
29	Genezing van den knecht des hoofdmans	8:5-13.		7:1-10.
30	Opwekking van den zoon der weduwe te Naïn			- 11-17.
31	Johannes' gezantschap naar Christus	11:2-19.		- 18-35.
32	Chórazin en Bethsaïda bestraft	- 20-24.		10:13-16.
33	Eene vrouw zalft den Heer ten huize van Simon den Farizeër			7:36-50.
34	Over de lastering van den Heiligen Geest	12:22-45.	3:22-30.	10:14-32.
35	Jezus' moeder en broeders zoeken Hem	- 46-50.	- 31-35.	8:19-21.
36	Gelijkenis van den Zaadzaaijer	13:1-23.	4:1-20.	- 4-15.
37	Een Schriftgeleerde wil Jezus volgen	8:18-22.
38	De discipelen in een storm	- 23-27.	- 36-41.	- 22-25.
39	Genezing van een bezetene	- 28-34.	5:1-20.	- 26-39.
40	Opwekking van de dochter van Jaïrus	9:18-26.	- 21-43.	- 40-56.
41	Genezing van twee blinden	- 27-31.
42	Jezus leert te Názareth	13:54-58.	6:1-6.
43	Jezus komt weder in Galiléa	9:35.

[p. 249]

		Matthéus.	Markus.	Lukas.	Johannes.
44	Uitzending der apostelen	10-11:1.	6:7-13.	9:1-6.
45	Johannes de Dooper onthoofd	14:6-12.	- 21-29.
46	Herodes' gevoelen over Jezus	- 1, 2.	- 14-16.	- 7-9.
47	Wonderdadige spijziging der vijfduizend	- 13-21.	- 30-44.	- 10-17.	6:1-14.
48	Christus wandelt op de zee	- 22-33.	- 45-52.		- 15-21.
49	Christus het brood des levens				- 22-66.
50	Der Joden goddelooze overleveringen	15:1-20.	7:1-23.
51	De dochter der Kananesche vrouw genezen	- 21-28.	- 24-30.
52	Een doofstomme genezen	- 29-31.	- 31-37.
53	Wonderdadige spijziging der vierduizend	- 32-39.	8:1-9.
54	De zuurdesem der Farizeërs	16:1-12.	- 14-21
55	Een blinde genezen		- 22-26.
56	Petrus' belijdenis van Christus	- 13-28.	- 27-38.	- 18-27.	- 67-71.
57	Christus' verheerlijking op den berg	17:1-13.	9:1-13.	- 28-36.
58	Genezing van een maanziek kind	- 14-21.	- 14-29.	- 37-45.
59	Jezus beveelt de nederigheid en vergevensgezindheid aan	18.	- 33-37.	- 46 48.
60	Het Loofhuttenfeest				7.
61	Christus gaat naar Jerûzalem			- 49-56.	- 10.
62	De zeventig uitgezonden			10:1-24
63	De vrouw in overspel gegrepen				8.
64	Genezing van den blindgeborene				9.
65	Christus de goede Herder				10:1-21.
66	Hij leert zijne apostelen bidden; de kracht des gebeds			11:1-13.
67	Tegen huichelarij, begeerlijkheid, enz.			12.
68	Over de noodzakelijkheid der bekeering			13:1-21.
69	Het feest der Tempelwijding			- 22.	- 22.
70	De enge poort			- 23-30.
71	Een waterzuchtige genezen; het bruiloftsfeest			14.

[p. 250]

		Matthéus.	Markus.	Lukas.	Johannes.
72	Het verloren schaap; de verloren penning; en de verloren zoon			15.
73	De onregtvaardige rentmeester; en de rijke man en Lazarus			16.
74	Onderscheidene vermaningen; genezing der tien melaatschen, enz.			17.
75	De onregtvaardige regter; de Farizeër en de tollenaar			18:1-14.
76	Over den scheidbrief	19:1-12.	10:1-12.
77	Jezus zegent de kinderen	- 13-13.	- 13-16.	- 15-17.
78	De rijke jongeling	- 16-30.	- 17-31.	- 18-30.
79	De arbeiders in den wijngaard	20:1-16.
80	Lazarus is krank				11:1-16.
81	Christus voorspelt zijn lijden	- 17-19.	- 32-34.	- 31-34.
82	Het verzoek van de zonen van Zebedéüs	- 20-28.	- 35-45.
83	Genezing van den blinde; Zachéüs bekeerd; gelijkenis van den heer en zijne dienstknechten	- 29-34.	- 46-52.	{ - 35-43.
83	Genezing van den blinde; Zachéüs bekeerd; gelijkenis van den heer en zijne dienstknechten	- 29-34.	- 46-52.	{ 19:1-27.
84	Opwekking van Lazarus				- 17-46.
85	Maria zalft Christus	26:6-13.	14:3-9.		12:1-11.
86	Christus' intrede in Jerûzalem	21:1-16.	11:1-11.	- 28-44.	- 12-19.
87	Eenige Grieken wenschen Jezus te spreken				- 20-50.
88	De onvruchtbare vijgeboom vervloekt	- 17-22.	- 12-26.
89	Christus' gezag in twijfel getrokken	- 23-27.	- 27-33.	20:1-8.
90	Gelijkenis van de twee zonen	- 28-32.
91	Van den verhuurden wijngaard	- 33-46.	12:1-12.	- 9-19.
92	Van het bruiloftskleed	22:1-14.
93	Van het betalen van schatting; Schriftgeleerden en Farizeërs	- 15-46.	- 13-37.	- 19-44.
94	De Farizeërs en Schriftgeleerden beschuldigd en bedreigd	23.	- 38-40.	- 45-47.
95	De weduwe en de twee penningen		- 41-44.	21:1-4.
96	Voorzegging van de verwoesting van Jerûzalem	24.	13.	- 5-38.

[p. 251]

		Matthéus.	Markus.	Lukas.	Johannes.
97	Gelijkenis van de maagden en van de talenten; het laatste oordeel	25.
98	Judas gaat naar de priesters om Jezus te verraden	26:14-16.	14:10, 11.	22:1-6.
99	Toebereidselen tot den Paaschmaaltijd	- 17-19.	- 12-16.	- 7-13.
100	Christus wascht de voeten zijner apostelen				13.
101	Instelling van het Heilige Avondmaal	- 20-30	- 17-26.	- 14-20.
102	Troostrijke gesprekken van Jezus				14.15.16.
103	Christus' hoogepriesterlijk gebed				17.
104	Jezus waarschuwt zijne discipelen	- 31-35.	- 27-31.	- 22-29.
105	Jezus in den hof van Gethsémané	- 36-46.	- 32-42.	- 40-46.	18:1, 2.
106	Gevangenneming van Jezus	- 47-56.	- 43-52.	- 47-53.	- 3-11.
107	Christus voor het verhoor	- 56-68.	- 53-65.	- 54-65.	- 12-24.
108	Petrus' verloochening	- 69-75.	- 66-72.	{ - 55-62.	- 17-27.
108	Petrus' verloochening	- 69-75.	- 66-72.	{ - 66-71.	- 17-27.
109	Christus voor het Sanhedrin, Pilátus en Heródes	27:1-14.	15:1-5.	23:1-12.	29-38.
110	Christus door Pilátus overgeleverd	- 15-26.	- 6-15.	- 13-25.	- 39, 40. 19:1-16.
111	Schrikkelijke zelfmoord van Judas	- 3-10.
112	Kruisiging van Christus	- 31-56.	- 20-41.	- 26-49.	- 16-37.
113	Begraving van Christus	- 57-61.	- 42-47.	- 50-56.	- 38-42.
114	Opstanding van Christus	28:1-8.	16:1-8.	24:1-12.	20:1-10.
115	Christus' verschijning aan zijne discipelen	- 9, 10.	- 9-14.	- 13-49.	- 11-20.
116	Zijne verschijning aan de zee van Tibérias, en zijn gesprek met Petrus				21.
117	Christus geeft bevelen aan zijne discipelen, en vaart ten hemel	- 16-20.	- 15-20.	- 49-53.