Aenroeping en voorstel. |
Aenwekkering tot de leerzugtige jeugd. |
De moedertael boven alle andere te beoeffenen. |
Schoonheyd, krayt en vermogen der dichtkunst. |
Vereyschte hoedaenigheden voor den dichter. |
De dichtkunst nooyt te misbruyken. |
Inzigt en betragting der dichters. |
In alles de natuer te volgen. |
Voorwerpen door woordenklank af te beelden. |
Door natuer en kunst word men dichter. |
Niet roekeloos zich tot dichten te stellen. |
De dichtkunst verwerpt de middelmaet. |
Schets van eenen slegten dichter. |
De schoooe kunsten zyn zusters, de dichtkunst praelt voor aen. |
De waerheyd der natuer is hun doelwit. |
Als ook dat van andere kunsten. |
Uytweyding op het verbeteren der geneeskunst. |
Opvoeding van den gunsteling der zanggodinnen. |