Geestelyke gesangen, opgemaekt door eenige godvruchtige sangers en sangeressen, en nu uyt verscheyde by een vergaderd
(ca. 1714)–Adriaan van Loo– AuteursrechtvrijStemme: Schoonste Numphje van het Woud.1. Ag; hoe zit ik hier alleen,
Af-gesneen,
En van Vromen, en van vrinden,
'k Zit by na als in een kluis,
In mijn huis,
Zonder enig Mensch te vinden.
2. Treurd niet datje zijt alleen,
Neen, ô; neen,
Misje Vromen, Misje vrinden,
Misje in het Schepsel wat,
Ei; keerd dat
In den Schepper weer te vinden.
3. God die scheid u van den Mens
Tegen u wensch;
Maar het is op dat na desen
Als g'het Schepsel niet en ziet
Nog geniet,
Tragten zouwd by God te wesen.
4. Nimmer is den Mensche meer
By den Heer,
Als wanneer hy word gevonden
In een stille eenzaamheid;
Daar in leid
Zeer veel zoetheid opgewonden.
5. Als ik dit eens overleg;
Weg, weg, weg
Met het Schepsel klein van waarde,
Als ik na by God mag zijn;
| |
[pagina 106]
| |
Dat is mijn
Hier een Hemel op der Aarde.
6. Neen, ik ben niet meer zo bot
Dwaas en zot,
'k Treur niet ik ben van aars beraden,
Schoon ik 't aerds geselschap mis
Neen gewis
Die God weer krijgt lijd geen schade.
7. 'k Weet dat God, mijn eenig al
Hem weer zal
Stellen in der menschen stede,
Door hem zelve 't weer vergoen,
Aan my doen,
Dat de menschen eertijds deden.
8. 'k Zal mijn herte dan wel eer,
Al te zeer,
Na 't geselschap plagt te haken,
Geven een verbet're stee,
'k Zal daar mee
By God tragten te geraken.
9. Beter is het nimmermeer,
Met den Heer,
Dan met menschen te verkeeren;
Wie God heeft tot sijn gezel,
Kan dan wel,
't Aerds geselschap hier ontberen.
10. Waar ik zit, of waar ik ga,
Waar ik sta,
'k Stel den Heere my te voren;
Als my ook geen oog en ziet,
Niemand niet,
'k Denk gy kont my sien en horen.
11. Nimmer ben ik zoo alleen,
Of 'k vind' een
Die mijn ziele kan vermaken;
Als mijn God en ik alleen!
Anders geen
Hand'len mogen onse zaken.
12. Zalig is de mens voorwaar
Voor en naar,
Die in sijn eenzame stonden,
Als hy vromen, vrinden goed,
Misschen moet,
Dan na by God word gevonden.
Uit.
Alzoo ik gezien hebb' de Liefde van de Zangers en Zangereszen, ben ik door Pligt-Ampt, genoodzaakt geweest, dese navolgende voor een Tweede Deel, hier agter by te laten volgen.
Uwer Ed. Dienst-verpligten Adr. Van Loo. |
|