Geestelyke gesangen, opgemaekt door eenige godvruchtige sangers en sangeressen, en nu uyt verscheyde by een vergaderd
(ca. 1714)–Adriaan van Loo– Auteursrechtvrij
[pagina 636]
| |
Stemme: Als 't begint.1. Dan als Gods Geest mijn Ziel bewerkt,
Die duiz'lig leid daar henen,
En met sijn kragt haar swakheid sterkt,
Ia regt we 'er op de beenen;
Dan agt ik kwelling, leet, verdriet,
Of een'ge wanspoed min als niet.
2. Al schiet den Zatan tegens my,
Sijn doodelijke flitsen:
En komt de Helsche raserny,
En 's Werelds op my aanhitsen:
Hoe fel en vinnig datse woen,
Ik lachg' met al hun razend doen
3. De Naam mijns Gods is my een Borgt,
Sijn vlug'len my bedekken,
Waar heen ik tijdig, onbezorgt,
In tijd van nood vertrekke,
Daar blijv' ik wis en veylig staan,
Tot dat de stormen overgaan.
4. 't Geloof, het wapen van mijn Ziel,
Dat neem ik dan ter handen;
Schoon al de Wereld op my viel,
Ik maak haar magt te schanden;
Ik vell' en breng het al ten val,
Want door 't Geloof vermag ik 't al.
5. Gebeurd het dat der Slangen zaad,
My prikkeld in de hielen;
Dat uit'erlijke leed en kwaad,
Doet voordeel aan mijn Ziele
Ia 't argste dat my yemand doet,
Bevorderd my het grootste goed.
6. Indien men my mijn goed ontneemd,
| |
[pagina 64]
| |
Mijn Huysen en mijn Erven,
En (met een woord) van all's vervreemd;
Ia doetm' als Balling zwerven.
Ik kreun' des niet, ik weet wel dat
My God bewaard een eeuw'ge schat/
7. Ontroofd men my mijn Naam en Eer,
En word mijn faam bezwadderd
Door lastering, 't kweld my niet zeer,
Hoe vuil men my bekladderd;
Neen, want mijn roem, mijn lof en eer,
En zoek ik niet als by den Heer.
8. Of zoo 't geweld nog hooger klimd,
En doel-oog na mijn leven,
Zoo dat het schuimbekt, bruld en grimd,
En bars komt tegenstreven:
Wat's dat? wanneer sy 't Lighaam knot
Dan voerd het mijne Ziel by God.
9. Sy neemd van my het Tijd'lijk af,
Om 't Eeuwig my te geven;
Haar strengheyd vald my zwaar nog straf:
'k Wil daar niet tegenstreven;
Sy rukt mijn Ziel uit al haar nood,
En doet my leven door de dood.
10. O! God in my kragt verwekt
Van uwe Geestes werking,
Mijn Ziel tot dees' aanmerking trekt,
In mijn Geloofs versterking,
Op dat ik wat my hier ontmoet,
Noit flaauw: maar houwde lust en moed.
A. Godart. |
|