Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put
(1957)–Mechteldis van Lom, Barbara de Put– Auteursrechtelijk beschermdGa naar margenoot+16. Dit liedeken kanmen singhen op de vose:O Maria fonteijne vol deughden.O siele, waerom wildij trurren
om teghenspoet, pijn en doleuren,
daer ghij veel beter t'allertijt
u in behoorden te verblijden?
5[regelnummer]
Want t'waer verblijen is int lijen
en in Godts wil met soet iolijt.
In Godts wille soo suldij vinde
vree, vreucht en ruste sonder eijnde,
is dat ghij hem geheel bemint!Ga naar voetnoot64.
10[regelnummer]
Bemint dan heel, dat u kan geven
de saligheijt hier in dit leven
en naermaels eewigh sonder eijndt.
O consomert, verbrant geheelle
uwen wil en crachten der siele
15[regelnummer]
in Godts wille soo oversoet!
Dan suldij smaecken sijne crachten
en roepen bij daghen en naghten:
Godts wil is al mijn hooghste goet!
Ga naar margenoot+Hij is al mijnen schat en erve;
20[regelnummer]
al moet natur haer lusten derve,
al moet ick sterve duijsent doot;
| |
[pagina 183]
| |
Hem wil ick in mijn herte draghen;
al komt natur duijsentmael klaghen,
hij sterckt den gheest, hert en gemoet.
25[regelnummer]
Hij is alleen mijns herten luste;
al lijdt nature veel onruste,
hij is mijn siel soo oversoet!
Al doet hij t'ligham pijne lijden,
in hem soo vint den gheest verblijden,
30[regelnummer]
hij is al mijn vermaeck en goet.
Hij maeckt gerust mijn siel en herte,
al gheeft hij mij veel pijn en smerte.
Godts wil alleen blift mijnen troost!
In alle sieckte, wee en pijne
35[regelnummer]
blift hij alleen mijn medecinne,
al en wierde ick noot verloest.
Ga naar margenoot+Ick sal int lijden iubileren
en in Godts wille triompheren;
laet komen dan duijvel en hel,
40[regelnummer]
pers, lijden, droefheijt en benauwen,
Godts wille sal mij staende houwen,
verwinnen mijn vijanden fel.
Alle tempeesten worden stille,Ga naar voetnoot65.
daer men oprecht bemint Godts wille
45[regelnummer]
en den sijnen geheel veracht.
Daer kright de siel kracht om te leven
naer Godts wil, boven al verheven,
en over haer vijanden maght.
Weest wilcom dan, heijleghe pijne!
50[regelnummer]
Geloeft moet uwen maecker sijne!
Weest wilcom, alle teghenspoet!
| |
[pagina 184]
| |
Gedanckt moet sijn tot allen stonden,
die u tot mij hier heeft gesonden;
geeert moet sijn Godts wille goet!
55[regelnummer]
Steelt dan, mijn siel, al u verblijden
in Godts wil en vlijt noijt et lijden
dat u van alsoo goeden Heer
gesonden wordt ut pure minne.
Wilt dan nu wislijck gaen beginne,
60[regelnummer]
Godts wil t'omhelsen meer en meer.
fin.
|
|