Uytspanningen, behelsende eenige stichtelyke liederen, en andere gedichten
(1727)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtvrij
[pagina 448]
| |
Stem: Als 't begint.I.
GEbeden snelle posten,
Die door de Wolken dringt 't beweeglijk geween!
Oh dat gy derwaards heen!
Mijn sagte sugten bragt een moed, gemoed, ontlosten.
II.
Gewaande losse reden,
Wat smeed gy dwepery in 't haast verleyde breyn,
Uw stricken zijn te kleyn,
Te stutten 't vierig hart, te schorten die Gebeden.
III.
Daar 's Gode niets verborgen,
En alles stapt al vast: nog klaag ick hem mijn nood,
Om dat hy 't soo gebood,
Ick sorg niet voor de rest, maar los alsoo mijn sorgen.
|
|