Uytspanningen, behelsende eenige stichtelyke liederen, en andere gedichten(1727)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 367] [p. 367] Geloov. GErardus ging op verre reyse, en seyd Ick wil de Brieven aan mijn sorg bevoolen Met sorg te recht bestellen; want verbeyd' Dat dan de Mijnen minder sullen doolen. Gerard! gy doolt, want, wacht gy Danckbaarheyd Van die gy nu haar brieven draagt! die lieden En sult gy (veel licht) nimmermeer 't beleyd Van uwer brieven overdragt gebieden. En al gebood gy 't, veel-ligt sullen sy Niet weten, of so lange niet gedencken, Dat hen van u dien dienst bewesen zy, Om weder-dienst voor uwen dienst te schencken. En schoon het wierd gedacht, meent gy die Deugt Van Danckbaarheid in yder so te vinden, Dat g' u daar op sorgloos verlaten meugt? Gy doolt Gerard, en bouwt op ydle winden. 'k En dool seyd Gerard, want als ick mijn sorg En moeyt bestede, in 't dragen veler brieven, In trouw, werd EEN (ick weet) voor allen borg, Die na sijn Wil my kan, en sal gerieven. Dees doet het Al door sijn Voorsienige hand. Ick sie op swacken mensch, nog ydel leven, En off de gansche Werld mijn dienst in 't sand Schreev', Dees sal sijn geheugnis niet begeven. By Hem licht van mijn goet-doen 't wisse loon. Dat hangt aan geen danckbare of ondanckbaren. Die my de Trouwe-Liefde heeft gebôôn: Sou die sijn Lieve-trouw my niet bewaren? Daar op slaap ik gerust; 't is waar mijn oog En siet hem niet maar kan hem wis betrouwen: Hy is ons tijdelick gesicht te hoog; Dat is den onsichtbaren aan te schouwen. Dat hulpelijck gesicht en ruylde ik niet [pagina 368] [p. 368] Voor alle diere tegenwoordigheden; En sal mijn steunsel sijn, als gy my siet Mijn Dienst (so 't schijnt) onvruchtbaarlijck besteden. Op dit Geloov wy laten land en magen, Op dit Geloov wy alles duldig dragen. Eynde van het derde Deel. Vorige Volgende