Uytspanningen, behelsende eenige stichtelyke liederen, en andere gedichten
(1727)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtvrij
[pagina 245]
| |
Toon: Charmes secrets, &c.I.
ONeyndig Ligt! die 't Hemelsch heyr gestaackt
Hebt in sijn vaste dreven:
En na dien trant u Woord hebt vast gemaakt,
In 't nieuw Iaar schept my een nieuwe lust
Die noyt en werd geblust,
Na 't Goddelijke Ligt met Hemelsch vier geschreven,
Verheven roem van 's Ziels volmaackte rust.
II.
't Gesternt gewelf gevoegelijck gepaart,
Hebt g'aan den mensch gegeven;
Maar voor uw volck een beter Ligt gespaart.
In 't nieuwe Jaar schept my &c.
| |
[pagina 246]
| |
III.
Waar toe sou 't ligt van Son, en Maan, en Ster
Ons dagelijks doen leven?
Moet, leyder! dit Ligt altijd staan van verr'?
In 't nieuwe jaar schept my een nieuwe lust:
Die noyt en werd geblust,
Na 't Goddelijke Ligt met Hemelsch vier geschreven,
Verheven roem van 's Ziels volmaackte rust.
IV.
Daar vangt dien helt sijn ordening we'er aan,
Van u hem voorgeschreven:
En waarom soud u gunste stille staan?
In 't nieuwe jaar schept &c.
V.
Verligt sijn glans des werelds duystren hoek?
Wat is uw Ligt ons even
Als d'onlust van een toegesloten boeck?
In 't nieuwe Iaar &c.
VI.
Laat liever 't oog nog peerl nog Diamant,
Nog watter is verheven,
Oyt sien, dan blind sijn voor dit dierbaar pand.
In 't nieuwe Iaar schept my &c.
VII.
Waar is mijn hert in schepselen verstrickt,
't Verbijsterd hert gebleven?
Helaas! door dorre schepselen verstickt!
In 't nieuwe Iaar &c.
VIII.
Maar als de Son geen kruyt te voorschijn brengt
Als naar een verschen regen,
Die d'aarde sap en ons de vrugten schenckt,
Soo doet in 't nieuwe Iaar een nieuwen Geest,
Die met my lesend leest,
Op't hert dat dorr en droog is, dalen als een segen:
Dan spruyt mijn heyl, maar, Heer, uws naams Eer meest.
|
|