Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 567]
| |
117
| |
[pagina 568]
| |
Geloov. Epigrammatisch gedicht, waarin L. aan de orde stelt dat men bedrogen uitkomt, wanneer men ten opzichte van mensen te goed van vertrouwen is, maar dat dit ten opzichte van God niet geldt. Het is een kenmerk van het geloof dat men zich ook met betrekking tot de dingen van het aardse leven volledig aan God overgeeft. In het eerste deel van het gedicht (r. 1-4) stelt een zekere Gerardus, dat hij verwacht dat de aan hem gerichte brieven altijd zullen aankomen, omdat hij zelf in het bezorgen van brieven ook zorgvuldig is. Het tweede deel (r. 5-16) is een weerlegging van dat standpunt. De personen met wie gecorrespondeerd wordt, behoeven niet dezelfde te zijn. Als dit al zo is, herinneren zij zich dan nog de goede dienst van Gerardus en tonen zij hem dan ook daadwerkelijk dankbaarheid? In het derde deel (r. 17-36) geeft Gerardus hierop antwoord. De gelovige is niet afhankelijk van de dankbaarheid of ondankbaarheid van mensen, omdat God getrouw is voor de Zijnen. Het gedicht besluit met een samenvatting in algemene bewoordingen: Wie gelooft, vertrouwt alles onvoorwaardelijk aan God toe (r. 37-38). In deze tekst vergelijkt L. dus de begrippen geloof (fides) en goed vertrouwen of toeverlaat (fiducia). De conclusie van de dichter is dat er binnen het geloof ook sprake is van het zich toevertrouwen, waardoor het lot van de gelovige zeker is. Gerardus slaapt dan ook gerust (r. 29). Het bijzondere aan de vormgeving van het gedicht is, dat het veel weg heeft van een epigram. Zo wordt er aan het begin iemand sprekende ingevoerd die een bepaalde mening verkondigt. De weerlegging van het standpunt komt ook in veel puntdichten voor. Vervolgens kan men wijzen op het spel met de betekenissen van woorden, in dit geval ‘geloven’, ‘vertrouwen’. Tenslotte vertoont het gedicht nog een belangrijk kenmerk van het epigram, namelijk een sententie aan het slot. Misschien is het gedicht aanvankelijk als epigram bedoeld, maar is het door de uitgebreide argumentatie daarvoor te lang geworden. |
|