Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
5
| |
II.O Heerlijck/ Heylig Wesen!Ga naar margenoot9-16Ga naar margenoot9
10[regelnummer]
Alleen Al-weerdig Heer/Ga naar margenoot9-16
En aller menschen vrese/Ga naar margenoot9-16
En aller scheps'len eer!Ga naar margenoot9-16
Ons hert/ ons tong/ ons pae'nGa naar margenoot9-16Ga naar margenoot13
Wilt leeren/ leyden/ mennen/Ga naar margenoot9-16Ga naar margenoot14
15[regelnummer]
Dat wy uw Hoogheyd kennen/Ga naar margenoot9-16Ga naar margenoot15
En and'ren doen verstaan.Ga naar margenoot9-16
| |
III.O Magtig/ Eeuwig Coning!Ga naar margenoot17-24
Die nu goed-dadiglijckGa naar margenoot17-24Ga naar margenoot18
Den mensch maackt tot uw wooningGa naar margenoot17-24Ga naar margenoot19
20[regelnummer]
In 't nieuw genaden-rijck:Ga naar margenoot17-24
Dat/ Coning/ ons uw Leer/Ga naar margenoot17-24Ga naar margenoot21-22
Dat ons uw Geest geleyde;Ga naar margenoot17-24Ga naar margenoot21-22
| |
[pagina 58]
| |
[pagina 59]
| |
IV.25[regelnummer]
On-wraackelijcke Wijsheyt!Ga naar margenoot25-32Ga naar margenoot25
Vol goedicheden/ dieGa naar margenoot25-32Ga naar margenoot26
Ons dwase wille wijs leyt:Ga naar margenoot25-32Ga naar margenoot27
Uw will' alleen geschie.Ga naar margenoot25-32Ga naar margenoot28
Uw will' in tegenspoetGa naar margenoot25-32Ga naar margenoot29-30
30[regelnummer]
Leert ons geduldig dragen/Ga naar margenoot25-32Ga naar margenoot29-30
En prijsen uw behagen/Ga naar margenoot25-32
Wat Aard' of Hemel doet.Ga naar margenoot25-32Ga naar margenoot32
| |
V.O Vader/ en BehoederGa naar margenoot33-40
Van wat op aarde leeft!Ga naar margenoot33-40
35[regelnummer]
Ghy geeft het vee sijn voeder/Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot35
Ons spijs en cleding geeft:Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot36
Huys/ Vrienden/ rust/ en Vreed/Ga naar margenoot33-40
Gesontheyd/ spoed'ge wegen/Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot38
En over al uw segen/Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot39
40[regelnummer]
En vergenoeging meed.Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot40
| |
VI.Barmhertig en lanckmoedigGa naar margenoot41-48
O Vader/ is u naam;Ga naar margenoot41-48
Om Christi lijden bloedigGa naar margenoot41-48Ga naar margenoot43
Neem al ons schulden t' saam/Ga naar margenoot41-48
45[regelnummer]
Vergeefts' ons goediglijck/Ga naar margenoot41-48Ga naar margenoot45
Die na u Wil vergevenGa naar margenoot41-48Ga naar margenoot46
Wat menschen ons misdreven/Ga naar margenoot41-48
Al was 't boosdadiglijck.Ga naar margenoot41-48Ga naar margenoot48
| |
VII.Als Vader/ Hoeder/ Borge/Ga naar margenoot49-56
50[regelnummer]
Die sonder sluymer waackt/Ga naar margenoot49-56Ga naar margenoot50
In swackheyd voor ons sorgenGa naar margenoot49-56Ga naar margenoot51
Wilt/ als den Vyand naackt.Ga naar margenoot49-56Ga naar margenoot52
Leert ons sijn pogen sien/Ga naar margenoot49-56
Tot wat onheylichedenGa naar margenoot49-56
55[regelnummer]
Hy nodigt siel en leden/Ga naar margenoot49-56Ga naar margenoot55
En al sijn stricken vlien.Ga naar margenoot49-56Ga naar margenoot56
| |
[pagina 60]
| |
VIII.Want/ Vader/ gy waaragtigGa naar margenoot57-64
Ons Coning sijt en Heer/Ga naar margenoot57-64
Die aller dingen magtigGa naar margenoot57-64Ga naar margenoot59
60[regelnummer]
Ons hulp rigt tot uw eer.Ga naar margenoot57-64Ga naar margenoot60
Als gy dan Goedig sijt/Ga naar margenoot57-64Ga naar margenoot61-62
En is u eer u oogmerck?Ga naar margenoot57-64Ga naar margenoot63
Heer so geloven wy 't.Ga naar margenoot57-64Ga naar margenoot64
't Gebed des Heeren (naar Mattheüs). Een van L.'s twee dichterlijke uitbreidingen van het Onze Vader. Trimp (1), 32-33, acht het waarschijnlijk dat L. in zijn poëzie de stof van een preek verwerkte. Naar zijn oordeel wijst ook de dubbele berijming van het Gebed des Heeren in die richting; die stof kwam immers jaarlijks in de catechismuspreek aan de orde. Een argument kan eveneens ontleend worden aan de wijze van bewerken, die duidelijke invloed van de Heidelbergse Catechismus, Zondag 45-52, vertoont. Dat wil niet zeggen, dat L. steeds de lijn van de catechismus volgt. Zo treft in de vierde strofe (‘Uw wil geschiede’) het accent op de lijdelijke gehoorzaamheid, terwijl de HC nadrukkelijk over het doen van Gods wil handelt. Met de berijming van het Onze Vader in Datheens psalmboek heeft L.'s lied weinig gemeen. De strofe, bestaande uit acht driejambische regels met het rijmschema ababcddc, lijkt nu en dan een te krappe ruimte voor de veelheid aan gedachten die L. onder toepassing van de regel ‘een strofe per bede’ kwijt wil. Er zijn veel samentrekkingen en zinnen met een ongebruikelijke woordorde. De tekst is ook te vinden bij Bronsveld, 9-13 en De Vrijer (2), 129-131. Een negatief oordeel over de bewerking bij Proost, 99-100.
Lit.: Proost, 15; Van Es, 351-352; Onstenk (1), 215; Trimp (1), 17-18, 71, 108, 109; Trimp (3), 20, 21, 61, 96, 116, 204; De Vrijer (2), 169 (T, 3 str.); Beversluis, 14 (T, 5 str.), De Vrijer (1), 120 (citeert L. over ambten bij de overheid). |
|