Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen(1676)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den Naackten Jesus, Of Aandagt op Joh. 19:23. Aan D. Samuel Doreslaar op sijne Bedenckingen daar over. 19. Maart 1652. VErmogend Goud, dat om uw glans gepresen Uw Dienaers cluystert, en had my wel eer Gevangen, my sal na dees' tijd veel meer Den naackten Jesus wesen. Na dat ick dien had in mijn oog gecregen, Strax was den Amethijst beswalckt, en 't sonck Al wat te voren preuits en pragtig blonck, Voor 's naackten Jesus segen. 'k Laat hem dien 't lust na groote schatten delven, 'k En wensch geen Scepter nog geen groot gebaar Van Magt, geen pragtig cleed van Iesus; maar Den naackten Iesum selven. Wat moogt gy, Babel, dus uw heyl vermindren, En kiest en kust een douck, een lomp, een staff, Die Iesus aan die schelmen schonck: en gaff Sig selven naackt sijn kindren. Vorige Volgende