Bloemlezing uit de bundel Uyt-spanningen
(1971)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
J. van Lodensteyns swanen-gesangh,
| |
[pagina 154]
| |
O! wonder Goddelijck beleyd!
Geen hitte sig door 't bloet verspreyt /
Geen koorts quelt hart of leden;Ga naar voetnoot13
Geen groote pijn en pijnigt hem /Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Geen schorrigheyt belet sijn stem /
Geen damp verwart de reden /
Gy maar segt / daarGa naar voetnoot17
Legt u neder / tot ick weder
U gebruycken
20[regelnummer]
Wil / dan sult gy weer ontluycken.Ga naar voetnoot20
'T is waar / uw dienaar na uw raadtGa naar voetnoot21
Moet stil sijn / en der boosen saadtGa naar voetnoot22
Sijn waarschouw niet kan hooren;Ga naar voetnoot23
Maar soo een stilt geeft stercker stem
25[regelnummer]
Van uw tot ons / als wy van hem
Oyt hoorden van te vooren /
Dat wy / Nu gyGa naar voetnoot27
Spreeckt / dog hooren / en gy d'ooren
Eens woud wecken;
30[regelnummer]
Wis / gy soud ons hart dan trecken.Ga naar voetnoot30
| |
[pagina 155]
| |
Eerst sincken wy van schaamte weg /
Dat wy in ons een overleg
Van uwe daden maken;Ga naar voetnoot32-33
Des Souvereynen Scheppers wil
35[regelnummer]
Segt maar / werckt nu / en staat nu stil /
En, niemant kan het laken;
Uw eer / niet meer
Van het spreken // Door sal brekenGa naar voetnoot38
Dan van swijgen /
40[regelnummer]
Uw loff sult gy al om krijgen.
Uw stemme roept ten Hemel uyt /Ga naar voetnoot41
Swijgt Lodensteyn; want uw geluyd
Van woord heeft maar gekloncken;
Wat Dood' is uyt sijn dood gestaan?Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Wat wereltling te rug gegaan?Ga naar voetnoot45
Wat slapend' uyt sijn roncken?
Al 't licht / 'T gesicht
Van mijn wesen / al mijn vresen
Is geweken;
50[regelnummer]
Waar toe dan uw nood-loos spreken?
'T is soo gy zegt! O Heyligheyt!
Siet dan eens op uw Christenheyt:
Met recht meed'lijdig' oogen:Ga naar voetnoot53
Dat sig in 's waarheyts schoonen glantsch!
55[regelnummer]
Door eygen lust vervoert vindt / gantsch
Verbijstert en bedrogen.
O son! O bron!
Van de waarheydt / doet uw klaarheydt
Ons beschijnen:
60[regelnummer]
En vry alle licht verdwijnen.
| |
[pagina 156]
| |
Het Arm verbijstert Christendom /
Dient Godt / en weet selfs niet waarom /
Als om haar eygen voordeel:
Het soeckt den Heylant / maar en vindt
65[regelnummer]
Hem niet / om dat het niet bemindt /
Dan vryheydt in het oordeel:Ga naar voetnoot66
Daar 't lam / Meest quam
Om de wonden van de sonden
In sijn wesen /
70[regelnummer]
Door verloog'ning te genesen.Ga naar voetnoot70
't Versaken is haar bitterheydt /
Sy droomen van een Saligheydt
Door Jesum haar verkregen:
Maar uw te lieven // dat gewisGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
In boet en Kruys haar Hemel is /
Des sijn sy niet genegen:Ga naar voetnoot76
Off schoon / uw soon
Heylig Heere In sijn leere
'T sijn volck aanprees /
80[regelnummer]
En volmaackt in voorbeeldt aanwees.
Dat 's menschen heyl is / eygen wil
En lust en sin te houden stil;
En all' beweging effen;Ga naar voetnoot83
Dat eygen heyl in eygen haat /
85[regelnummer]
En in eens anders min bestaat!
| |
[pagina 157]
| |
Kan niemandt nu beseffen.
Daar woelt / daar doeltGa naar voetnoot87
Ider na den drift hem raadt / enGa naar voetnoot88
Even indenGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Gods-dienst / meendt hy sig te vinden.
Daar hy sig selfs verliesen moet
En al sijn heyl / sijn hoogste goet
Moet vinden in 't verliesen:
'T verliesen van sig selfs / in Godt /
95[regelnummer]
Dat is ons deel ons hoogste lot /
Van ons op 't hoogst te kiesen.Ga naar voetnoot96
Dat steyl Is 't heylGa naar voetnoot97
Dat gekomen voor de vroomen
Is beneden /
100[regelnummer]
En Gods kind'ren stelt in vreden.
Soo langen tijd heb ick geleeft /
Geswoegt / geploegt / gedraaft / gevlogen /
Om yet te sijn; en siet nu heeftGa naar voetnoot103
Dat yet en sig / en my bedrogen.
105[regelnummer]
Soo my den Hemel langer tijdt
Gunt / om my tot sijn dienst te gorden /
My dunckt ick wil met grooter vlijt
Dat ick geworden ben / ontworden.
Soud' 't groote maacksel / in mijn siel
110[regelnummer]
Ter eeren van den Maker / opgaan /
'T is billick dat daar gantsch vervielGa naar voetnoot111
All's dat ick self daar hadd' doen opstaan.
|
|