Lachen om list en lust. Studies over de Middelnederlandse komische versvertellingen
(1997)–F.J. Lodder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
6 Zwartgemaakte geestelijken in het handschrift-Van HulthemHet handschrift-Van Hulthem (Brussel, KB, signatuur 15.589-623) is ons niet ongeschonden overgeleverd. Niet alleen ontbreken enkele bladen,Ga naar voetnoot1 ook is in enkele teksten ingegrepen. Het radicaalst is dat gebeurd op folio 64, waar een tekst geheel onleesbaar gemaakt is. De tekst is dermate grondig bewerkt, dat niet meer dan enkele woorden of letters ontcijferd kunnen worden. De regels zijn doorgekrast en de betreffende kolommen zijn bovendien met inkt zwartgemaakt, waardoor het contrast tussen de letters en de achtergrond (sterk) verminderd is; op een aantal plaatsen is de inkt van de letters vervloeid. Door de krassen zijn in veel gevallen de verticale halen (schacht, staart, poot) van de letters nog wel te onderscheiden, maar de horizontale (streep, dwarsstreep, topstreep, vlag, boog of schuinbalk) niet meer. Van kolom a op de recto-zijde is relatief het meest te lezen, van b zijn enkel de hoofdletters en hier en daar een letter te achterhalen, de twee laatste regels op de verso-zijde zijn bijna volledig opgegaan in een grote zware inktvlek. Niet onleesbaar gemaakt is de (overigens foutieve) opgave van het aantal regels: Nota Item .lxv. verse. Hier volgt wat ik in het handschrift heb kunnen lezen, gecontroleerd en aangevuld met wat De Vreese eerder ontcijferd had.Ga naar voetnoot2 Alleen in f. 64rb zou nog hier en daar met moeite een enkele geïsoleerde letter achterhaald kunnen worden.
Ga naar margenoot+Van den papen .lxix.
Nv hoert ghi heren ende ghi cnapen
Dit ghedichte van den papen
Dat een dichtere heeft ghemaect
Op den papen ende wel gheraect
5 Die al bi onsen ghichten leven
Nv hoert wat si ons weder geven
Si gheuen ons aflaet ende perdoen
Nv hoert wat si ons meer doen
Si wayen ons in doghen die wint
10 Al dit en cost hen niet een twint
Wieroec gheven si ons niet selden
Nochtan moeten wijt selue ghelden
Den paes gheuen si [...]
Die hen [...]
15 Half dofferende [...]
Ga naar margenoot+D [...]
Van [...]
| |
[pagina 95]
| |
Die [...] fde
Ende [...]
20 Si hebben [...]
D [...] ep
S [...]
D [...]
Ende [...]
25 E [...]
Cost [...]
S [...] en
D [...] n
D [...]
30 M [...]
D [...] n
G [...]
I [...]
M [...] ghe[.]en
35 X [...]
So [...]
Hem [...]
En niet [...] knaghen
Die [...]
40 Si [...]
Si [...] ene
D [...]
E [...] are
D [...] ware
45 E [...] e
V [...] e
D [...]
D [...] vele
E [...] wijn
50 D [...]
D [...] s [...] ste
W [...]
Si g [...] gherne
D [...] ne
55 Malke [...] he [...]
Dat si [...] gh [...] verlies
In [...] menen
D [..] enen
D [...] gaen [...] en dinghen
60 Daer [...] salse [...] minghen
Dat s [...] alle dinc doen verstaen
Dan si selve ane willen gaen
Ga naar margenoot+[...] leden
| |
[pagina 96]
| |
Dits [...] an hem[.]licheden
Nota Item .lxv. verse
De oogst is wel heel mager, maar toch lijkt het vermoeden gerechtvaardigd dat de tekst geen ‘boerde’ is in de zin van een komische versvertelling. Hoogstwaarschijnlijk heeft Kruyskamp gelijk wanneer hij stelt, zonder daarvoor overigens argumenten te geven, dat de tekst een satire is.Ga naar voetnoot3 De titel heeft de meervoudsvorm. Het enkelvoud (Van den pape) had verhoudingsgewijs meer kans op een komische versvertelling geboden; in dat geval zou de titel een specifiek verhaalpersonage, en wel de hoofdpersoon, genoemd kunnen hebben, vergelijkbaar met Van den monick van Willem van Hildegaersberch. Vanwege het meervoud lijkt de titel eerder betrekking te hebben op geestelijken in het algemeen, als categorie. Nu had de tekst ook het verhaal over een paar geestelijken kunnen geven, maar het lijkt er niet op dat een intrige ontwikkeld wordt. In een komische versvertelling mag men een relatie tussen verhaalpersonages verwachten, terwijl in deze tekst de relatie tussen geestelijken en het publiek een rol lijkt te spelen (de regels 5-12). Bovendien wordt in de regels 7, 9 en 12 de tegenwoordige tijd gebruikt, terwijl komische versvertellingen altijd in de verleden tijd verteld worden. Dat het hier nog om de proloog gaat, waar het presens wel gebruikelijk is, lijkt niet zo waarschijnlijk voor een tekst van 64 regels.Ga naar voetnoot4 Maar om nog een andere reden is het aannemelijk dat de tekst een satire tegen papen is. Een vergelijkbaar lot als Van den papen onderging de satirische tekst Deus wat leven leyden die papen in een ander handschrift (Brussel, KB, signatuur 2559-2562), zij het dat deze niet geheel onleesbaar geworden is: Mone en De Vreese zijn er toch in geslaagd bijna de volledige tekst te achterhalen.Ga naar voetnoot5 Deze tekst heeft enige versregels gemeen met Van den papen, terwijl enkele andere versregels grote overeenkomst vertonen. Aan de eerste twee verzen uit Van den papen doen sterk de versregels 16 en 17 van Deus wat leven leyden die papen denken: Hoert ghi heren ende ghi cnaepen
Ic wille u segghen vanden papen
en de verzen 6 tot en met 10 en 13 uit Van den papen vertonen grote gelijkenis met de versregels 19 tot en met 24 van Deus wat leven leyden die papen: Nu wet wat si u wedergeven
Dat is aflaet ende perdoen
Noch merct wat si u meer doen
In die ogen waeyen si so [...] wint
| |
[pagina 97]
| |
Dan coest hem selven niet en twint
Peys gheven si u dats waer.
Deus wat leven leyden die papen telt 45 verzen. De eerste vijftien verzen hebben het rijmschema aab.aab.aab.aab.aab. Juist bij regel 16, die nagenoeg overeenkomt met regel 1 van Van den papen, wordt overgegaan op gepaard rijm: aa.cc.dd. enzovoort. Mogelijk zijn hier twee teksten samengevoegd, wat in de hand zal zijn gewerkt door de overeenkomst in onderwerp en door het overeenkomstige a-rijm (maar niet het b-rijm), waardoor de tweede tekst ook wat het rijm betreft aan kon sluiten bij de eerste. Ook elders in het handschrift-Van Hulthem is ingegrepen. Op folio 113 is uit Van eenre baghinen een blok met de regels 9 tot en met 20 op de recto-zijde samen met de regels 56 tot en met 64 op de verso-zijde weggesneden.Ga naar voetnoot6 De formulering van Mone wekt de indruk dat het om de tweede en een gedeelte van de derde strofe te doen was: ‘Es waren 64 Verse in 8 Strophen, allein wegen dem schlüpfrigen Inhalt wurde die zweite Strophe und die erste Hälfte der dritten herausgeschnitten, wodurch auch der letzte Vers der siebenten und die ganze achte Strophe, die auf der Rückseite des Blattes standen, verloren giengen.’Ga naar voetnoot7 Maar waarschijnlijk heeft eerder de inhoud van de slotstrofe aanleiding tot de ingreep gegeven. In de regels 9-20 zal de ontmoeting tussen de begijn en de man beschreven zijn en hun besluit om het minnespel (verder) te spelen. Dat zal voor de censor waarschijnlijk geen reden geweest zijn om het mes in de tekst te zetten, want het gedeelte waarin de paring beschreven wordt, kon wel genade vinden. Dat het om de slotstrofe gegaan moet zijn, blijkt ook hieruit dat op de rectozijde willekeurig midden in een strofe is gesneden terwijl van de verzo-zijde de slotstrofe netjes is weggesneden, precies tot boven de titel van de volgende tekst, Een bispel van II clerken. De censor zal eerst op de verso-zijde de horizontale sneden aangebracht hebben, want deze lopen door tot het begin van de kolom ernaast. Daarna heeft hij op de recto-zijde verticaal gesneden, want de snede midden op het blad loopt precies in het verlengde van de rij van rood gestreepte beginletters van kolom b. Ook praktisch gezien lijkt dit de meest voor de hand liggende werkwijze. Mogelijk bevatten de laatste regels een ‘moraal’ in de vorm van een schimpscheut jegens begijnen of geestelijken in het algemeen die zich zedeloos gedragen. Niet alleen het weggesneden gedeelte, maar de gehele ‘boerde’ is overplakt geweest. Ik vermoed dat dit gedaan is door degene die ook het blok uit de tekst gesneden heeft. Dat hij dan niet gelijk de gehele hoek weggesneden heeft, maar een blok met behoud van zij- en bovenrand, kan - zoals Leendertz veronderstelt - gedaan zijn ‘om het blad zijne stevigheid te laten behouden.’Ga naar voetnoot8 Maar waarom heeft hij de laatste strofe niet eveneens ‘gewoon’ overplakt? Achtte hij de inhoud ervan zo stuitend dat overplakken niet voldoende was? Behalve bij het weggesneden gedeelte is het papier dat voor het overplakken gebruikt is, later verwij- | |
[pagina 98]
| |
derd. Van regel 22 tot en met regel 34 zit nog een restant vastgelijmd naast de beginletters van kolom b. Als gevolg van het verwijderen van het papier waarmee de tekst overplakt was, is op een aantal plaatsen waar lijm aangebracht was de bovenlaag van het originele blad meegetrokken (goed zichtbaar is dat onder meer nog in regel 3, 5-6, 7-8 en midden in de regels 23-28 en 39-55). In het handschrift is de afscheiding nog goed zichtbaar: het gedeelte dat niet overplakt geweest is, met het slot van Van enen man die lach gheborghen in ene scrine, is donkerder, omdat het relatief vuiler is.Ga naar voetnoot9 Van Van, Lacarise den katijf, op de folio's 164 recto en verso, is de titel gewijzigd en in de tekst zelf is pape een aantal malen vervangen door vrient of gilde en is bordeel geschreven over cloester.Ga naar voetnoot10 Kruyskamp heeft niet consequent gehandeld aangaande de veranderingen in het handschrift. Gilde en vrient vervangt hij steeds door pape maar de gecastigeerde titel neemt hij ongewijzigd over, evenals bordeel in regel 70. In de oorspronkelijke titel zijn twee woorden vervangen door een ander. De inkt is deels weggekrabd en het restant is doorgekrast: in ieder geval heeft er pape gestaan, ervoor mogelijk den of, het meest waarschijnlijk, ene. Zeer onwaarschijnlijk is .i.: daarvoor zitten de rode inktresten te hoog op de plaatsen waar de punten dan gestaan moeten hebben. De titel van de komische versvertelling zal geluid hebben: Van Lacarise den katijf die enen pape sach bruden sijn wijf. De wijzigingen in Van Lacarise den katijf zijn door één persoon aangebracht in de ‘(laat) 16e of evt. al 17e eeuw’.Ga naar voetnoot11 De ingreep kan mijns inziens beschouwd worden als een blijk van hernieuwd katholiek zelfbewustzijn. Degene die de vervangingen aanbracht, moet - zo niet zelf geestelijke of zeer nauwe relaties met de clerus onderhoudend - op zijn minst beïnvloed zijn door en wellicht zelf een ijveraar geweest zijn voor de katholieke hervormingsbeweging die (mede) een uitvloeisel was van het concilie van Trente (1545-1563). Deze hervorming resulteerde onder meer in een verbeterde moraliteit onder de reguliere en seculiere geestelijkheid als gevolg van disciplinaire maatregelen, in de uitgave van een katholieke catechismus en in catechisatie door dominicanen, jezuïeten en de leden van de ‘Confréries de la doctrine chrétienne’.Ga naar voetnoot12 Van deze geestesgesteldheid getuigt wellicht ook de toevoeging op folio 106 recto bovenaan. In weer een andere hand, volgens Senrrure ‘ten minsten van de XVIe eeuw’, staat daar Espoer | |
[pagina 99]
| |
en Dieu geschreven.Ga naar voetnoot13 Dit kan een devies geweest zijn, maar ook als een uiting van religiositeit neergeschreven zijn.Ga naar voetnoot14 Volgens Leendertz zijn alle veranderingen in de negentiende eeuw aangebracht.Ga naar voetnoot15 Bij Van Lacarise den katijf is dat blijkens het schrift zeker niet het geval. In deze tekst is eind zestiende of begin zeventiende eeuw ingegrepen. De beide andere veranderingen moeten in ieder geval vóór oktober 1829 plaatsgevonden hebben: toen gaf Serrure, die als tussenpersoon gefungeerd moet hebben, het handschrift-Van Hulthem ter inzage aan Mone,Ga naar voetnoot16 die werkte aan een overzicht van de Middelnederlandse literatuur en die bovendien op zoek was naar een handschrift met een Middelnederlandse versie van de Nibelungen. Mone merkte op: ‘In der Mitte ist sie [het handschrift, FL] hie und da verstümmelt, um die Gedichte zu vertilgen, welche gegen die Geistlichen gerichtet waren.’Ga naar voetnoot17 In alle gevallen is ingegrepen wanneer geestelijken in een minder mooi daglicht staan.Ga naar voetnoot18 Het ligt in de lijn der verwachting dat de tekstwijziging, het zwartmaken en de coupure op het conto van één en dezelfde persoon geschreven mogen worden. Waarom zou iemand wel aan Van Lacarise den katijf aanstoot genomen hebben vanwege de rol die een geestelijke erin speelt en niet aan Van eenre baghinen en Van den papen, waarin geestelijken eveneens zwartgemaakt worden? Indien de veranderingen werkelijk van één en dezelfde persoon zijn, zullen ze, gezien het verschil in gehanteerde methoden, op verschillende momenten aangebracht zijn. Las betrokkene telkens een tekst of een paar teksten uit het handschrift en greep hij in elke keer wanneer hij stuitte op iets wat zijn verontwaardiging wekte? De tekst in handschrift 2559-2562 zal vermoedelijk eveneens in de zestiende of zeventiende eeuw zwartgemaakt zijn. Blijkens een aantekening op een blad voorin had de rector Jan Stevens het handschrift in 1573 geschonken aan het klooster Galilea te Gent.Ga naar voetnoot19 De Koninklijke Bibliotheek te Brussel verkreeg het handschrift in 1784, bij de opheffing van de kloosters. Het werd in 1794 meegenomen naar Parijs, maar in 1815 teruggegeven.Ga naar voetnoot20 Het bevat voor het grootste deel uittreksels uit het werk van Jan van Ruusbroec en Jan van Leeuwen. De geestelijken zullen de tekst die hun stand hekelde niet gewaardeerd hebben en letterlijk gedaan hebben wat de tekst figuurlijk deed: zwartmaken. | |
[pagina 100]
| |
Hoewel het te betreuren blijft dat de teksten zo verminkt zijn, levert dit tenminste nog een gebruiksspoor op: eind zestiende dan wel begin zeventiende eeuw is het handschrift-Van Hulthem geen vergeten, ondergestoft boek, maar blijkt het nog gelezen te worden. De kuiser stoorde zich aan de allesbehalve ideale voorstelling van geestelijken en wenste er niet meer mee geconfronteerd te worden; mogelijk meende hij de reputatie van de geestelijkheid ook voor andere, eigentijdse en toekomstige lezers veiliggesteld te hebben.Ga naar voetnoot21 |
|