Kers-nacht ende de naervolgende dagen tot onze lieve vrouwe lichtmis
(1736)–Joannes de Lixbona– AuteursrechtvrijOp de Wyse: Och wat maeckt gy getier den heelen dagh te Bier.
KOmt al te samen naer den stal,
Daer leyt den grooten al,
Daer leyt den grooten al,
In doeckskens teer gewonden,
In de kribb' op wat hoey en stroey,
En beweent onse groote sonden,
Sus, sus, Heer sus, sus, Heer,
Houdt op en krijt niet meer.
Hy daelt uyt zijnen hoogen Throon
En nemt by ons den woon,
En nemt by ons den woon,
In groot ellendigheden:
En een arm oudt vervallen koey,
Soo rusten al zijn teere leden,
Sus, sus, Heer, sus, sus, Heer
Houdt op en krijt niet meer.
Maria kust haer lieve Kindt,
Dat zy in doeckskens windt,
Dat zy in doeckskens windt,
Vol moederlijcke minne,
d'Engels singen in't aerdtsche dal,
Vre de menschen van goeden wille:
Sus, sus, Heer, sus, sus, Heer
Houdt op en krijt niet meer.
Lof moet zijn tot alle tijdt,
Het Kindt gebenedijdt,
Het Kindt gebenedijdt,
Den Coninck nieuw geboren:
Ey verlost ons van d'helsche pijn,
Sonder hem waeren wy verloren,
Sus, sus, Heer, sus, sus, Heer,
Houdt op en krijt niet meer.
|
|