| |
Z.
Zaakwaarnemer.
De burger van den staat wordt, even als het poedelhonden-ras, op verschillende manieren
geschoren, en zal ieder in zijn vak den keizer geven, wat des keizers is (of
liever; heet te zijn), dan krijgt de keizer alles, en de burger niet-met-al. Een
ieder wordt geschoren, en scheert op zijne beurt, en zoo doende kan men veilig
zeggen, dat de sapzuchtige wortels onzes staats gevoed worden door....
scheerwater. De een scheert echter op eene meer, de ander op eene minder bedekte
manier: niemand echter doet dit gedeeltelijk eigenaardiger, gedeeltelijk
hatelijker, dan de zaakwaarnemer. Om nogtans het zaakwaarnemelijke vak wèl te
leeren kennen, is het nuttig en noodzakelijk, hetzelve al aanstonds in twee
klassen te verdeelen. Ik hoop, dat mijne lezers mij met genoegen volgen zullen,
en wij beginnen alzoo met:
| |
| |
| |
I. Den requesten- en huurcedullen-schrijver.
De requesten- en huurcedullen-schrijver, die zich dan doorgaans ook den eeretitel van zaakwaarnemer aanmatigt, is te kennen aan zijne, doorgaans of zeer kleine, of zeer lange gestalte. In allen gevalle zal hem nimmer een dikke buik, of eene onderkin in den weg staan. Zijn huis dezelfde eer schenkende als de straat, kent hij zijn ligchaam geene andere verandering van kleeding toe, dan eene bijvoeging van een paar handschoenen, die meestal zwart geweest, nu eene kleur dragen, welke veel met roet en den bagelslag op eene echte Havanah-cigaar overeen komt, en het sieraad van een' hoed, die, hoezeer kaal en versleten, steeds glimmende, maar stijf is, als de haren van eene gezengde kat, en waarvan de randen der bol rijkelijk met zoo veel inkts bestreken zijn, als er toe benoodigd zoude wezen, om eene Engelsche graanwet-petitie te schrijven.
Zonder handschoenen, of hoed is nog nooit, sedert adam af, een requesten-schrijver gezien geworden. Als een ouderwetsche rentenier, die, al schittert er ook een Italiaansche hemel boven zijn hoofd, nooit uitgaan zal, zonder zijne groote, blaauwe paraplui, met krommen handvat, stijf onder zijnen arm gedrukt, mede te nemen, zult gij hem steeds eene portefeuille in de handen zien hebben, die, zoo al niet requesten, of
| |
| |
huurcedullen, dan toch altijd eenige oude couranten, of papillottenpapier bevatten zal. Met den neus in den wind - want hij hoopt misschien nog eens, bij de verhuizing van dien potentaat, een nieuw contract te zullen sluiten, - stapt hij moedig voorwaarts, steeds indachtig, om, door den half-cirkelvormigen zwaai zijner armen, elken te digt naderenden eenen nieuwsgierigen blik op den inhoud zijner portefeuille te verbieden. Als gewoonlijk bij lieden, wie de fortuin den rug toekeerde, is hij rijkelijk met kinderen bedeeld; want onthoudt dit vooral, een requesten- en huurcedullen-schrijver is steeds getrouwd. De meesten toch hebben hunne roeping tot deze betrekking gevoeld, nadat de ettelijke vroeger in de spaarbank gebragte drieguldens verteerd zijn, en de lieve huisvrouw, die meestal holöogig, snibbig en bovenal morsig is, haren echtgenoot het fraaije schrift zijner minnebrieven onder de oogen duwt; niet, om hem het zóete verledene te herroepen, of hem zijne tegenwoordige koelheid te verwijten; want reeds na den eersten huwelijksdag heeft die goede vrouw deze brieven, als sterf-circulaires hunner liefde beschouwd; maar om hem aan te manen, de toppen zijner vingers in beweging te stellen, ten einde iets beter op te disschen, dan ‘rozengeur en maneschijn.’
Wat de werkzaamheden aangaat, waarvoor geen requesten- en huurcedullen-schrijver ter wereld bang is, deze zijn, behalve die, welke zijn titel reeds aanduiden, niet onbelangrijk, en missen ook het aangename niet van het verscheidene,
| |
| |
wanneer er, namelijk, drokte aan den winkel is, zoo als zij hunne zware ambtspligten noemen, als eene bijtende satyre op den arbeidenden handswerkman, boven welken zij zich verheven achten, als een kraaijende haan boven eenen mesthoop. Het spreekt als een boek, dat, wanneer er in de buurt eene kraamvrouw is, of een sterfgeval plaats heeft, hij de advertentiën daarvoor levert, en zijnen werkkring dikwerf zoo ver uitbreidt, dat hij daarbij tevens de functiën van aanspreker (inter amicos) waarneemt. Is er eene petitie bij de edel achtbare regering te doen; - want verder als burgemeesterlijke petitiën komt hij nooit! - heeft, namelijk, de kat van eene buurvrouw, den hond van eene andere buurvrouw de oogen uitgekrabd; een leerling van de stadsschool den wateremmer van eene boenende dienstmaagd omgeworpen; knapen van eene teekenschool des avonds de stoepen en de straat met kleine papiertjens bestrooid, zoodat zij, daar het des nachts vroor, dat het kraakte, den anderen dag met kokend water ontdooid moesten worden; weigert een buur de helft van de mandeelige gotenplank van eenen anderen buur schoon te maken; wil schoenpoetser, of baardscheerder het achterstallige kwartaal van hun respectief honorarium, door het gezag van de regterlijke raagt, geïnd hebben.... in alle deze, en nog vele andere gevallen, zeg ik, roept men de hulp van den requesten- en huurcedullen-schrijver in; en wel ieder dien van zijne wijk, daar men zeker is, er in elke een te vinden, even zeker als
| |
| |
een bakker en tegenwoordig een ‘wijkbode.’ Somwijlen ook; versmaadt hij niet, den postillon d'amour te zijn voor werkmeiden, die hunne liefjens in een of ander garnizoen hebben steken. Dat alles brengt geld op; echter niet naar vast tarief; want uit pure menschlievendheid versmaadt hij evenmin het dubbeltjen voor het schrijven van eenen minnebrief voor eene meid, als de gulden voor het opmaken van een huurcedel voor een' of anderen Nabob-kruidenier.
De graad zyner beleefdheid echter, is doorgaans de thermometer, naar welken men de vrijgevigheid zijner kalanten berekenen kan. Dien hij toeknikt, geeft een dubbeltjen; voor wien hij eventjens zijn hoed aantikt, geeft een kwartjen; die de eer heeft, bij zijne aannadering den geheelen naakten schedel van het manneke te zien, geeft stellig niet minder dan drie kwartjens; terwijl gij er zeker op aan kunt, dat, knikt hij met het hoofd, neemt hij met de eene hand reeds tien stappen vooruit den hoed af, en hij brengt met de andere eene gracieuse groete, terwijl hij zijn linkerbeen achteruit strijkt, als eene kat, die met notendoppen onder de pooten, op het ijs staat..... dat alles geschiedt voor den man, die hem een gulden geeft!.... Hooger honorarium kent hij niet; hoogere beleefdheid is alzoo, naar zijn gevoelen, overbodig, of zou indringerij moeten heeten!..... Wel hem, die, tevreden met zijnen stand, om het groote niet onwaard te worden, ook het kleine niet versmaadt!
| |
| |
| |
II. De klerk-zaakwaarnemer.
Amsterdam en elke andere groote koopstad geeft u honderd types, in plaats van eene, van deze soort van zaakwaarnemers. In kleine steden, zoo als die, welke ik vroeger bewoonde, vindt men ze niet: eene reden te meer, om den klerkzaakwaarnemer getrouw te schetsen; want dan zal de lezer bekend worden, met een' persoon, welken hg niet dagelijks te zien kan krijgen.
Doorgaans is hij van den burgerstand; omdat zijne ouders daarin zijn, of waren, of omdat hij zich, door een Herkulesachtig vasthouden en opklouteren, er boven opgewerkt heeft. Hij is van natuurlijk verstand, of eenigen geest niet ontbloot, alhoewel zijne zucht, altijd iets geestigs of puntigs te zeggen, die primitive ontwikkeling van zijn verstandsvermogen zoodanig in den weg staat en ontsiert, dat hij zouteloos en walgelijk wordt! Reeds vroeg heeft hij zoodanig de zaken van tien anderen voor zijne rekening weten te nemen, dat het inderdaad een diefstal aan het zaakwaarnemelijke eerelegioen zoude genoemd mogen worden, als hij niet opgeleid wierde, een lid van hetzelve uit te maken. Dom is hij evenmin; want, bij een weinigjen Fransch en Hoogduitsch, kan hij ook cornelius nepos vertalen, en een enkel Grieksch werkwoord opdreunen. Want hij zal, naar den algemeenen regel, een jaar of twee op een gymnasium hebben gegaan, omdat
| |
| |
de door een ieder even geregtigde aanspraak op het hoogste lot in de loterij, zijnen ouders de hoop gaven, hunnen welbeminden, geestigen jongen naar de hoogeschool te kunnen zenden. Daar deze hoop echter niet verwezenlijkt werd, heeft de jongen opgehouden, studenten-embrio te zijn, is evenwel nu te geleerd, om handwerksman te worden; en wordt daarom, op een of ander procureurs- of advokaten-kantoor, als klerk geplaatst. Is hij achttien jaren, dan wordt hij ‘zaakwaarnemer;’ omdat hij zich niet alleen tot deze betrekking geroepen gevoelt, naardien hij met veel geheugen-vermogen, veel op het kantoor zijns patroons afgesnuffeld heeft; of zijn patroon zelf hem daartoe aanspoort, door hem al die zaken waar te laten nemen, waarbij de menschlievende advokaat zeker is, zelf niets meer te kunnen halen; maar ook, omdat het honorarium van zijn kantoor in zijne behoeften niet kan voorzien.
Met het ‘wetboek van koophandel’ tot pons asinorum, en zulk een' patroon tot ruggesteun, gevoelt hij zich, sterk en vast, in den stijgbeugel van het meesterschap in de regten te staan. Open ziet hij ons dan ook onder de oogen, en gebruikt een groen, met witte letters beschilderd blaadjen, waardoor naam en titel der wereld verkondigd worden, tot handschoen van ridderlijke uitdaging. - Hij weet, dat menigeen ééns bij zijne dreigende aannadering sidderen zal..... en daarom ziet hij er zóó vergenoegd uit, als een varken in de Twenthe.
| |
| |
Beschouw hem eens ter dege: zie zijn bleek gelaat, met donkergrijze oogen, zwarte wenkbraauwen en een hoog voorhoofd. Zijne zwarfe, door kunst glanzig gemaakte, kroesharen liggen, door eenen witten naad gescheiden, regts en links op zijn hoofd, even geregeld, als de vischvrouw hare, in tweeën gedeelde hengelmand met versche ijbokkens vullen zal. Ah een door overstrooming afgescheurd eilandjen van het vaste land, zien wij een fragment, of eene voortzetting van dat haar somtijds tusschen neus en bovenlip opkomen; somtijds zeg ik, omdat grillen of modes de stortvloeden zijn, die dat zwakke grondgebiedjen voor het oog van den natuur-onderzoeker verbergen. Ook zijne kleeding wijst aan, dat hij man is: dat wil zeggen, dat hij, door derzelver potsierlijkheid, een elk toonen wil, dat hij de man is, die ze verdient, en alzoo dragen wil, wat hem goeddunkt. De potsierlijke klerkskleeding, in alle landen herkenbaar, praedomineert ook bij hem. Nu eens als een dambord, van top tot teenen, geruit, is hij den avond van diezelfde zomerdagskleeding, als een Kamschatdaal tot over de ooren toegestopt, in een sac-paletot, of iets dergelijks. Nu eens schitterend geknoopt van de verlakte punten zijner bottientjens af, langs den naad zijner broek, tot op de hoogte van de kuit, en van voren van den ondersten knoop zijner gulp, langs het kalkoenroode vest heen, tot op de groote doekspeld toe, die als eene grafzerk op een besneeuwd kerkhof schemert; is hij dan weder zoo nonchalant, zoo los ge- | |
| |
kleed, dat men hem voor een' soldaat, die naar de strafdivisie gaat, aan zon zien, of dat men verleid wordt te vragen, of er ook tegenwoordig wandelende kapstokken uitgevonden zijn?....
Wat zijne werkzaamheden betreft, deze zijn veel belangrijker, omvattender, winstgevender, en honorabeler, dan die van den requesten- en huurcedullen-schrijver. Verdeelt gij dezelven al aanstonds in honoraire en beroepsbetrekkingen, dan zoudt gij toonen, op de hoogte te staan van den man, dien ik u schetsen wil. Het invorderen van eene somme gelds bij eenen bakker of slagter, die, bij zijne aannadering, meent eene sappeurs-inkwartering te moeten vreezen, is een appeltjen, dat hij te dagelijks schilt, om er vervaard voor te wezen. Als de baardschrapper raskoff, te pleiten voor den kantonregter; - want bij den algemeenen vrede, was een vrederegter onnuttig speelgoed, - en de bokserij van eenen dansmeester zoo belangrijk te maken, in aard en gevolgen, als dit eens het geval was met cesars overwinning bij Pharsalia, is voor zijn genie eene niet noemenswaardige kleinigheid! - De rekening van zijnen kleederenmaker door percenten extra's en opcenten te vermageren, en daardoor bijna zoo goedkoop gekleed te gaan, als robinson crusoë, die voor zijne lamavellen niet veel fatsoen betaald zal hebben, is de trofée van zijn zaakwaarnemelijk talent! - Zijnen patroon te bewijzen, die op de uitbetaling van door hem, ten zijnen behoeve, ingevorderde
| |
| |
gelden aandringt, dat hij daartoe het regt niet heeft, naardien hij steeds diens zaken, altijd en bij elke gelegenheid, gebruikt en waarneemt, alsof zij de zijne waren, overtuigt een iegelijk, dat hij eenige wijsgeerige commentariën op het ‘mijn en dijn’ gemaakt heeft. Als hij.... doch waartoe meer?.... Gij erkent de belangrijkheid van zijn beroep, en zult mij nu ook zeker, met meer eerbieds voor zijnen persoon, bij de schets van zijne honoraire betrekkingen volgen.
Een ‘klerk-zaakwaarnemer’ behoort wel eens onder de stafmuzijkanten der schutterij! Het is ook niet vreemd, wanneer hij den post van secretaris van een of ander leesgezelschap bekleedt. Vol grappen en levendigheid, wordt hij in alle gezelschappen gezocht: want, dat, om een gezelschap regt te vermaken, er altijd één hansworst of dupe moet zijn, is eene gewoonte, zoo oud, als de weg naar Rome. Geen orkest bij een vauxhall-concert, of ooijevaars-comedie, of plantage-danspartij, of de klerk-zaakwaarnemer is er een werkend lid van; zelfs staat hij dikwerf in eenige onderhandsche betrekking met eene of andere actrice, uit liefhebberij (want er zijn vele liefhebberij-tooneelen), en zit daarom dan ook somwijlen, en ten harer believe, in het liefhebberij-souffleurshokjen.
Hij is de onuitputtelijke Arabische-nachtverteller; de chef van een vrienden-danspartijtjen; of, zoo dat niet, dan toch de man, die den kommiezen, sub rosa, waarschuwt, dat de onder- | |
| |
nemer als liefhebber geen patent heeft. Bij eene hardzeilpartij staat hij boven aan; bij eene drinkpartij, ligt hij het eerst onderaan; want voor drie etende en drinkende, maakt hij van zijnen bewusteloozen toestand doorgaans gebruik, om voor geen halven persoon te betalen. Zoo neemt hij de zaken voor anderen waar, dáár, waar een gezellige kring den zaakwaarnemer ongaarne ziet. Zoo blijft hij zich steeds consequent, en verzaakt nooit het gild, waartoe hij behoort, en waarvan het devies is: ‘Leef ten koste van een ander, en neem, wat gij op eene beleefde manier houden kunt!’
| |
Ziekten.
Ziekten, vooral langdurige, zijn leerjaren van de kunst: te leven, en van de vorming van het gemoed.
| |
Ziel.
De ziel is een damp, dwarrelende door eene leemen hut; een storm, die rondom de wereld giert; een dropjen hangende aan den emmer der almagt; eene zee van bodemlooze diepte; een glimmend vonkjen in den nacht des twijfels; een stralende bliksem, welke tot aan de poorten des hemels voorlicht; eene slavin der zinnelijkheid; een koning der schepping; een behoeftige pelgrim, die naar een dropjen der wijsheid smacht; een gelukkig gemaakte godszoon, wiens vaderland en erfdeel de koningrijken der eeuwigheid zijn.
| |
Zintuigen.
De vijf zintuigen zijn de vensters, waaruit de ziel de buitenwereld beschouwt.
| |
Zonnestelsel.
Het zonnestelsel is een profiel van den wereld-genius.
| |
| |
| |
Zweetbaden.
Ballen zijn zweetbaden, maar zij onderscheiden zich van de russische daarin, dat zij niet zelden eene nakuur noodig hebben. - Ook het nazien van een boek vol schulden is voor den belanghebbende een uitmuntend zweetbad.
| |
Zwetser.
Een zwetser is een vervelend persoon, die alles zegt, wat hij gelooft, wil en weet, en zelfs, wat hij niet gelooft, niet wil en niet weet.
|
|