| |
| |
| |
Bibliografie
Delfstoffen
Delfstoffen/hoofdstuk 1
Delfstoffenwinning in Nederland gedurende de twintigste eeuw
|
M. Abramovitz, ‘The Search for the Sources of Growth: Areas of Ignorance, Old and New’, The Journal of Economic History 53 (1993) 217-243. |
M. D'Alphonse, Eenige hoofdstukken uit het Aperçu sur la Hollande, Bijdragen tot de Statistiek van Nederland. Nieuwe Volgreeks no. 1 ('s-Gravenhage 1900, reprint 1813). |
E.S.A. Bloemen, Scientific management in Nederland 1900-1930 (Amsterdam 1988). |
J. Bradford de Long, ‘Cross-Country Variations in National Economic Growth Rates: the Role of “Technology”’ in J. Fuhrer, J. Sneddon Little eds., Technology and Growth (Boston 1997) 127-149. |
D. Buddingh, Algemeene Statistiek voor Handel en Nijverheid. Een handboek voor kooplieden, fabriekanten en staatslieden. Eerste deel (Haarlem 1846). |
J.C.F. Bunge, ‘Industrie minière’ in H. Smissaert ed., Les Pays-Bas au début du vingtième siècle (Leiden z.j.) 622-636. |
F. Büttgenbach, Quelques résultats d'études sur le terrain houiller du Limbourg Néerlandais (Amsterdam 1880). |
F. Büttgenbach, Der erste Steinkohlenbergbau in Europa. Geschichtliche Skizze (Aken 1898). |
F. Büttgenbach, Geschichtliches über die Entwicklung des 800jährigen Steinkohlenbergbaues an der Worm 1113-1898 (Aken 1898). |
CBS, 13e Algemene Volkstelling 31 mei 1960. Deel 10. Beroepsbevolking C. Vergelijking van de uitkomsten van de beroepstellingen 1849-1960 (Hilversum 1966). |
Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, Centraal Verslag der Arbeidsinspectie in het Koninkrijk der Nederlanden over 1918. |
D. Dollar en E.N. Wolff, Competitiveness, Convergence and International Specialization (Cambridge (Mass.) en Londen 1993). |
‘Een nationaal belang’, De Ingenieur 4 (1889) 209-211. |
B.P.A. Gales, ‘Mijnbouw’ in H.W. Lintsen e.a., Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890, deel IV (Zutphen 1993) 13-35. |
M.A.W. Gerding, A.H. Karel en G.E. de Vries, Van turfstrooisel tot actieve kool. De ontwikkeling van de veenverwerkende industrie (Zwolle 1997). |
A. Heerding, Cement in Nederland (IJmuiden 1971). |
W.S. Jevons, The Coal Question. An Inquiry Concerning the Progress of the Nation, and the Probable Exhaustion of our Coal-Mines (New York 1965, reprint 1865). |
A. Lamfalussy, Investment and Growth in Mature Economies. The Case of Belgium (Londen 1961). |
H.W. Lintsen e.a., Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890, deel I-VI (Zutphen 1992-1995). |
B. Mandeville, The Fable of the Bees or Private Vices, Public Benefits (Indianapolis 1988, reprint 1732). |
C.J. van Nieuwenburg, ‘De industrieele ontwikkeling van Zuid-Limburg in het verleden, het heden en de toekomst’, Tijdschrift voor Economische Geographie 10 (1919) 280-298. |
E.W. Owen, Trek of the Oil Finders. A History of Exploration for Petroleum (Tulsa 1975). |
I. Svennilson, Growth and stagnation in the European economy (Genève 1954). |
J. Tinbergen, De les van dertig jaar. Economische ervaringen en mogelijkheden (Amsterdam 1944). |
I.P. de Vooys, De socialisatie van den mijnbouw in Duitschland en Engeland (Amsterdam 1920). |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, ‘De steenkool en de kolenmijnbouw in den modernen tijd, eene technisch-economische studie’, Verhandelingen van het Geologisch-Mijnbouwkundig Genootschap voor Nederland en Koloniën. Mijnbouwkundige Serie (1912) 37-89. |
W.A.J.M. Waterschoot van der Gracht, ‘De Limburgsche Steenkolenmijnindustrie gedurende de laatste 40 jaren; de Limburgsche Bruinkoolindustrie en de Zoutindustrie te Boekelo’ in Het bedrijfsleven tijdens de regeering van H.M. Koningin Wilhelmina 1898-1938 (Amsterdam 1938) 79-94. |
E.A. Wrigley, Continuity, chance and change. The character of the industrial revolution in England (Cambridge 1988). |
Delfstoffen/hoofdstuk 2
Een Nederlands scheppingsverhaal
|
Annales des mines de Belgique VIII (1903). |
F. Bakker Schut, Industrie en woningbouw. Een technisch-economische beschouwing over bemoeiingen van de industrie met arbeiderswoningbouw (Assen 1933). |
| |
| |
H. Bansen, Das Tiefbohrwesen (Berlijn 1912). |
K. Beaton, Enterprise in oil. A history of Shell in the United States (New York 1957). |
C. Blankevoort, Les résultats des recherches et de l'exploitation des mines en Hollande (Maastricht 1925). |
H.E. Böker, ‘Holland’ in K. Borchardt ed., Handbuch der Kohlenwirtschaft (Berlijn 1926) 546-574. |
K. Bouma, Ruimte voor een nieuwe tijd: vormgeving van de Nederlandse regio 1900-1945 (Rotterdam 1993). |
A.L. ter Braake, Mining in the Netherlands East Indies (New York 1944). |
G. Brouns, Uit de geschiedenis van Laura & Vereeniging (Eijgelshoven 1975). |
C. Büttgenbach, Quelques résultats d'études sur le terrain houiller du Limbourg Neérlandais (Amsterdam 1880). |
J.L. Cluysenaer, ‘De afvoer der Ombilien-steenkolen’, De Economist (1878) 697-727. |
J.L. Cluysenaer, ‘Mijnontginning in Zuidelijk Limburg’, De Economist 50 (1901) 301-335. |
Die Entwicklung des Niederrheinisch-Westfälischen Steinkohlen-Bergbaues in der zweiten Hälfte des 19. Jahrhunderts (Berlijn 1903-1904). |
A.E. Dunstan e.a. eds., The Science of Petroleum (Londen, New York en Toronto 1938). |
E. van der Elst, ‘De steenkolenmijnen in Limburg’, Tijdschrift uitgegeven door de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid 4e reeks, deel II (1878) 33-76. |
S. Geraedts, ‘De steenkolen van het Vlodropperveld’ in Roerstreek '82, 95-120. |
F.C. Gerretson, History of the Royal Dutch (Leiden 1953). |
E. de Golyer, ‘Historical notes on the Development of the Technique of Prospecting for Petroleum’ in A.E. Dunstan e.a. eds., The Science of Petroleum (Londen, New York, Toronto 1938) I, 268-275. |
A. de Graaff, Handelspolitiek en prijsbeweging ('s-Gravenhage 1939). |
A. de Graaff, De kolenvoorziening van Nederland (Haarlem 1943). |
D. Hoffmann, Acht Jahrzehnte Gefrierverfahren nach Poetsch. Ein Beitrag zur Geschichte des Schachtabteufens in schwierigen Fällen (Essen 1962). |
J. Jonker, Merchants, Bankers, Middlemen. The Amsterdam money market during the first half of the 19th century (Amsterdam 1996). |
W.F.M. Kimpe, ‘Werkzaamheden van het Geologisch Bureau van de Rijks-Geologische Dienst te Heerlen, voorheen en thans’, Geologie en Mijnbouw 50 (1971) 255-268. |
H. Labry, Tweede Verslag van de verrigtingen der maatschappij Bergwerk-Vereeniging voor Nederland 1857 op 1858 (Maastricht 1858). |
M. Lohest, A. Habets en H. Forir, ‘Étude géologique des sondages exécutés en Campine et dans les régions avoisinantes’, Annales de la société géologique Belgique XXX (1902-1906). |
E.O. Owen, Trek of the Oilfinders. A history of the exploration for petroleum (Tulsa 1975). |
R. Pierre, ‘Das Abteufen des Schachtes I der Bergwerkgesellschaft Laura und Vereinigung zu Eygelshoven’, Glückauf (1903). |
C.E.P.M. Raedts, De opkomst, de ontwikkeling en de neergang van de steenkolenmijnbouw in Limburg (Assen 1974). |
M.A. van Raemdonck, ‘Historique et examen de la loi du 24 juin 1901 concernant l'exploitation par l'État des mines de houille du Limbourg’, Annales des mines de Belgique VIII (1903) 455-474. |
Rapport van de Commissie voor de Mijnen ingesteld bij Koninklijk Besluit van 17 April 1899, No. 50 (Amsterdam, 's-Gravenhage 1900). |
F. de Roos en W.J. Wieringa, Een halve eeuw rente in Nederland (Schiedam 1953). |
P. Schierbeek, ‘Mijnwezen’ in R. Kranenburg e.a., Nederlands bestuursrecht, (Alphen aan de Rijn 1953) 604-624. |
E. Schiff, Industrialization without National Patents. The Netherlands, 1869-1912, Switzerland, 1850-1907 (Princeton 1971). |
Staatsmijnen in Limburg, Gedenkboek bij gelegenheid van het vijftigjarig bestaan (Heerlen 1952). |
H.A. Steehman en A.A. Thiadens, ‘A history of the exploration for hydrocarbons within the territorial boundaries of the Netherlands’ in P. Hepple ed., The Exploration for petroleum in Europe and North Africa (Londen 1969) 259-269. |
G.E. Sweet, The History of Geophysical Prospecting (Sudbury 1978). |
P. van Swieten, Verslag van de verrigtingen der Maatschappij Bergwerk-Vereeniging voor Nederland 1856 op 1857 ('s-Gravenhage 1857). |
Th. Tecklenburg, Handbuch der Tiefbohrkunde (Leipzig 1886-1896). |
N.H.M. Tummers, ‘Carboonkolonisatie’, Wonen-TA/BK 11-1974, 5-28. |
H. Wagner, Beschreibung des Bergreviers Aachen (Bonn 1881). |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, ‘Onderzoekingsmethoden en resultaten van den dienst der opsporing van delfstoffen van Staatswege’, De Ingenieur (1912) 85-97. |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, ‘De huidige stand der rijksopsporingen naar delfstoffen, voornamelijk de aangevangen onderzoekingen in Westelijk Noord-Brabant en Zeeland’, Verhandelingen van het Geologisch-Mijnbouwkundig Genootschap voor Nederland en Koloniën, Geologische Serie I (1912-1915) 1-30. |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, Eindverslag over de onderzoekingen en uitkomsten van den dienst der rijksopsporing van Delfstoffen in Nederland 1903-1916 (Amsterdam 1918). |
Delfstoffen/hoofdstuk 3
Steenkolen
|
W. Abelshauser, Der Ruhrkohlenbergbau seit 1945 (München 1984). |
A. van Aernsbergen, ‘Moderne mechanisatie-methoden aan het koolfront en op de steenposten in de Limburgse Steenkolenmijnen’ in M. Kemp ed., Mijn en spoor in goud (Maastricht en Heerlen 1952) 173-197. |
J.A. van den Akker, ‘Enige beschouwingen over de ondersteuning in schaafpijlers’, Geologie en mijnbouw 19 (1957) 99-109. |
Anglo-American Council on Productivity, Productivity team report Coal (Londen en New York 1951). |
Association Coöpérative Zélandaise de Carbonisation 1911 1961 (Sluiskil 1961). |
G.J. Bakker, ‘Enkele aspecten van de winning van steenkool in dunne lagen’, Geologie en Mijnbouw 21 (1959) 105-112. |
J.A. Bakker, ‘De kolensituatie in Nederland en de andere Westeuropese landen’, Geologie en Mijnbouw 14 (1952) 1-7. |
C.J.A. Berding, De moderne mechanisatie der koolwinning (Heerlen 1949). |
C.J.A. Berding, ‘Rationele steenkolenmijnbouw, ook in Nederland?’, De Ingenieur 25.05.1979, 375-381. |
W.A.J. Bogers, Over de effectieve integratie van de wiskunde en de statistiek in de praktische bedrijfseconomie (Tilburg 1957). |
W.A.J. Bogers, Een terugblik: is de combinatie econoom/ondernemer een gelukkige formule? (Tilburg 1984). |
G.J. Borghuis, Gasaardig (Assen 1984). |
G.J. Borghuis, Veertig jaar NAM. De geschiedenis van de Nederlandse Aardolie Maatschappij 1947-1987 (Assen 1988). |
B. Breij, De mijnen gingen open. De mijnen gingen dicht (Baarn en Amsterdam 1981). |
G. Brouns, Uit de geschiedenis van Laura & Vereeniging (Eijgelshoven 1975). |
J.C.F. Bunge, ‘De ontwikkeling van het staatsmijnbedrijf’, Verhandelingen van het Geologisch-Mijnbouwkundig Genootschap voor Nederland en Koloniën I (1912) 1-35. |
Bunge, ‘Ontwikkeling der ondersteuningsmethoden in de mijnbouw’ in V.V.V. Heerlen, Mijnennummer 1940-1941 (Heerlen) 45-51. |
Bureau International de Travail, Aspects sociaux de la rationalisation. Études préliminaires (Genève 1931). |
Bureau International de Travail, L'industrie charbonnière dans le monde (Genève 1938). |
U. Burghardt, Die Mechanisierung des Ruhrbergbaus 1890-1930 (München 1995) |
CBS, De Nederlandse energiehuishouding, Uitkomsten van maand- en kwartaaltellingen, no. 1-2, 1946-1960 (Zeist 1961). |
| |
| |
Le Corbusier, Le poème électronique (Parijs 1958). |
A. Correljé, Hollands welvaren. De geschiedenis van een Nederlandse bodemschat (z.p. 1998). |
J.J. Dankers en J. Verheul, Hoogovens 1945-1993. Van staalbedrijf tot tweemetalenconcern. Een studie in industriële strategie (Den Haag 1993). |
J.F. Dewhurst, J.O. Coppock en P.L. Yates, Europe's Needs and Resources (New York en Londen 1961). |
R. Dieteren, Mens en mijn (Heerlen 1953). |
F. Dohmen, Memoires. Het gezicht van een tijdperk (Heerlen 1986). |
DSM Research 50 jaar 1940-1990 (z.p. 1990). |
G. Duijfjes, ‘De mijnwerkers-de koolwinning’ in 40 jaren spoor en mijnen in Zuid-Limburg 1896-1936 (Heerlen 1936) 91. |
Economic Commission for Europe, United Nations, Productivity of Underground Coal Workings (New York 1965). |
J. van den Ende ed., ‘Kantoor en informatietechnologie’ in J.W. Schot e.a., eds., Techniek in Nederland in de twintigste eeuw Deel I (Zutphen 1998) 209-348. |
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, Hoge Autoriteit, De E.G.K.S. 1952-1962. De eerste 10 jaren ener partiële integratie. Resultaten, grenzen, perspectieven (Luxemburg 1963). |
M. Farrenkopf en S. Przigoda, Schwarzes Silber. Die Geschichte des Steinkohlenbergwerks Sophia-Jacoba (Hückelhoven 1997). |
L. Fontvieille, A. Prigent, ‘Techniques and Labor in Long-Term Fluctuations: A Study of Underground Transport in Mines’ in T. Vasko, R. Ayres, L. Fontvieille eds., Life Cycles and Long Waves (Berlijn etc. 1990) 193-203 |
R.J. Forbes en D.R. O'Beirne, The Technical Development of the Royal Dutch/Shell 1890-1940 (Leiden 1957). |
C.H. Fritsche, ‘Die Bergtechnik des Ruhrkohlenbergbaus, ein Rückblick und Ausblick’ in Glückauf 76 (1940) 77-81, 89-100. |
K. Fröhlich, ‘Pijlerbetimmering voor een stuttenvrij winningsfront’, Geologie en mijnbouw 5 (1943) 81-86. |
B.P.A. Gales, ‘Himmel, Hergot, Sakermint! Kool in de roetsj! Het begin van wetenschappelijk bedrijfsbeheer in de Limburgse mijnbouw in de jaren twintig’, Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek 10 (1993) 161-215. |
Gezamenlijke Steenkolenmijnen in Limburg, ‘De ontwikkeling van de mijnbouw in het Limburgse kolenbekken’, Geologie en Mijnbouw. Nieuwe Serie 17 (1955) 336-394. |
A. de Graaff, De kolenvoorziening van Nederland (Haarlem 1943). |
Ch. Th. Groothoff, Een causerie over het mijnbedrijf. Voordracht gehouden voor de St. Augustinusvereeniging te Heerlen op 12 December 1928 (Typoscript). |
Ch. Th. Groothoff, De mensch in den kolenmijnbouw. Voordracht gehouden op 29 Februari 1936 in de 25e Algemeene Vergadering van het Geologisch Mijnbouwkundig Genootschap (Heerlen 1936). |
Ch. Th. Groothoff, Het Grootbedrijf en de Christelijke Moraal. St. Michiels Gestel 28.10/04.11.1943 (Typoscript). |
Ch. Th. Groothoff, ‘De arbeidsprestatie in de Nederlandse steenkolenmijnen’, Economisch-Statistische Berichten, 22.10.1947, 836-838. |
Ch. Th. Groothoff, ‘Some observations on the Netherlands mining industry’. Overdruk uit De Ingenieur 1947, no. 43. |
Ch. Th. Groothoff, Le passé, le présent et l'avenir de l'industrie charbonnière Néerlandaise. Discours à l'occasion du Centenaire de l'Association des Ingénieurs sortis de l'École de Liège, 9 Septembre 1947. |
Ch. Th. Groothoff, ‘Voorwoord’ in F.J.C.J. Nuyens, Gemeenschapsleer voor het bedrijfsleven (Amsterdam 1950) 7-9. |
Ch. Th. Groothoff, De menskundige bedrijfsvoering als onderdeel van het werk in het kolenmijnbedrijf. Voordracht gehouden voor het KIvI 16.06.1952. G.A.F. Groothoff, Die Erziehungs- und Formungsprobleme im industriellen Grossbetriebe. Menschenführung und Zusammenarbeit (Maastricht 1950). |
F. Heise en F. Herbst, Lehrbuch der Bergbaukunde (Berlijn 1938). |
A. Hellemans, ‘Rationalisierungsmassnahmen im Niederländischen Steinkohlenbergbau’ in Rationalisierungsmassnahmen im Steinkohlenbergbau (Essen 1960) 67-69. |
A. Hellemans, De sociale, technische en economische aspecten van de rationalisatie in het mijnbedrijf (Heerlen 1960). |
E. Herbig en E. Jüngst, Bergwirtschaftliches Handbuch (Berlijn 1931). |
J.M. Hermes en F.P. Breuns, Modelproef ter bestudering van de mechanische problemen verbonden aan de afbouw van zeer dunne kolenlagen door middel van een schraapbakkeninstallatie (z.p. 1949). |
E. Hijmans, P.M. van Buytenen en M. Rijpstra-Verbeek, Zestig jaar organiseren. Het leven van ir. Ernst Hijmans ('s-Gravenhage en Rotterdam 1973). |
F.K.Th. van Iterson, ‘Het ophalen en het zuiveren der kolen vroeger en nu’ in 40 jaren spoor en mijnen in Zuid-Limburg 1896-1936 (Heerlen 1936) 160-164. |
Jaarverslagen Staatstoezicht op de Mijnen vanaf 1900. |
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 7 eerste helft ('s-Gravenhage 1976). |
J.K.H. Jordaans, ‘Possibilities for underground convential coal mining in the Netherlands’, Mededelingen Rijksgeologische Dienst 33-1 (1980) 3-8. |
F. Jüngst, ‘Kritik des Schüttelrutschenbetriebes’, Glückauf 46 (1910) 863-872. |
R. van Kamp, De kolenvoorziening van Nederland gedurende de eerste wereldoorlog (Amsterdam 1968). |
R. de Kat, ‘De kolenmijnbouw in het bijzonder het Staatsmijnbedrijf’, Tijdschrift der Maatschappij van Nijverheid (1912) 225-238. |
W.P.A.J. Kempen, ‘Een beschouwing over de economische grenzen van de elektrificatie in het ondergronds mijnbedrijf’, Geologie en Mijnbouw 16 (1957) 110-121. |
W.P.A.J. Kempen, ‘Elektriciteit en perslucht in het mijnbedrijf’ in Staatsmijnen58, 44-50. |
W. Kielich, Ondergronds rijk. 25 jaar Gasunie en aardgas (Amsterdam 1988). |
J.W. Kleinbentink, ‘Mijnen, techniek en wetenschap’ in M. Kemp ed., Mijn en spoor in goud (z.p. 1952) 91-99. |
C.J. Knoester, ‘Elektronische rekenmachines in het mijnbedrijf’, Geologie en Mijnbouw 42 (1963) 291-303. |
J. Kraak, ‘Rationalisatie in het ondergronds bedrijf van een kolenmijn’, Geologie en mijnbouw 45 (1966) 91-101. |
L. Kreukels, Kolen en kompels. De geschiedenis van de Nederlandse mijnwerkers (Amsterdam en Brussel 1986). |
L. Kreukels, Mijnarbeid: volgzaamheid en strijdbaarheid. Geschiedenis van de arbeidsverhoudingen in de Nederlandse steenkolenmijnen, 1900-1940 (Assen en Maastricht 1986). |
D.W. van Krevelen, ‘Veredeling van steenkolen’, Geologie en mijnbouw 14 (1952). |
D.W. van Krevelen, In retrospect. Een keuze uit de voordrachten (Amsterdam 1980). |
H. de Liagre Böhl, J. Nekkers en L. Slot eds., Nederland industrialiseert! Politieke en ideologische strijd rondom het naoorlogse industrialisatiebeleid 1945-1955 (Nijmegen 1981). |
W.A.G. Lippits, De rationalisatie in de Nederlandsche mijnindustrie (Tilburg 1938). |
O.F.H.H. van de Loo, ‘Steenkolen-waschmaschines’, in V.V.V. Heerlen, Mijnennummer 1940-1941 (Heerlen) 14-22. |
H.E. Loonen, ‘Entwicklung des schreitenden Ausbaus durch die Bergbauforschungsanstalt der “N.V. Nederlandse Staatsmijnen”’, Geologie en mijnbouw 46 (1967) 117-130. |
A.H.W. Martens, ‘Enkele beschouwingen over de mechanisatie in de Nederlandse kolenmijnbouw’, Geologie en mijnbouw 18 (1956) 65-69. |
H. Meijer, ‘De behandeling van de kolen in een mijn’ in V.V.V. Heerlen, Mijnennummer 1940-1941 (Heerlen) 25-30. |
C. Menheere, Betrouwbaar beleggen. Zestig jaar Robeco 1929 1989 (Rotterdam 1990). |
J. Mensink, De kolenvoorziening van Nederland tijdens den tweeden wereldoorlog (Amsterdam 1946). |
F.A.M. Messing, Geschiedenis van de mijnsluiting in Limburg. Noodzaak en lotgevallen van een regionale herstructurering 1955-1975 (Leiden 1988). |
G.A. Meyer, ‘Achtzig Jahre Steinkohlenbrikettierung in Deutschland’, Glückauf 91 (1955) 87-97. |
| |
| |
V.V. Moharir, Process of public policy-making in the Netherlands: A case study of the Dutch government's policy for closing down the coal mines in South Limburg (1965-1975) ('s-Gravenhage 1979). |
J.A.M. Molkenboer, ‘De liquidatie van de kolenmijnbouw in Limburg in het licht van het Nederlandse energiebeleid’, Geologie en Mijnbouw 50 (1971) 121-128. |
L.A. Morgan, The Dutch State Coal Mines. What government administration has achieved (Londen 1944). |
J.A.W. Muller, ‘Het verband tusschen de afmetingen der werkpunten in kolenmijnen en de kosten voor ontsluiting, winning, transport en onderhoud’, De Ingenieur 49 (1934) M57-70. |
J.A.W. Muller, Enkele bedrijfseconomische beschouwingen over den Nederlandschen steenkolenmijnbouw (Delft 1938). |
De Nederlandse huisvrouw (Eindhoven 1966). |
C.L. van Nes, ‘Eenige mededeelingen over schachtdelven’, Verhandelingen van het Geologisch-Mijnbouwkundig Genootschap voor Nederland en Koloniën, Mijnbouwkundige Serie, Deel I, 1912-1921 ('s-Gravenhage 1921) 205-214. |
C.L. van Nes en Ch. Th. Groothoff, ‘Over de invoering van gedetailleerde bedrijfsplannen op de Staatsmijnen’, Verhandelingen van het Geologisch-Mijnbouwkundig Genootschap voor Nederland en Koloniën, Mijnbouwkundige Serie, Deel I, 1912-1921 ('s-Gravenhage 1921) 319-324. |
C.L. van Nes, De wenschelijkheid van tijdstudies bij den ondergrondschen arbeid (Delft 1926). |
C.L. van Nes, ‘Historisch overzicht van het delven der schachten in het Zuid-Limburgsche kolenbekken’ in 40 jaren spoor en mijnen in Zuid-Limburg 1896-1936 (Heerlen 1936) 142-159. |
W. Nijsten, J. Bours en M. Houtvast eds., Mijnwerkers. Verhalen om te onthouden (Nijmegen 1979). |
Oranje-Nassau Groep, Jubileumuitgave 1893-1993 (Amsterdam 1993). |
Tj. Paasman, De tocht door het donker! (Amsterdam 1929). |
W. Philippi, ‘Die Entwicklung der Elektrizitätsverwendung im Bergbau’, Beiträge zur Geschichte der Technik und Industrie 18 (1928) 19-36. |
J.M.G. Pieters, Lonen en bedrijfsresultaten bij de Nederlandse steenkolenmijnondernemingen in de gemeenschappelijke steenkolenmarkt van de E.G.K.S. (Rotterdam 1981). |
M.E. Porter, Over concurrentie (Amsterdam en Antwerpen 1999). |
H.J.M.W. de Quartel, ‘Metalen mijnstutten voor de ondersteuning aan het kolenfront’, Geologie en mijnbouw 5 (1943) 17-27. |
P.C.M. Rademakers ed., Delfstoffen in Limburg (z.p. 1989). |
C.E.P.M. Raedts, ‘Van een moeilijk begin naar volle ontplooiing’ in Oranje-Nassau Post Sluitingsnummer mijnzetel Oranje-Nassau I en Centrale Bovengrondse bedrijven van de Oranje-Nassau Mijnen (Heerlen z.j.) 7-19. |
C.E.P.M. Raedts, De opkomst, de ontwikkeling en de neergang van de steenkolenmijnbouw in Limburg (Assen 1974). |
C.E.P.M. Raedts, ‘Het mijnwerkersverzet tijdens de Tweede Wereldoorlog’, Studies over de sociaal-economische geschiedenis van Limburg XXIV (1979). Rapport van de Staatscommissie ingesteld bij K.B. van 26 November 1946 no. 1 (Den Haag 1948). |
C. Reuss, I. Koutny en L. Tychon, Le Progrès Économique en Sidérurgie Belgique, Luxembourg, Pays-Bas 1830-1955 (Leuven en Parijs 1960). |
J.C. Schagen van Soelen, ‘De afmetingen der kolenwinnende posten in den modernen steenkolenmijnbouw’, Geologie en Mijnbouw 12 (1933) 36-47. |
J.P. Schilp, ‘Beveiliging van het maaiveld van verlaten mijnschachten in Zuid-Limburg’, Geologie en Mijnbouw 50 (1971) 225-237. |
Th.R. Seldenrath, De mechanisatie van het pijlerfront in de kolenmijnbouw (Delft 1949). |
Th.R. Seldenrath, Ervaringen met een kolenploeg in een vlakke kolenlaag op de Oranje Nassau Mijn II (z.p. 1949). |
J. Selman, ‘Over de ontwikkeling van het Researchwerk in het bijzonder bij de Staatsmijnen’ in M. Kemp ed., Mijn en spoor in goud (z.p. 1952) 73-89. |
L.J. Slangen, ‘Van pijlerbouw tot wandelpijler’ in Oranje-Nassau Post. Sluitingsnummer mijnzetel Oranje-Nassau I en Centrale Bovengrondse bedrijven van de Oranje-Nassau Mijnen (Heerlen z.j.) 57-88. |
A.W. Snell, ‘Der derzeitige Stand in der Mechanisierung der Kohlengewinnung im Limburgischen Steinkohlenrevier und Ausblick auf die Zukunft’, Geologie en mijnbouw 41 (1962). |
Staatsmijnen in Limburg 1902-1927 (Heerlen 1927). |
Staatsmijnen in Limburg, Gedenkboek bij gelegenheid van het vijftigjarig bestaan 1902-1952 (Heerlen 1952). |
Staatsmijnen in Limburg, Verwachtingen met betrekking tot de toekomstige benutting van de aardgasvondsten in het noorden des lands (Heerlen 28 maart 1961) (Typoscript). |
Staatsmijnen in Limburg, De toekomstige markt voor aardgas in Nederland (Heerlen 12-7-1961) (Typoscript). |
Staatstoezicht op de Mijnen, De Nederlandsche Mijnbouw (z.p. 1910). |
Staatstoezicht op de Mijnen, Van 1810 Administration des Mines tot 1960 |
Staatstoezicht op de Mijnen ('s-Gravenhage 1961). |
Staatstoezicht op de Mijnen, 175 jaar 1810-1985 (Rijswijk en Heerlen 1985). |
A. Stenbock-Fermor, Meine Erlebnisse als Bergarbeiter (Stuttgart 1929). Stichting het Nederlandsch Economisch Instituut, Afdeling Algemeen Economisch Onderzoek, Het steenkoolverbruik in de huisbrandsector in Nederland (Rotterdam 1959). |
J. Stufken, Verslag betreffende mijne werkzaamheden op de Domaniale Mijn te Kerkrade (z.p. 1898) (manuscript Industrion Kerkrade). |
Subcommittee on Technology to the National Resources Committee, Technological Trends and National Policy including the social implications of new inventions (Washington 1937). |
W.P. Teeuwisse, ‘Coal mining: techniques in contact with nature’, Verhandelingen van het Koninklijk Nederlands geologisch mijnbouwkundig genootschap. Geologische Serie 21 (1963) 29-34. |
E.L. Trist, G.W. Higgin, H. Murray en A.B. Pollock, Organizational choice. Capabilities of groups at the coal face under changing technologies. The loss, re-discovery & transformation of a work tradition (Londen 1963). |
P.Th. Velzeboer, ‘Mechanisatie der steenkoolwinning’, Steenkool 1 (1946) 189. |
G.J. Verschooten, Zwart diamant. De memoires van een mijnwerker (Assen 1997). |
W.A. Visser, J.I.S. Zonneveld en A.J. van Loon eds., Seventy-five years of geology and mining in the Netherlands (1912-1987) ('s-Gravenhage 1987). |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, ‘Nederlandsche steenkolen en haar economisch belang’, Tijdschrift voor Economische Geographie 1 (1910) 161-168, 201-216. |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, ‘De steenkool en de kolenmijnbouw in den modernen tijd, eene technisch-economische studie’, Verhandelingen van het Geologisch-Mijnbouwkundig Genootschap voor Nederland en koloniën 1 (1912) 37-89. |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, De rationalisatie en mechanisatie in de Limburgse mijnbouw en haar invloed op de arbeiders (Heerlen 1935). |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, ‘De Limbursche steenkolenmijnindustrie gedurende de laatste 40 jaren’ in 40 jaren spoor en mijnen in Zuid-Limburg 1896-1936 (Heerlen 1936) 76-88. |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, ‘De Limburgsche bruinkoolindustrie’ in 40 jaren spoor en mijnen in Zuid-Limburg 1896-1936 (Heerlen 1936) 89-90. |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, ‘De menschelijke arbeid in de mijn voorheen en thans’ in W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, De Nederlandse steenkolenmijnbouw en de mijnstreek (met nota betr. de mogelijkheden voor blijvende werkverruiming (z.p. 1939/1940). |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, Rapport betreffende de verzorging van invalide mijnwerkers in Nederland (z.p. 1940). |
Welvaartsplan van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (Amsterdam 1952). |
J.M. Weehuizen, ‘Het afdiepen van de nieuwe schachten van Staatsmijn Hendrik en Staatsmijn Maurits’, De Ingenieur 70 (1958) M19-31, M33-40. |
| |
| |
H.H. Wemmers, ‘De energievoorziening voor West-Europa. De kolenvoorziening in de komende 10-15 jaar’, De Ingenieur 72 (1960) M 23-28. |
Th. Wessels, ‘Wirtschaftliche Probleme des Steinkohlenbergbaus in den letzten hundert Jahren’, Glückauf 95 (1959) 893-898. |
A. Weyts, Staatsmijn Beatrix in beeld (Zaltbommel 1998). |
F.C.M. Wijffels, ‘Veiligheidsmaatregelen in de ondergrondsche mijnwerken der Limburgsche steenkolenmijnen’ in V.V.V. Heerlen, Mijnennummer 1940-1941 (Heerlen) 32-42. |
J.M.F.E. Wintgens, ‘Enkele mededeelingen over de ontwikkeling van de opwekking en het verbruik van energie op steenkolenmijnen’, Verhandelingen van het Geologisch-Mijnbouwkundig Genootschap voor Nederland en Koloniën, Mijnbouwkundige Serie I (1912-1921) 215-228. |
R. Wolf, Mijnbouw, techniek en onderwijs (doctoraalscriptie, Nijmegen 1978). |
R. Wolf, ‘Mechanisatie en kwalifikatie bij de kolenwinning. De Staatsmijnen in Limburg, 1945-1968’, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 7 (1981) 311-346. |
C.D. Zelders, ‘Enkele aspecten van de Nederlandsche kolenvoorziening’, Economisch-Statistische Berichten, 28.08.1946. |
ZA, De Staatsmijnen in Limburg (Rotterdam 1925). |
ZA, ‘Dertig jaar Centraal Proefstation’, Staatsmijnen59, 4-19. |
ZA, ‘Machines in opmars aan het koolfront’, Staatsmijnen59, 40-46. |
ZA, ‘Nieuwe wegen naar de kool’, Staatsmijnen59, 61-64. |
ZA, ‘Meer meters per dag in voorbereiding en steenwerk’, Staatsmijnen60, 30-35. |
Delfstoffen/hoofdstuk 4
Olie en gas
|
V. Bakker, F. Salverda, ‘De jacht op ons aardgas’, Vrij Nederland, 15 januari 1983, bijvoegsel 2. |
V. Bakker, F. Salverda, ‘De prijs van ons aardgas’, Vrij Nederland, 12 februari 1983, bijvoegsel 6. |
K. Beaton, Enterprise in oil. A history of Shell in the United States (New York 1957). |
G.J. Borghuis, De geschiedenis van de Nederlandse Aardolie Maatschappij 1947-1987 (Assen 1988). |
G.C. Brouwer en M.J. Coenen, Nederland = Aardgasland (Amersfoort 1968). |
CBS, Statistiek van de Energiehuishouding, diverse jaargangen. |
Correljé, Hollands welvaren. De geschiedenis van een Nederlandse bodemschat (z.p. 1998). |
F.J. Faber, Petroleum zoeken en ontdekken (Zutphen z.j.). |
F.J. Faber, Geologie van Nederland (Gorinchem 1960). |
R.J. Forbes en D.R. O'Beirne, The technical development of the Royal Dutch/Shell 1890-1940 (Leiden 1957). |
F.C. Gerretson, Geschiedenis der ‘Koninklijke’ (Haarlem 1932) en (Baarn 1971) 3e druk. |
G. Goddeeris, Steenkool- en petroleumboringen in Limburg en de Antwerpse Kempen 1898-1940 (Beringen 1982). |
P. Hendrix, Henri Deterding. De Koninklijke, de Shell en de Rothschilds (Den Haag 1996). |
E.W.A. Henssen, Uit de geschiedenis der Nederlandse geologische wetenschappen (Groningen 1995). |
E.W.A. Henssen, ‘De eerste pogingen tot reorganisatie en concentratie der Nederlandse aardwetenschappen en de rol daarbij der Bataafsche Petroleum Maatschappij (Shell Nederland), 1911-1934’ in J.A. Massard e.a., L'homme et la terre (Luxemburg 1996) 251-260. |
S. Howarth, A century in oil. The ‘Shell’ Transport and Trading Company 1897-1997 (Londen 1997). |
K.H.R. Hoyer, E.L. Siccema, ‘Het olieterrein Coevorden-Oost’, De Ingenieur 58 (1946) A 61-67. |
H.J. de Jong, Olierijk in Zuidoost-Drenthe. Een onderzoek naar de economische en maatschappelijke effecten van de oliewinning in Schoonebeek (z.p. 1986). |
W.A. Knaap en M.J. Coenen, ‘Exploration for oil and natural gas’ in W.A. Visser, J.I.S. Zonneveld en A.J. van Loon eds., Seventy-five years of geology and mining in the Netherlands (Den Haag 1987) 207-230. |
H. Langeveld, Dit leven van krachtig handelen. Hendrikus Colijn 1869-1944. Deel een 1869-1933 (z.p. 1998). |
J.Th. Lindblad, ‘The petroleum industry in Indonesia before the second world war’, Bulletin of Indonesian Economic Studies 25 (1989) 53-75. |
R.F.M. Lubbers en C. Lemckert, ‘The influence of natural gas on the Dutch economy’ in R.T. Griffiths ed., The economy and politics of the Netherlands since 1946 (Den Haag 1980). |
A. Maddison, Dynamic Forces in Capitalist Development. A Long-Run Comparative View (Oxford en New York 1991). |
H.M. van Montfrans e.a., Delfstoffen en samenleving. Geologie van Nederland, deel 2 ('s-Gravenhage 1988). |
Nederlanse Aardolie Maatschappij, Gasaardig (Assen 1984). |
E.W. Owen, Trek of the oil finders: a history of the exploration for petroleum (Tulsa 1975). |
M.W.H. Peebles, Evolution of the gas industry (Londen, Basingstoke 1980). |
C.E.P.M. Raedts, ‘Ir. Jan Koster, een Heerlense industrie-pionier en politicus’, Het Land van Herle 29 (1979) 49-64. |
M. Roggenkamp, Oil and gas: Netherlands law and practice (Londen 1991). |
P. Schierbeek, ‘Remarks on the mining legislation and its application’ in W.A. Visser, J.I.S. Zonneveld en A.J. van Loon, eds., Seventy-five years of geology and mining in the Netherlands (1912-1987) (Den Haag 1987) 33-37. |
J.P. Smits, ‘Omvang en oorsprong van de milieuschade, 1910-1995’, in R. van der Bie en P. Dehing eds., Nationaal goed. Feiten en cijfers over onze samenleving (ca.) 1800-1999 (Amsterdam 1999). |
H.A. Stheeman en A.A. Thiadens, ‘A history of the exploration for hydrocarbons within the territorial boundaries of the Netherlands’ in P. Hepple ed., The exploration for petroleum in Europe and North Africa (Londen 1969) 259-269. |
G.E. Sweet, The history of geophysical prospecting (Sudbury 1978). |
J.R. Sydow, Die Entwicklung der Erdöl-Gewinnung und -Verarbeitung in Westdeutschland nach dem Zweiten Weltkriege (Hamburg 1955). |
J. Veldkamp, History of geophysical research in the Netherlands and its former territories (Amsterdam, Oxford en New York 1984). |
H. Veldman en G. Lagers, 50 years offshore (Delft 1997). |
Verslag over de onderzoekingen der rijksopsporing van delfstoffen gedurende het tijdvak 1920-1923 ('s-Gravenhage 1924). |
H. van Voorst Vader-Duyckinck Sander, Leven en laten leven. Een biografie van ir. Adriaan Stoop 1856-1935 (Haarlem 1994). |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, Rapport over de opsporing van delfstoffen in Nederlandsch-Indië krachtens opdracht bij Koninklijk Besluit van 9 juni 1913, no. 54 ('s-Gravenhage 1915). |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, Eindverslag over de onderzoekingen en uitkomsten van den dienst der rijksopsporing van delfstoffen in Nederland 1903-1916 (Amsterdam 1918). |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, De Amerikaanse Petroleum-Industrie en de Nieuwe Koers (z.p. 1929). |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, ‘Occurrence and production of petroleum in Germany’, Bulletin of the American Association of Petroleum Geologists 16 (1932) 1140-1151. |
W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, ‘Possibility of oil and gas production from paleozoic formations in Europe’, Bulletin of the American Association of Petroleum Geologists 20 (1936) 1476-1493. |
D. Yergin, The prize. The epic quest for oil, money and power (New York etc 1993). |
ZA, ‘Het 25-jarig bestaan van de Nederlandsche Maatschappij tot het verrichten van Mijnbouwkundige Werken’, De Ingenieur 1927, 563. |
| |
| |
Delfstoffen/hoofdstuk 5
Zout
|
W.L. Boerendans, ‘Het bedrijf van de Koninklijke Nederlandsche Zoutindustrie’, De Ingenieur 62 (1950) M1-6. |
I.J. Brugmans, ‘De zoutpilaar van Nederlands economische ontwikkeling’ in R.J. Forbes ed., Het zout der aarde (Hengelo 1968) 53-80. |
J.C.H. del Canho-Kauffmann, De ontwikkelingen die geleid hebben tot de zoutindustrie in Boekelo (Boekelo 1979). |
R. Cox, ‘The production of salt in the Netherlands’, Verhandelingen van het Koninklijk Nederlands geologisch mijnbouwkundig genootschap (Den Haag 1963) 97-115. |
J.C.A. Everwijn ed., Beschrijving van handel en nijverheid in Nederland. Tweede deel ('s-Gravenhage 1912). |
A. de Graaff, ‘De industrie’ in P.B. Kreukniet ed., De Nederlandse volkshuishouding tussen twee wereldoorlogen (Utrecht en Antwerpen 1952) deel VIII. |
H.M. Harsveldt, ‘Salt Resources in the Netherlands as surveyed mainly by AKZO’ in Northern Ohio Geological Society, Proceedings of the 5th Information Symposium on Salt 1 (1978) 65-81. |
R.B. Harteveld, ‘Exploratie en exploitatie van zoutlagen in Oost-Nederland’ in W.F. Anderson, H. Krul en J.H. Roemer eds., Geologie van Twente (Zutphen 1961) 100-114. |
R.B. Harteveld, ‘Zoutwinning en zoutzieden in Nederland’ in R.J. Forbes ed., Het zout der Aarde (Hengelo 1968) 265-306. |
W.H.D. de Iongh, ‘Het ontginnen van steenzout te Boekelo’, Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap. Tweede serie XXXVII (1920) 317-332. |
G.A.F. Molengraaff en W.A.J.M. van Waterschoot van der Gracht, ‘Niederlande’ in Handbuch der Regionalen Geologie (Heidelberg 1913) deel I-3. |
R.P. Multhauf, Neptune's gift. A history of common salt (Baltimore en Londen 1978). |
R. Roordink, Een bloeiend bedrijf in een wisselende conjunctuur. Een geschiedenis van de K.N.Z. 1918-1940 (Groningen 1984). |
R. Roordink, ‘De Koninklijke Nederlandsche Zoutindustrie: zout uit de bodem van Twente. De geschiedenis van de KNZ 1918-1940’ in Overijsselse Historische Bijdragen (Zwolle 1993) a7-129. |
A.A. Thiadens, ‘Geologie van het zout’ in R.J. Forbes ed., Het zout der Aarde (Hengelo 1968) 223-263. |
Th.H. Wassmann en M.S. Brouwer, ‘The mining of rock salt’ in W.A. Visser, J.I.S. Zonneveld en A.J. van Loon eds., Seventy-five years of geology and mining in The Netherlands (Den Haag 1987) 137-152. |
W. Wennekes, De Aartsvaders. Grondleggers van het Nederlandse bedrijfsleven (Amsterdam en Antwerpen 1993). |
Delfstoffen/hoofdstuk 6
Het leven bruist in Nederlands bodem
|
C. Engler en H. v. Höfer eds., Das Erdöl seine Physik, Chemie, Geologie, Technologie und sein Wirtschaftsbetrieb (Leipzig 1916). |
A. Hellemans, De wisselwerking tussen de Britse en Continentale kolenmijnbouwtechniek', De Ingenieur 73 (1961) M11-17. |
J. Lorié, ‘Het brongas in Nederland’, Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, Tweede Serie XVI (1899) 143-177. |
H.A. Stheeman en A.A. Thiadens, ‘A history of the exploration for hydrocarbons within the territorial boundaries of the Netherlands’, in P. Hepple ed., The Exploration for petroleum in Europe and North Africa (Londen 1969) 259-269. |
Verbond van Nederlandsche Werkgevers, De Nederlandse Industrie sinds 1945. Een wereld van groei ('s-Gravenhage 1952). |
| |
Energie
Energie/hoofdstuk 1
Grote technische systemen in de energievoorziening
|
G. Dil, De geschiedenis van het steenkolengas in Nederland 1816-1969 (ongepubliceerd manuscript, Eindhoven 1995). |
G. Dil, E. Homburg, ‘Gas’ in H.W. Lintsen e.a. eds., Geschiedenis van de techniek. De wording van een moderne samenleving 1800-1890 (Zutphen 1993) dl. 3, 107-135. |
A.N. Hesselmans, ‘Elektriciteit’ in H.W. Lintsen e.a. eds., Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890 (Zutphen 1993) dl. 3, 136-161. |
R.W.H. Hofstede Crull, ‘De electrische krachtoverbrenging in de fabriek van Gebrs. Stork & Co. te Hengeloo’, De Ingenieur 17 (1902) 716-718. |
Th.P. Hughes Networks of Power (Baltimore 1983). |
Th.P. Hughes ‘The evolution of large technological systems’, in W.E. Bijker, Th.P. Hughes, T. Pinch eds., The social construction of technological systems. New directions in the sociology and history of technology (Cambridge Mass. 1987) 51-82. |
A. Kaijser, M. Hedin eds., Nordic energy systems (Canton Mass. 1995). |
A. Kaijser, ‘The helping hand. In search of a Swedish institutional regime for infrastructural systems’ in L. Andersson-Skog en O. Krantz eds., Institutions in the transport and communication industries (Canton Mass. 1998) 223-244. |
P. Kooij, ‘De gasvoorziening in Nederland rond 1880’, Het Gas (juni 1980) Jubileumnummer, 266-277. |
H.W. Lintsen, ‘Een land met stoom’ in H.W. Lintsen e.a. eds., Geschiedenis van de techniek. De wording van een moderne samenleving 1800-1890 (Zutphen 1995) dl. 6, 191-209. |
R. Mayntz, Th.P. Hughes eds., The development of large technical systems (Frankfurt am Main/Boulder 1988). |
J.J. Prins van Doesburgh, Overzicht der Gasfabricage in Nederland (Gouda 1899). |
C.T. Salomons, Inlichtingen aan gasverbruikers betreffende hunne belangen (Rotterdam 1884). |
J.P. Schuyt, ‘De relatie tussen gasbedrijven en gasverbruikers’, Het Gas (juni 1980) Jubileumnummer, 306-317. |
J.A. Snijders, ‘De strijd tusschen het electrisch licht en het gaslicht’, Vragen des Tijds 15 (1889) 251-277. |
J.A. Snijders, P.H. ter Meulen en D. van der Horst, Rapport over de verlichting van fabrieken en werkplaatsen door gas en door electrisch licht (Den Haag 1893). |
J. Summerton, Changing large technical systems (Boulder 1994). |
Energie/hoofdstuk 2 en 3
Schaalvergroting en kleinschaligheid. De elektriciteitsvoorziening tot 1914 en Binnen provinciale grenzen. De elektriciteitsvoorziening tot 1940
|
C.B. van Ardenne, H.W. Polderman en C.H. Slechte, Den Haag energiek. Hoofdstukken uit de geschiedenis van de energievoorziening in Den Haag (Den Haag 1981). |
| |
| |
G.J.Th. Bakker, ‘De ontwikkeling van het transport van electrische energie door middel van ondergrondsche kabels’ in VDEN, De ontwikkeling van onze electriciteitsvoorziening 1880-1938. Gedenkboek uitgegeven naar aanleiding van het 25-jarig bestaan der VDEN (Arnhem 1948) 763-779. |
G.J.Th. Bakker, ‘De 150-kV-kabelverbinding Rotterdam-Den Haag’, De Ingenieur 53 (1938) E.73-E.75. |
L.M. Barnet Lyon, ‘Mededeelingen betrekkelijk het Ontwerp Electriciteitswet der Staatscommissie voor de Electrische Geleidingen’, De Ingenieur 27 (1912) 242-248. |
J.F.E. Bläsing, Mensen en spanningen. Sociaal-economische geschiedenis van de N.V. Provinciale Noordbrabantsche Electriciteitsmaatschappij 1914-1985 (Leiden 1992). |
P.H.J. van den Boomen, A.N. Hesselmans, Het ontstaan en de ontwikkeling van de Nederlandse elektriciteitsvoorziening (ongepubliceerde doctoraalscriptie, Utrecht 1984). |
P.H.J. van den Boomen, A.N. Hesselmans, ‘Van kleinschalige naar grootschalige elektriciteitsvoorziening; een analyse aan de hand van vier elektriciteitscentrales 1880-1925’, Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek 3 (1986) 230-251. |
H. Buiter, Nederland Kabelland De historie van de energiekabel in Nederland (Den Haag 1994). |
H. Buiter, A.N. Hesselmans, Tegendruk. De geschiedenis van de vereniging Krachtwerktuigen en haar bemoeienis met de elektriciteitsvoorziening, 1915-1998 (Eindhoven 1999). |
J. Calten, ‘Iets over centrale stations voor electrische verlichting’, De Ingenieur 8 (1893) 13-16. |
P. van Cappelle, De Electriciteit, hare voortbrenging en hare toepassing in de Industrie en het Maatschappelijk Verkeer (Leiden 1908) 6e druk. |
W. Cornelisse, P. van Overbeeke, Waar licht is, is vreugde. Een eeuw gemeentelijke energievoorziening in Amsterdam (Amsterdam 1995). |
N.W. van Doesburgh en H. Doyer, Verslag betreffende Electriciteitsfabriek Leiden (Leiden/Delft 1901). |
T.H. Emonds, Gemeentebedrijven en concessies in Nederland (Haarlem 1915). |
C.P. Feldmann, ‘De ontwikkeling van de electriciteitsvoorziening van Nederland tot het jaar 1925’, Economisch-Statistische Berichten 11 (1926) 1002-1004. |
J.J. Fels, ‘Het 50.000 V-transformatorstation der N.V. Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij te Lent bij Nijmegen’, Sterkstroom 3 (1925) 205-208. |
J.J. Fels, ‘Het schakel- en transformatorstation der N.V. Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij te Arnhem’, De Ingenieur 45 (1930) E.13-E.19. |
E.J. Fischer, Stroomopwaarts. De elektriciteitsvoorziening in Overijssel en Zuid-Drenthe tussen circa 1895 en 1986 (Zwolle 1986). |
Gedenkboek ter gelegenheid van 75 jaar elektriciteit in de Leidse regio (z.p., z.j.). |
F.M.M. de Goey, PUEM 75 jaar ‘Bron van Licht en Welvaart’ (Utrecht 1991). |
A. de Groot en B. van Houten, Tweestromenland. Elektriciteitsvoorziening in Groningen en Drenthe (Groningen 1988). |
A. Heerding, Geschiedenis van de N.V. Philips' gloeilampenfabrieken. Deel II (1891-1922). Een onderneming van vele markten thuis (Leiden 1986). |
A.N. Hesselmans, ‘Elektriciteit’ in H.W. Lintsen e.a. eds., Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890 (Zutphen 1993) dl. 3, 136-161. |
A.N. Hesselmans, J. Tuik, ‘R.W.H. Hofstede Crull (1863-1938) pionier van de elektriciteitsvoorziening’, Overijsselse Biografieën (juni 1992) II, 72-75. |
A.N. Hesselmans, ‘De ware ingenieur’. Clarence Feldmann, Delfts hoogleraar en grondlegger van de provinciale elektriciteitsvoorziening (Utrecht 1995). |
R.W.H. Hofstede Crull, ‘De Heemaf. Haar ontstaan en haar ontwikkeling’, De Ingenieur 32 (1917) 869-872. |
B. van Houten, ‘De Electriciteits Maatschappij “Veenkoloniën” (EMV) te Veendam. 60 jaar vechten voor lijfsbehoud’, Veenkoloniale Volksalmanak 4 (1992) 9-26. |
H.A. van IJsselsteyn, ‘Mededeeling over de installatie van electrische verlichting en krachtoverbrenging te Rotterdam’, Notulen Koninklijk Instituut van Ingenieurs (1895) 148-170. |
H.A. van IJsselsteyn, ‘Het verslag der Staatscommissie inzake electriciteitsvoorziening’, De Ingenieur 29 (1914) 952-963. |
H.J. de Jong, De Nederlandse industrie 1913-1965. Een vergelijkende analyse op basis van de productiestatistieken (Amsterdam 1999). |
H.W. Jordens, ‘Het electriciteitsvraagstuk in NoordBrabant’, Gemeentebelangen (1910/11) 205-207, 220-221 en 229-230. |
P. Kooij, ‘De eerste verbruikers van electriciteit in de gemeente Groningen (1895-1912)’, Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek 35 (1972) 274-302. |
C.G.P. Linssen, Verandering en verschuiving. Industriële ontwikkeling naar bedrijfstak in Midden- en Noord-Limburg, 1839-1914 (Tilburg 1969). |
J.J.W. van Loenen Martinet, ‘De electro-techniek in 1894’, De Ingenieur 10 (1895) 37-38. |
H.K. Makkink, ‘De stoomturbine’, Installatie Journaal (januari 1993) 11. |
C.M. (Chr. Muller), ‘Iets over keuze van drijfkracht en rationeel machinebedrijf’, Tijdschrift voor Handel en Nijverheid (1908) 559-564. |
C.M. (Chr. Muller), ‘Aansluiting van fabrieken bij een Electrische Centrale’, Tijdschrift voor Handel en Nijverheid (1908) 429-433. |
Chr. Muller, ‘Stroomlevering door electrische centraalstations aan fabrieksbedrijven’, De Ingenieur 30 (1915), 538-542. |
C.D. Nagtglas Versteeg, ‘Centraalstations voor Electrische Stroomlevering in kleinere gemeenten’, De Ingenieur 16 (1901) 760-766. |
M. Nooren en A. Jansen, ‘Stroom als luxe. Particuliere elektriciteitsproduktie (1889-1906)’ in C.B. van Ardenne, H.W. Polderman en C.H. Slechte, Den Haag energiek. Hoofdstukken uit de geschiedenis van de energievoorziening in Den Haag (Den Haag 1981) 251-267. |
J.W.P.P. van den Noort, ‘101 jaar openbare elektriciteitsvoorziening’, Kroniek (1984) no. 42, mei. |
J.W.P.P. van den Noort, Licht op het GEB. Geschiedenis van het Gemeente-Energiebedrijf Rotterdam (Rotterdam 1993). |
J.A. Pel, Economische bedrijvigheid in transitie. Boxtel in de negentiende en twintigste eeuw (Tilburg 1994). |
‘P.G.E.M.-Centraal Schakelstation voor Ultra-Hooge spanning’, Electrotechniek 12 (1930), 13-22. |
Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij, Geschiedenis van de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij 1915-1940 (Nijmegen 1940). |
PGEM, Geschiedenis van de Provinciale Geldersche Electriciteitsmaatschappij 1940-1955 (Arnhem 1955). |
PLEM, Gedenkboek 1909-1934 (Maastricht 1934). |
‘Rentabiliteit van kleinere Centraal Stations voor Electrisch licht’, Electra (1895) 49-51. |
A.L.N. Rietveld, ‘De gasfabriek als particuliere onderneming’ in F. van der Have e.a. eds., Tussen de Wereld en het Veer. De Veerstraat en Veerweg in woord en beeld (Wageningen 1990), Historische Reeks van de Historische Vereniging ‘Oud-Wageningen’, no. 5, 70-77. |
F.M. Roeterink, ‘Het elektriciteitsbedrijf’, De Ingenieur 41 (1926) 719-722. |
D.W. Stork, Nota betreffende eene onderneming tot levering van electrischen stroom in Zuid-Limburg van de centraalstations der Staatsmijnen in Limburg (Hengelo 1908). |
G.J. van Swaay en N.J. Singels, Rapport inzake de oprichting eener electriciteitsfabriek voor de provincie Noordbrabant (Delft/Den Haag 1910). |
A. Tiktak, ‘Alles Elektrisch’. Over de elektriciteitsvoorziening in de Groninger Veenkoloniën (Veendam 1995). |
J. Tuik, De oude centrale van het Twentsch Centraal-Station voor electrische stroomlevering (Zwolle 1988) ongepubliceerd rapport. |
VDEN, Electriciteitsvoorziening. Een hoogspanningsnet voor Nederland tot voeding van de intercommunale 10.000 voltverdeelnetten en tot koppeling van de stroomleverende centrales: 1e gedeelte, voeding van de gewestelijke 10.000 voltnetten (Amsterdam 1917). |
VDEN, De electriciteitsvoorziening van Nederland. Gedenkboek uitgegeven naar aanleiding van het 10-jarig bestaan der VDEN (Amsterdam 1926). |
VDEN, De ontwikkeling van onze electriciteitsvoorziening 1880-1938. |
| |
| |
Gedenkboek uitgegeven naar aanleiding van het 25-jarig bestaan der VDEN (Arnhem 1948). |
G. Verbong, L. van Empelen en A.N. Hesselmans, ‘De ontwikkeling van het Nederlandse koppelnet tijdens de tweede wereldoorlog’, NEHA-Jaarboek 61 (1998) 277-309. |
J.M. Vermeulen, De eerste jaren van de Leidse elektriciteitscentrale 1907-1914 (ongepubliceerde doctoraalscriptie, Leiden 1988). |
J.M. Vermeulen, ‘De eerste jaren van de Leidse elektriciteitscentrale 1907-1914’, Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek 53 (1990) 167-190. Verslag der staatscommissie ingesteld bij Koninklijk Besluit van 14 juli 1911, No. 60 om van advies te dienen omtrent de vraag, welke maatregelen genomen kunnen worden om te bevorderen, dat in de behoefte aan electrische kracht, welke in verschillende streken des lands en met name ten plattelande bestaat, op zoo doeltreffend en zoo economisch mogelijke wijze worde voorzien (Den Haag 1914). |
A. Vosmaer, ‘Installaties van de Eerste Nederlandsche Electriciteits-Maatschappij. I. Elektrisch Centraalstation “Westland”, Electra’ (1899) 161-165. |
Joh. de Vries, De Nederlandse economie tijdens de 20ste eeuw, een verkenning van het meest kenmerkende (Bussum 1977). |
A.A. Weijts, De electriciteitsvoorziening van Noord-Brabant 1914-1939 (Den Bosch 1939). |
Energie/hoofdstuk 4
Schaalvergroting in de gasvoorziening
|
J.H. Boezeman, ‘De plaats van den regulateur’, Het Gas 40 (1920) 44-45. |
S.H. Bonthuis, ‘De plaats van den regulateur’, Het Gas 40 (1920) 22-23. |
J.H. Brunklaus, ‘Een Nederlandsche huisdrukregulateur’, Het Gas 50 (1930) 375-377. |
J.H. Brunklaus, ‘Transport van het gas’, Het Gas 61 (1941) 230-234. |
G. Dil, De geschiedenis van het steenkolengas in Nederland 1816-1969 (Eindhoven 1995) ongepubliceerd manuscript. |
G. Dil, E. Homburg, ‘Gas’ in H.W. Lintsen e.a. eds., Geschiedenis van de techniek. De wording van een moderne samenleving 1800-1890 (Zutphen 1993) dl. 3, 107-135. |
J.P. Domisse, ‘De ontwikkeling van de gasfabricage in de laatste 25 jaar’ in 25 Jaar Gasindustrie 1929-1954 (Den Haag 1954). |
Gedenkboek - Staatsmijnen in Limburg (Heerlen 1952). |
E. Hemrica, ‘Huishoudelijk gasverbruik’, Het Gas (juni 1980) Jubileumnummer 318-327. |
E.J. Hofstede, ‘I. Grafische Berekeningsmethode van persgasleidingen en II. Gasleidingen voor hoogen druk’, Het Gas 49 (1929) 322-328. |
F.K.Th. van Iterson, ‘Gasvoorziening op verren afstand, Verslag Jaarvergadering VGN 1928’, Het Gas 49 (1929) 68-77. |
C. Klaassen, ‘Gasproductie’, Het Gas (juni 1980) Jubileumnummer 278-291. |
J. Körting, Geschichte der deutschen Gasindustrie (Essen 1963). |
R. Leinhardt, ‘Gasvoorziening op verre afstand door groote centrale gasfabrieken’, Het Gas 52 (1932) 283-287. |
J. van der Linden, Historisch overzicht van de gasleveringen door de Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken N.V. (IJmuiden 1965) intern rapport. |
H.J. Merx, Chronologisch Overzicht van de geschiedenis van de Cokesfabrieken en het Gasdistributiebedrijf 1912-1952 (Heerlen 1955) intern rapport. |
J. Nieuwkoop, Bodemverontreiniging op voormalige bedrijfsterreinen (Eindhoven 1993). |
J.G. van Niftrik, Beschouwingen over de gasvoorziening van Nederland, Het Gas 49 (1929) 447-453, 480-482, 532-533. |
J. van den Noort, Licht op het GEB (Rotterdam 1993). |
Th.L. van Noort en O. van Uchelen, ‘Drukregulateurs II’, Het Gas 88 (1968) 323-372. |
S.J. Prummel, ‘De plaats van den regulateur’, Het Gas 40 (1920) 45. |
C.C. de Rooij, ‘De plaats van den regulateur’, Het Gas 40 (1920) 45. |
C.H. Slechte, ‘De gemeente geeft gas’ in C.B. van Ardenne, H.W. Polderman en C.H. Slechte, Den Haag energiek (Den Haag 1981). |
D. Stavorinus, ‘De Progas drukregelaar’, Het Gas 50 (1930) 91-94. |
A. van der Stel, ‘De plaats van den regulateur’, Het Gas 40 (1920) 43-44. |
L.J. Terneden en W.J.H. Bauduin, ‘Rapport omtrent de centrale gasvoorziening in de provincie Limburg’, Het Gas 41 (1921) 203-215. |
D. Tinbergen, Handboek voor gasfitters (Haarlem 1947). |
J.H. de Vries, Hoogovens IJmuiden 1918-1968 (IJmuiden 1978). |
J.H. Waszink, Gasproductie en gasdistributie (Zeist 1996) PIE Rapportenreeks 26. |
C.H.R.T. Weevers en H.N. Hulsman, Gashouders, opgang en neergang (Hardenberg 1990). |
W.G.E Wentink, ‘De Progas drukregelaar’, Het Gas 50 (1930) 157-158. |
Energie/hoofdstuk 5
De strijd om het huishouden
|
H.Th. Baart de la Faille, ‘De toepassing van de electriciteit in de woningen te Amsterdam’, Ons Tijdschrift 14 (1934) 97-98. |
A. de Beer, Electriciteit en gas in de huishouding (Rotterdam 1939). |
L. Bervoets, Telt zij wel of telt zij niet; een onderzoek naar de beweging voor de rationalisatie van huishoudelijke arbeid in de jaren twintig (Amsterdam 1982). |
R. Boomsma, ‘Een uitstekende instelling’, Ons Tijdschrift 13 (1933) 335-337. |
C. Cockburn, S. Ormrod, Gender & Technology in the making (Londen 1993). |
W. Cornelisse, P. van Overbeeke, Waar licht is, is vreugde. Een eeuw gemeentelijke energievoorziening in Amsterdam (Amsterdam 1995). |
M. Daru, ‘Een verborgen eiland in het verborgen continent’, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 19 (1993) 401-410. |
H.J. van Eck en R. van der Oord Vonk & Vlam. Energie voor Utrecht (Utrecht 1986). |
‘Electriciteit in Amsterdam’, Ons Tijdschrift 9 (1929) november, 14-16. |
R.C.A. Franken, ‘De exploitatie van de electriciteits- en gasbedrijven in verband met het electrisch koken’, Gasbelangen 4 (1937) 4-9. |
F.M.M. de Goey, PUEM 75 jaar ‘bron van licht en welvaart’ (Utrecht 1991). |
C.M. Goldstein, ‘From service to sales. Home economics in light and power, 1920-1940’, Technology and Culture 38 (1997) 121-152. |
A.F.E. Hanson, ‘Een halve eeuw energiemeting’, De Koppeling 8 (1953) 160. |
A.F.E. Hanson, ‘Herinneringen aan G.E. Amsterdam’, Electrotechniek 42 (1964) 193-204. |
B. Henkes, H. Oosterhof, Kaatje, ben je boven? Leven en werken van Nederlandse dienstbodes 1900-1940 (Nijmegen 1985). |
P. Hijdelaar, ‘Iets over het heden en de toekomst der Nederlandsche gasindustrie’, Gasbelangen 3 (1936) 95-101. |
I. Jonker, Huisvrouwenvakwerk. 75 jaar Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen (Baarn 1987). |
W. Lulofs, Rationeele electriciteitslevering in Nederland (Amsterdam 1935). |
E. Meyer, De nieuwe huishouding, bewerkt onder leiding van R. Lotgering-Hillebrand (Amsterdam 1928). |
S.R. de Miranda, De gemeente en haar nieuwe taak (Amsterdam 1926). |
J.J. Moerkerk en A. de Beer, Electriciteit en gas in de huishouding (Rotterdam 1939). |
R. Oldenziel en C. Bouw, ‘Huisvrouwen, hun strategieën en apparaten 1898-1998’ in R. Oldenziel en C. Bouw eds., Schoon Genoeg (Nijmegen 1998). |
A.H. van Otterloo, Eten en eetlust in Nederland [1840-1990]. Een historisch-sociologische studie (Amsterdam 1990). |
J. Poelstra, Luiden van een andere beweging. Huishoudelijke arbeid in Nederland 1840-1920 (Amsterdam 1996). |
N.L. Prak, Het Nederlandse woonhuis van 1800 tot 1940 (Delft 1991). |
Provinciale Utrechtse Electriciteits-Maatschappij, 25 Jaren PUEM 1916-1941 (Utrecht 1941). |
Publiciteitsbureau REGO, Huishoudboek 1938 (Heemstede 1937). |
T. de Rijk, Het elektrische huis. Vormgeving en acceptatie van elektrische huishoudelijke apparaten in Nederland (Rotterdam 1998). |
| |
| |
J.C. van Staveren, ‘Electrisch koken’, De Ingenieur 49 (1934) E.23-E.47. |
J.A.J. Sybrandi, ‘De toepassing der electriciteit in de huishouding’, Sterkstroom 1 (1923) 13-15, 32-34 en 55-56. |
J.A.J. Sybrandi, ‘De winkel der Gemeentelijke Electriciteitswerken te Amsterdam’, Elektrotechniek 6 (1928) 229-230. |
F.M. Tadema Wielandt, ‘Acquisitie’, Het Gas 44 (1924) 97-102. |
VDEN, De ontwikkeling van onze electriciteitsvoorziening 1880-1938. Gedenkboek uitgegeven naar aanleiding van het 25-jarig bestaan der VDEN (Arnhem 1948). |
N. de Vreeze, Woningbouw, inspiratie & ambities (Almere 1993). |
E.J. van Waveren-Resink, ‘Nederl. Vrouwenbond voor Huishoudings-organisatie’, De Huishouding 4 (1933) 3. |
R. Weaver en R. Dale, Machines in the home (Londen 1992). |
Energie/hoofdstuk 6
Crisis, oorlog en wederopbouw
|
D.J. Adriaanse, ‘Overkoepeling der energiebedrijven’, Elektrotechniek 25 (1947) 205-207. |
G.J.Th. Bakker, ‘De toestand der electriciteitsvoorziening’, Electrotechniek 23 (1945) 2-6. |
G.J.Th. Bakker, ‘Toestand der electriciteitsvoorziening’, De Ingenieur 57 (1945) A27-A28. |
G.J.Th. Bakker, ‘De Electriciteitsvoorziening van Nederland’, De Ingenieur 58 (1946) E45-E48. |
G.J.Th. Bakker, ‘Overzicht van de Electriciteitsvoorziening sinds de Bevrijding’, Electrotechniek 25 (1947) 59-60, 207, 270 en 342-343. |
G. Boll, Entstehung und Entwicklung des Verbundbetriebs in der deutschen Elektrizitätswirtschaft bis zum europäischen Verbund. Ein Rückblick zum 20-jährigen Bestehen der Deutschen Verbundsgesellschaft e. V - DVG Heidelberg (Frankfurt am Main 1969). |
J.J. Capelle, ‘Concentratie der Energievoorziening in Nederland’, Elektrotechniek 26 (1948) 151-152. |
H. Doyer, Eene Rijks-Electriciteitsvoorziening van Nederland (z.j. en z. pl.). ‘Energieraad’, Gasbelangen 5 (1938) 136. |
L. Harpman, ‘Geen Elektriciteitsbedrijven! Geen Gasbedrijven maar....Energiebedrijven’, Elektrotechniek 25 (1947) 64-66. |
A.N. Hesselmans, ‘De ware ingenieur’. Clarence Feldmann, Delfts hoogleraar en grondlegger van de provinciale elektriciteitsvoorziening (Delft 1995). |
P.H. (P. Hijdelaar), ‘Bij de wisseling der jaren’, Het Gas 61 (1941) 1-3. |
F.K.Th. van Iterson, ‘Zal de gasvoorziening verdwijnen, kwijnen of met nieuwen luister schijnen?’, Gasbelangen 5 (1938) 111 e.v. |
G.A. Kessler, Gasvoorziening in districten en op groote afstanden (Purmerend 1936) 13-14, 20-36. |
A.J.W. van der Linden, ‘De 150 kV-verbinding Rotterdam-Dordrecht’, Electrotechniek 24 (1946) 179-183 en 191-195. |
J. van der Linden, Historisch overzicht van de gasleveringen door de Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken N.V. (IJmuiden 1965) intern rapport. |
H.J. Merx, Chronologisch Overzicht van de geschiedenis van de Cokesfabrieken en het Gasdistributiebedrijf 1912-1952 (Heerlen 1955) intern rapport. |
A.H. van Otterloo, ‘De industrialisering van keuken en koken’, Tijdschrift voor Vrouwenstudies 9 (1988). |
Prof. dr. ir. J.C. van Staveren 25 jaar hoogleraar 1930-1955. Liber Amicorum (Den Haag 1955). |
Rapport van de Commissie tot bestudering van de centralisatie op het gebied der gasvoorziening (Den Haag 1950). |
T. Schouten, Duistere Zaken. Infiltratie en collaboratie van Nederlandse ondernemingen in oorlogstijd (Zutphen 1995). |
‘Ter herdenking van H. Doyer’, De Ingenieur 46 (1931) A17-A23. |
G. Verbong, L. van Empelen en A.N. Hesselmans, ‘De ontwikkeling van het Nederlandse koppelnet tijdens de tweede wereldoorlog’, NEHA- Jaarboek 61 (1998) 277-309. |
B. Wubs, ‘De Staatsmijnen tijdens de Duitse bezetting. De ontwikkeling van het vermogen’, in: Oorlogsdocumentatie '40-'45, Tweede Jaarboek van het RIOD (1990) 55-70. |
Energie/hoofdstuk 7
De revolutie van Slochteren
|
V. Bakker en F. Salverda, ‘De jacht op ons aardgas’, Vrij Nederland (15 januari 1983) supplement. |
G.J. Borghuis, De geschiedenis van de Nederlandsche Aardolie Maatschappij 1947-1987 (Assen 1988). |
A. Correljé, Hollands Welvaren. De geschiedenis van een Nederlandse bodemschat (1998) Teleac/NOT. |
Jaarverslagen Gasunie (Groningen). |
A. Kaijser, ‘From Slochteren to Wassenaar. The creation of a natural gas regime in the Netherlands’, NEHA-Jaarboek 59 (1996) 330-363. |
W. Kielich, Ondergronds Rijk (Amsterdam 1988). |
C. Klaassen, ‘Gasproductie’, Het Gas (juni 1980) Jubileumnummer, 278-291. |
H.K. Mani ed., Rapport: De organisatie van de landelijke gasvoorziening (Den Haag 1956). |
J.W. de Pous, ‘Nota inzake het aardgas’, Handelingen der Tweede Kamer, zitting 1961-1962, st. 6767, 11 juli 1962. |
Rapport van de Commissie tot bestudering van de centralisatie op het gebied der gasvoorziening (Den Haag 1950). |
F. Rouhani, A History of OPEC (Londen 1974). |
K.F.H. Schorer, ‘De organisatie van de gasvoorziening’, Het Gas (juni 1980) Jubileumnummer, 292-305. |
H.A. Stheeman, ‘Petroleum Development in the Netherlands, with Special Reference to the Origin, Subsurface Migration and Geological History of the Country's Oil and Gas Resources’, Reprint from Verhandelingen KNGMG, 21 (1963) 58-64. |
Studiegroep Industrie, De Gasindustrie in Amerika (Den Haag 1953). |
J.H. de Vries, Hoogovens IJmuiden 1918-1968 (IJmuiden 1978). |
J. Zijlstra, Nota inzake de gasvoorziening (Den Haag 1953). |
J. Zijlstra, ‘Tweede nota inzake de gasvoorziening’, Handelingen Tweede Kamer, Zitting 1956-1957, nr. 4900, 5 juni 1958. |
Energie/hoofdstuk 8
Elektriciteitsvoorziening, overheid en industrie 1949-1970
|
1917-1967. Een halve eeuw PEN. Vijftig jaar elektriciteit in Noord-Holland (z.j. en z.p.). |
M. Antal, Elektriciteitsopwekking, -transmissie en -distributie (Eindhoven 1986) collegedictaat TUE, dl. 1. |
J.H. Bakker, ‘Waarom een elektriciteitsplan’, Electrotechniek 56 (1978) 401. |
E.E.J. de Beyer, ‘Thomassen-Werkspoor Gasturbines’, De Ingenieur 74 (1962) W45-52. |
J.F.E. Bläsing, Mensen en spanningen. Sociaal-economische geschiedenis van de N.V. Provinciale Noordbrabantsche Electriciteitsmaatschappij 1914-1985 (Leiden 1992). |
K. Blok, On the reduction of carbon dioxide emissions (Utrecht 1991). |
H. Buiter en A.N. Hesselmans, Tegendruk. De geschiedenis van de vereniging Krachtwerktuigen en haar bemoeienis met de elektriciteitsvoorziening, 1915-1998 (Eindhoven 1999). |
‘De eerste Nederlandse gasturbine’, De Ingenieur 60 (1948) W16-20. |
D. Dresden e.a., Rapport van de Adviescommissie inzake besparing bij het verbruik van brandstoffen (Den Haag 1951). |
D. Dresden, J.F. Haccoû en J. Hellemans, Rapport inzake de samenwerking tussen zelfenergieopwekkende ondernemingen en de openbare elektriciteitsbedrijven in Nederland (z.p. 1957). |
‘Economische beschouwingen betreffende de energievoorziening tijdens spitsbelastingen door gasturbines’, De Ingenieur 67 (1955) W88-90. |
‘Een Nederlandse Gasturbine-opdracht’, De Ingenieur 61 (1949) A336-337. |
Even stilstaan bij verandering. Energiebeleid 65-90 (Den Haag 1990). |
| |
| |
W. Fontein, ‘De bedrijfsveiligheid der elektriciteitsvoorziening’, Electrotechniek 26 (1948) 132-133. |
B. Gales en J.P. Smits, De ontwikkeling van de Nederlandse Energiehuishouding in de negentiende en twintigste eeuw (Groningen 1998) ongepubliceerde studie. |
J.T. Harker, ‘Total Energy and the Gas turbine, with specific reference to performance characteristics and operating experience’, De Ingenieur 79 (1967) W209-220. |
A.N. Hesselmans, J. Buiter, J. Small en G. Verbong, Wisselende spanning. Een historische verkenning naar de relatie Rijksoverheid en elektriciteitssector (Voorburg 1996). |
H.Th. van Houten, ‘Gasverbrandingsturbines’, De Ingenieur 65 (1952) A554-555. |
O. Kickert, ‘De lastfactor in de elektriciteitsvoorziening’, Electrotechniek 43 (1965) 127-130. |
M.Th. Koot en A. ten Busschen, ‘Grootste industriële gasturbines in Nederland in bedrijf genomen’, De Ingenieur 80 (1968) W253-261. |
E.L. Kramer, ‘N.V. Samenwerkende Electriciteits-Productiebedrijven’, Liber Amicorum Van Staveren (Den Haag 1955) 56-65. |
J.J.C. van Lier, Energievoorziening (Delft 1960) inaugurale rede TUD. |
F.A.W.H. van Melick, ‘Toepassing van een gasturbine in “combined cycle” voor de eigenbedrijfsvoorziening van grote centrales’, De Ingenieur (1967) W191-193. |
‘Officiële inbedrijfstelling van de Hunzecentrale’, Electrotechniek 42 (1964) 245-247. |
H.H. Overbeek, Elektriciteitsopwekking, -transmissie en -distributie (Eindhoven 1992) collegedictaat TUE. |
‘Overeenkomst nopens de onderlinge samenwerking van Nederlandse Electriciteits-productiebedrijven’, Electrotechniek 26 (1948) 405-408. |
G. van Rhijn, ‘Het landelijk bewakingscentrum der NV Sep’, Electrotechniek 31 (1953) 249-258. |
Samenvatting en conclusies van het overleg dat in 1959, 1960 en 1961 heeft plaats gevonden tussen de vertegenwoordigers van de V.E.E.N. en de energiecommissie der drie verbonden inzake de mogelijkheid van samenwerking tussen zelf-energie-opwekkende ondernemingen en de openbare elektriciteitsbedrijven (z.p. 1961). |
G.A. Sanders, ‘Total-energy in opmars’, Βeta 6 (1971) no. 13, 8. |
NV Sep, ‘Prognose van de openbare elektriciteitsvoorziening tot het jaar 1975’, Electrotechniek 41 (1963) 634-636. |
NV Sep, Jaarverslagen (Arnhem). |
M.W. van der Sluis, ‘Zelfopwekkende industrie’, Electrotechniek 54 (1972) 565-566. |
J.P. Smits, Energie en Economie in Nederland gedurende de twintigste eeuw (Groningen 1999). |
J.C. van Staveren, ‘De samenstelling der Nederlandse electriciteits-productiebedrijven’, Electrotechniek 28 (1950) 349-360. |
J.C. van Staveren, ‘Electriciteit als bron van welvaart en integratie’, Economisch-Statistische Berichten 40 (1955) 437-440. |
J.C. van Staveren, ‘De energievoorziening van Nederland. VI. De rol van elektriciteit’, De Ingenieur 71 (1959) A157-163. |
J.J. Suyver, ‘Ontwikkeling van de elektriciteitsvoorziening’ in C.B. van Ardenne, H.W. Polderman en C.H. Slechte, Den Haag energiek. Hoofdstukken uit de geschiedenis van de energievoorziening in Den Haag (Den Haag 1981). |
‘Tien jaar vooruitgang in de opwekking van elektriciteit’, Electrotechniek 36 (1958) 223-227. |
VDEN, De ontwikkeling van onze electriciteitsvoorziening 1880-1938. Gedenkboek uitgegeven naar aanleiding van het 23-jarig bestaan der VDEN (Arnhem 1948). |
VDEN, De elektriciteitsvoorziening van Nederland (Arnhem 1963). |
VDEN, Elektriciteit voor Nederland - een terugblik (Arnhem 1977). |
L. Vos, ‘Het waarom van de technische inrichting van de Centrale Hemweg’, Electrotechniek 27 (1949) 251-263. |
L. Vos, ‘De productie van electrische energie’, Liber Amicorum Van Staveren (Den Haag 1955) 121-129. |
L. Vos, ‘Binnen paal en perk!’, Electrotechniek 29 (1953) 20 december, 3. |
G. de Zoeten, ‘Technische problemen, welke bij de koppeling van elektriciteitsfabrieken optreden - Kort- en aardsluitingen’, De Ingenieur 60 (1948) E51-57. |
G. de Zoeten, ‘De samenwerking tussen de Nederlandse electriciteitsproductiebedrijven’, De Ingenieur 66 (1954) E13-19. |
G. de Zoeten, ‘Enkele hoofdlijnen in de ontwikkeling van de elektriciteitsvoorziening’, De Ingenieur 69 (1957) E171-179. |
G. de Zoeten, ‘De zekerheid van de elektriciteitsvoorziening in Nederland’, Electrotechniek 41 (1963) 299-304. |
G. de Zoeten, ‘De plannen voor een 380 kV-net in Nederland’, De Ingenieur 78 (1966) E37-44. |
Energie/hoofdstuk 9
De belofte van kernenergie
|
A.A. Albert de la Bruhèze, Naar een stralende toekomst: Nederlandse nucleaire belangen en de Euratomonderhandelingen (Amsterdam 1983) ongepubliceerde doctoraalscriptie. |
R. Antonisse, Energie in Wisselend Tij (Middelburg 1991). |
J.H. Bakker, ‘De plannen voor de bouw en exploitatie van de Eerste Nederlandse Kernenergiecentrale’, Electrotechniek 41 (1963) 112. |
J.F.E. Bläsing, Mensen en spanningen. Sociaal-economische geschiedenis van de N.V. Provinciale Noordbrabantsche Electriciteitsmaatschappij 1914-1983 (Leiden 1992). |
H. de Bruyn, ‘De suspensiereactor’, in Technologie en Constructie van Kernreactoren, verslag van de leergang (Delft 1955). |
J.A. Goedkoop, De Geschiedenis van de Noors-Nederlandse samenwerking (Petten 1968) RCN-mededeling nr. 30. |
J.A. Goedkoop, Kernenergie in de Lage Landen (Utrecht 1976). |
KEMA, Jaarverslagen (Arnhem). |
KEMA, Eindverslag van het suspensiereactorproject Deel A (Arnhem 1982). |
J. Kistemaker, ‘Geschiedenis van het UC-project’, Stroom 1991/18, 2 dln. |
J.A.C. Lagaaij en G.P.J. Verbong, Kerntechniek in Nederland (Den Haag 1998). |
H. Nau, National Politics and International Technology, Reactor Development in Western Europe (Baltimore, 1974). |
Opening Tentoonstelling ‘Het Atoom’, Electrotechniek 35 (1957) 343-348. RCN, Jaarverslagen (Petten). |
J.M. van Splunter, Kernsplijting en Diplomatie (Amsterdam 1993). |
J.C. van Staveren, ‘Hoe staat het in ons land met het toepassen van kernenergie voor de productie van elektriciteit?’, Electrotechniek 41 (1963) 381-386. |
J.J. Went en H. de Bruyn, ‘Kernreactoren met vloeibare brandstof’, Electrotechniek 32 (1954) 233. |
G.J. Zijlstra, The Policy Structure of the Dutch nuclear energy sector (Amsterdam 1982). |
J. Zijlstra, ‘Nota inzake de kernenergie’, 3 juli 1957,3; Handelingen Tweede Kamer, zitting 56-57, 4727. |
Energie/hoofdstuk 10
Systemen in transitie
|
E. Abma, ‘Maatschappelijke aanvaarding’ in C.D. Andriesse en A. Heertje, Kernenergie in Beweging (Bussum 1982) 347-348. |
R. Antonisse, Energie in Wisselend Tij (Middelburg 1991). |
‘De atoomdiscussie begonnen’, Beta 7 (1972) 29 sept., 4. |
K. Blok, On the reduction of carbon dioxide emissions (Utrecht 1991). |
A. Correljé, Hollands Welvaren De geschiedenis van een Nederlandse bodemschat (1998) Teleac/NOT. |
Elektriciteit in Nederland (Arnhem verschillende jaren). |
Energienota, Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 13 122 nrs. 1-2. |
J.D. Fast, ‘Bezwaren tegen kerncentrale Kalkar’, Beta 7 (1972) 4 juli, 7. |
| |
| |
F. Gransch, ‘Als de fossiele brandstoffen op zijn, is er maar één alternatief: Kernenergie’, Chemisch Weekblad 66 (1970) 30 oktober, 27-29. |
A. Kaijser, ‘The helping hand. In search of a Swedish institutional regime for infrastructural systems’ in L. Andersson-Skog en O. Krantz eds., Institutions in the transport and communication industries (Canton Mass. 1998) 223-244. |
W. Marth, Der schnelle Brüter SNR 300 in auf und ab seiner Geschichte (Karlsruhe 1992). |
P. Peters, ‘De toekomst volgens de Club van Rome’ in NCDO, Kroniek van Duurzaam Nederland: Houdbare Economie (1997). |
G.A. Sanders, ‘Een alternatieve elektriciteitsvoorziening’, Beta 5 (1970) 4 sept. 9,15. |
G.A. Sanders, ‘Energievoorziening wordt zorgwekkend’, Beta 6 (1971) 28 april, 1-5. |
G.A. Sanders, Energie op leven en dood (Amsterdam 1972). |
NV Sep, De snelle kweekreactor Kalkar (Arnhem 1974). |
NV Sep, Jaarverslagen (Arnhem). |
H. Stevens, ‘Atoomtijd nu pas goed ingezet’, De Tijd (1969) 26 maart. |
Studium generale, Cyclus Energie (Rotterdam 1974) Erasmusuniversiteit Rotterdam. |
J.M. den Uyl, De toekomst onder ogen. Beschouwingen over socialisme, economie en economische politiek. (Amsterdam 1986). |
S.H. Woldringh, De Kernenergiecentrale in Dodewaard, Handboek bij vraagstukken over kernenergie (Amsterdam 1982). |
G.J.L. Zijl, ‘Bedrijfsvoering met de landelijke economische optimalisering van de elektriciteitsproductie’, Electrotechniek 61 (1983) 646-651. |
| |
Chemie
Chemie/hoofdstuk 1
Chemische techniek en chemische industrie
|
F. Aftalion, A history of the international chemical industry (Philadelphia 1991). |
A. Arora, R. Landau en N. Rosenberg eds., Chemicals and long-term economic growth. Insights from the chemical industry (New York etc. 1998). |
F. de Boer, ‘Elf-provinciën-nummer’, NCI. Orgaan van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (mei 1968). |
C. Freeman en L. Soete, The economics of industrial innovation (Cambridge, Mass. 1997) 3e druk, 85-136. |
L.F. Haber, The chemical industry 1900-1930: International growth and technological change (Oxford 1971). |
E. Homburg, ‘The history of the Dutch chemical industry’ in The anatomy of chemical Holland. Special issue of Chemisch Magazine (Rijswijk 1986) 16-22. |
J. ten Hove, ‘De chemische industrie in Nederland 1800-1990’ in Delfstoffenwinning en chemische industrie. Een geschiedenis en bronnen-overzicht (Amsterdam 1993) 13-63. |
H. Koopmans, Vijftig jaar scheikundige nijverheid in Nederland (Delft 1967). |
R. Landau en N. Rosenberg, ‘Succesful commercialization in the chemical process industries’ in N. Rosenberg, R. Landau en D.C. Mowery eds., Technology and the wealth of nations (Stanford 1992) 73-119. |
T.H. Norton, Die chemische Industrie in Belgien, Holland, Norwegen und Schweden (Brunswijk 1914). |
M.F. Schenk, De Nederlandse chemische industrie (ongepubliceerd manuscript, z.p. c1956). |
J.K. Smith, ‘The evolution of the chemical industry: a technological perspective’ in S.H. Mauskopf ed., Chemical sciences in the modern world (Philadelphia 1993) 137-157. |
P.H. Spitz, Petrochemicals: the rise of an industry (New York etc. 1988). |
A.S. Travis e.a. eds., Determinants in the evolution of the European chemical industry, 1900-1939: new technologies, political frameworks, markets and companies (Dordrecht, Boston en Londen 1998). |
[VNCI], ‘De historische ontwikkeling van de chemische industrie in Nederland’, Chemisch Weekblad 49 (1953) 594-609. |
N.G. de Voogt en A.J.C. de Waal, ‘Scheikunde en scheikundige technologie’ in Wat is een uitvinding en wat werd in een kwart eeuw uitgevonden? ('s-Gravenhage 1937) 188-220. |
Chemie/hoofdstuk 2
Grootschalig produceren: superfosfaat en zwavelzuur, 1890-1940
|
N.V. Amsterdamsche Superfosfaatfabriek, Amsterdam - Pernis, 1907-1917 (z.p. 1917). |
[E. Bloembergen], Vijf en zeventig jaar superfosfaat. Gedenkboek ter gelegenheid van het vijfenzeventigjarig bestaan van het superfosfaatbedrijf in Nederland (Utrecht 1953). |
W. Blom, 100 jaar zinkproduktie in Nederland (Eindhoven 1992). |
J.S. Doting en H.I. Waterman, Handleiding bij de studie van het zwavelzuurbedrijf (Dordrecht 1930). |
E. Drösser, Die technische Entwicklung der Schwefelsäurefabrikation und ihre volkswirtschaftliche Bedeutung (Leipzig 1908). |
F.H. Eijdman jr., Leerboek der chemische technologie (Amsterdam 1906). |
J. Eysten, ‘De zwavelzuurfabriek te Uithoorn’, Eigen Haard 41 (1915) 90-93. |
E. Homburg, ‘Zwavelzuur’ in H.W. Lintsen e.a. eds., Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving (Zutphen 1993) dl. 4, 181-203. |
Honderd jaar zwavelzuur-fabricatie. Fa. G.T. Ketjen & Co., Maatschappij voor Zwavelzuurbereiding. 1835 - 1 april 1935 (z.p. 1935). |
P. Huf, Zeventig jaar Coenen & Schoenmakers, Veghel, 1882 - 28 juli - 1952 (z.p. 1952). |
F.K.Th. van Iterson, ‘De zwavelzuurbereiding door de Staatsmijnen te Lutterade’, De Ingenieur 47 (1932) A280-A285. |
K.J.B. De Kleermaeker, ‘Vijftig jaar meststoffenontwikkeling’, Chemisch Weekblad 50 (1954) 565-570. |
[G. Küffner], Lurgi, the technology-oriented plant contractor, 1897-1997 (Frankfurt am Main 1997). |
R. Landau en N. Rosenberg, ‘Successful commercialization in the chemical process industries’ in N. Rosenberg, R. Landau en D.C. Mowery eds., Technology and the wealth of nations (Stanford 1992) 73-119. |
P.S. Pels, Een economisch-statistisch onderzoek naar de chemische industrie in Nederland (Haarlem 1944) (ook verschenen als proefschrift in 1943). |
J.H. van Stuijvenberg, Het Centraal Bureau een coöperatief krachtenveld in de Nederlandse landbouw 1899-1949 (Rotterdam 1949) 231-298. |
Van superfosfaat tot mengmest. 75 jaar lokatie Pernis (z.p. 1985). |
K. de Vrieze, Mijne herinneringen omtrent het gebruik van kunstmest. Tevens handleiding voor het gebruik van kunstmest (Amsterdam 1907). |
D. de Wit, Windmill, wieken naar de wind gekeerd. Van boerencoöperatie naar internationale organisatie (Vlaardingen 1990). |
J.L. van Zanden, ‘The first green revolution: the growth of production and productivity in European agriculture, 1870-1914’, Economic History Review 44 (1991) 215-239. |
| |
| |
Chemie/hoofdstuk 3
Chemici, hun kennis en de industrie
|
AKU-research. De N.V. Onderzoeksinstituut ‘Research’ van de Algemene Kunstzijde Unie N.V. (Arnhem z.j.). |
E.S.A. Bloemen, ‘Bezieling en “esprit d'équipe”. Industriële research in Nederland in het interbellum’ in P. Boomgaard e.a. eds., Exercities in ons verleden. Twaalf opstellen over de economische en sociale geschiedenis van Nederland en koloniën, 1800-1950 (Assen 1981) 153-167. |
1e Eeuwboek van het Technologisch Gezelschap te Delft, 1890-1990 (Delft 1989). |
B. Elema, Opkomst, evolutie en betekenis van research gedurende honderd jaren gistfabriek (Delft 1970). |
Gouden research. DSM Research 50 jaar, 1940-1990 (z.p. 1990). |
D.A. Hounshell en J.K. Smith jr., Science and corporate strategy: Du Pont R&D, 1902-1980 (Cambridge 1988). |
J.J. Hutter, ‘Nederlandse laboratoria 1860-1940: een kwantitatief overzicht’, Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Geneeskunde, Natuurwetenschappen, Wiskunde en Techniek 9 (1986) 150-174. |
A.F. Kamp ed., De Technische Hogeschool te Delft, 1905-1955 ('s-Gravenhage 1955). |
[H.H.R. Roelofs Heyrmans ed.], Gedenkschrift van de Koninklijke Akademie en van de Polytechnische School, 1842-1895, samengesteld ter gelegenheid van de oprichting der Technische Hoogeschool (Delft 1906). |
[J.H. Schweppe ed.], Research aan het IJ. LBPMA 1914 - KSLA 1989: De geschiedenis van het ‘Lab Amsterdam’ (Amsterdam 1989). |
H.A.M. Snelders, De geschiedenis van de scheikunde in Nederland. Van alchemie tot chemie en chemische industrie rond 1900 (Delft 1993). |
H.A.M. Snelders, De geschiedenis van de scheikunde in Nederland. 2. De ontwikkeling van chemie en chemische technologie, 1900-1950 (Delft 1997). |
G.J. Somsen, ‘Selling science: Dutch debates on the industrial significance of university chemistry, 1903-1932’ in A.S. Travis e.a. eds., Determinants in the evolution of the European chemical industry, 1900-1939: new technologies, political frameworks, markets and companies (Dordrecht, Boston en Londen 1998) 143-168. |
A.M.A.A. Steger, ‘Het onderwijs in de chemische technologie aan de Technische Hoogeschool’, De Ingenieur 33 (1918) 515-520. |
R.P.W. Visser en C. Hakfoort eds., Werkplaatsen van wetenschap en techniek. Industriële en academische laboratoria in Nederland, 1860-1940 (Amsterdam 1987) (= Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Geneeskunde, Natuurwetenschappen, Wiskunde en Techniek 9 (1986) 143-318). |
I. Vledder, E.S. Houwaart en E. Homburg, ‘Particuliere laboratoria in Nederland. Deel 1: opkomst en bloei, 1865-1914’, NEHA-Jaarboek voor de economische, bedrijfs- en techniekgeschiedenis 62 (1999) 249-290. |
Werken aan scheikunde: 24 memoires van hen die de Nederlandse chemie deze eeuw groot hebben gemaakt (Delft 1993). |
Chemie/hoofdstuk 4
De Eerste Wereldoorlog: samenwerking en concentratie binnen de Nederlandse chemische industrie
|
G. de Bruin, Buscruytmaeckers. Ervaringen en lotgevallen van een merkwaardig bedrijf in Holland (Amsterdam 1952). |
A.D. Chandler jr., Scale and scope. The dynamics of industrial capitalism (Cambridge, Mass, en Londen 1994) 3e druk. |
E.C. van Dorp, ‘Handel en nijverheid’ in H. Brugmans ed., Nederland in den oorlogstijd. De geschiedenis van Nederland en Nederlandsch-Indië tijdens den oorlog van 1914 tot 1919, voor zoover zij met dien oorlog verband houdt (Amsterdam 1920) 191-249. |
C. Gerretson, Geschiedenis der ‘Koninklijke’ (Baarn 1971-1973) 3e druk, 5 dln. |
G. Hondius Boldingh, ‘Chemische industrie in Nederland’, Handelingen van het XVIe Nederlandsch Natuur- en Geneeskundig Congres gehouden te 's-Gravenhage op 12, 13 en 14 april 1917 (Haarlem 1918) 77-95. |
G. Hondius Boldingh, ‘Chemische industrie in Nederland’, Chemisch Weekblad 16 (1919) 242-253, ook in 28e Jaarverslag 1918-1919 van het Technologisch Gezelschap te Delft (z.j.) 35-51. |
G. Hondius Boldingh, ‘Chemische industrie in Nederland’, Chemisch Weekblad 17 (1920) 96-97. |
J. Houwink ten Cate, ‘De mannen van de daad’ en Duitsland, 1919-1939. Het Hollandse zakenleven en de vooroorlogse buitenlandse politiek (Den Haag 1995). |
A.M.C. Lemmens en G.P.J. Verbong, ‘Natuurlijke en synthetische kleurstoffenproduktie in Nederland in de negentiende eeuw’, Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek 1 (1984) 256-275. |
Ch.A. van Manen, De Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij. Middelpunt van het verkeer van onzijdig Nederland met het buitenland tijdens den Wereldoorlog 1914-1919 ('s-Gravenhage 1935) 8 dln. in 6 banden. |
H. Nägele en D. Schaap, Geen oorlog, geen munitie. De geschiedenis van 300 jaar militaire produktie (Haarlem 1979). |
P. van Romburgh, ‘Chemie en onafhankelijkheid’, Verslag van het Verhandelde in de Algemeene Vergadering van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (1915) 9-37. |
C. Smit, Tien studiën betreffende Nederland in de Eerste Wereldoorlog (Groningen 1975). |
R. Spanjaard, Een en ander over het ontstaan en de ontwikkeling der anilinekleurstoffenindustrie (z.p. 1916) overdruk uit Technisch Studenten-Tijdschrift no. 14 (juni 1916). |
M.W.F. Treub, Oorlogstijd. Herinneringen en indrukken (Haarlem en Amsterdam 1917) 2e druk. |
75 jaar Vondelingenplaat. Speciale uitgave van ‘In geuren en kleuren’ (z.p. 1976). |
Joh. de Vries, Markt als spiegel. Ontwikkeling en problematiek der Nederlandse koolteermarkt en -nijverheid (inaugurele rede Katholieke Hogeschool Tilburg 1967). |
Ch. Wilson, Geschiedenis van Unilever. Een beeld van economische groei en maatschappelijke verandering ('s-Gravenhage 1954) 2 dln. |
H. Woltereck, Die Entwicklung der chemischen Industrie Hollands in den Jahren 1914 bis 1925 (proefschrift Leipzig 1927). |
Chemie/hoofdstuk 5
Van carbo- naar petrochemie, 1910-1940
|
K. Beaton, Enterprise in oil. A history of Shell in the United States (New York 1957). |
Friedrich Bergius und die Kohleverflüssigung. Stationen einer Entwicklung (Bochum 1985). |
J.L. Enos, Petroleum, progress and profits: a history of process innovation (Cambridge, Mass. 1962). |
R.J. Forbes en D.R. O'Beirne, The technical development of the Royal Dutch/Shell, 1890-1940 (Leiden 1957). |
H. Gabriëls, Koninklijke Olie: de eerste honderd jaar, 1890-1990 ('s-Gravenhage 1990). |
G. Goettsch, Koolteerproducten: ontstaan, verwerking, toepassingen (Amsterdam z..j. [1950]). |
J.H. v.d. Heijden, ‘Steenkoolhydreering op technische schaal’, Geologie en Mijnbouw 15 (1937) 94-98, 103-106. |
P. Hendrix, Henri Deterding. De Koninklijke, de Shell en de Rothschilds (Den Haag 1996). |
Th.P. Hughes, ‘Technological momentum in history: hydrogenation in Germany, 1898-1933’, Past and Present 44 (1969) 106-132. |
F.K.Th. van Iterson, ‘Kunstmest uit gas en lucht’, De Ingenieur 47 (1932) A427-A439. |
N.V. Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij. 1890 - 16 juni - 1950. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan ('s-Gravenhage 1950). |
A. Kraaij, 75 jaar Cindu bedrijven. Een terugblik onder de gedachte ‘Van sloper tot bouwer’ (z.p. 1997). |
| |
| |
J. Laugs, Stikstof van de Staatsmijnen, 1930-1940 (ongepubliceerde doctoraalscriptie Geschiedenis K.U. Nijmegen 1988). |
W.C. de Leeuw ed., Kleurstoffen uit petroleum. Algemeene beschouwingen over de industrie der synthetische kleurstoffen. Rapport in opdracht van de directie der Bataafsche Petroleum-Maatschappij (Amsterdam 1918) (niet in de handel). |
A. von Nagel, Methanol, Treibstoffe. Hochdrucksynthesen der BASF (Ludwigshafen 1970). |
J.N.J. Perquin, ‘Waterman en de petroleumindustrie: Hogedruktechniek en destructief hydrogeneren’ in De Oogst. Een overzicht van het wetenschappelijk werk van Prof. dr. ir. H.I. Waterman (Delft 1959) 35-44. |
G. Plumpe, Die I.G. Farbenindustrie AG: Wirtschaft, Technik und Politik 1904-1945 (Berlijn 1990). |
F.H. Pugh, ‘Petroleum als grondstof voor de chemische industrie’, Chemisch Weekblad 36 (1939) 102-106. |
P. Puype en G. Beauchez eds., Van kiem tot korrel. Nederlandsche Stikstof Maatschappij N.V., 1929-1979 (z.p. 1979). |
H.B.J. Schurink, ‘De aardolie-industrie als leverancier van grondstoffen voor de chemische industrie’, De Ingenieur 56 (1941) P13-P18. |
P.H. Spitz, Petrochemicals: the rise of an industry (New York etc. 1988). Staatsmijnen in Limburg. Gedenkboek bij gelegenheid van het vijftigjarig bestaan (Heerlen 1952).
Het Stikstofbindingsbedrijf der Staatsmijnen in Limburg (Heerlen 1936). |
A.N. Stranges, ‘Synthetic fuel production in prewar and World War II Japan: a case study in technological failure’, Annals of Science 50 (1993) 229-265. |
M. Szöllösi-Janze, Fritz Haber, 1868-1934. Eine Biographie (München 1998). |
A.S. Travis, ‘High pressure industrial chemistry: the first steps, 1909-1913, and the impact’ in A.S. Travis e.a. eds., Determinants in the evolution of the European chemical industry, 1900-1939: new technologies, political frameworks, markets and companies (Dordrecht, Boston en Londen 1998) 3-21. |
W.L.Z. van der Vegte, ‘De Mekog’, De Bron. Orgaan voor het personeel der verbonden petroleum maatschappijen 17 (1934) 98-100, 124-125. |
Joh. de Vries, Hoogovens IJmuiden, 1918-1968. Ontstaan en groei van een basisindustrie (IJmuiden 1968). |
B. Waeser, Die Luftstickstoff-Industrie, mit Berücksichtigung der chilenischen Industrie und des Kokereistickstoffs (Leipzig 1932) 2e druk. |
W. Witschakowski, Hochdrucktechnik (Ludwigshafen 1974). |
R. Wizinger, Kolen, lucht en water: een overzicht van de nieuwe toepassingen der koolstofchemie (Deventer 1944). |
D. Yergin, The prize. The epic quest for oil, money, and power (New York etc. 1993). |
Chemie/hoofdstuk 6
Nieuwe synthetische producten: plastics en wasmiddelen na de Tweede Wereldoorlog
|
E.E. van Andel, ‘Synthetische zeep uit petroleumproducten’, Chemisch Weekblad 39 (1942) 314-319. |
C.J. Briejèr, Zilveren sluiers en verborgen gevaren. Chemische preparaten die het leven bedreigen (Leiden 1967). |
H.M. Brüggemann ed., Kunststoffen 1986. Terugblik en toekomst (Delft 1986). |
M. Dendermonde, Nieuwe tijden, nieuwe schakels. De eerste vijftig jaren van de A.K.U. (Wormerveer z.j.). |
M.J.M. Dongelmans en J.M.H.J. Hemels, Een Nijmeegse familie. Vier generaties Dobbelmann, ondernemend en maatschappelijk bewogen (Nijmegen 1996). |
B. van Eysselsteyn, De geschiedenis van zeep (Rotterdam 1962). |
G. Felletschin, J. Knaut en M. Schöne, Deutsche Hydrierwerke (DEHYDAG). Stationen ihrer Geschichte (Düsseldorf 1981). |
H.F.J. Freutel, De ontwikkeling van de Nederlandse kunststoffenindustrie (z.p., z.j.) (brochure, aanwezig in IISG Amsterdam).
‘Giftig Nederland: De stand van zaken 30 jaar na Zilveren sluiers’, themanummer Milieu. Tijdschrift voor Milieukunde 12 (1997) 49-111. |
E.J. Hamers, ‘Kunststoffen’, Economisch-Statistische Berichten 33 (1948) 587-589. |
J.L. Heij e.a., ‘NKF vijftig jaar’, Kunststof en Rubber 47 (6) (1995) 35-48. |
P.M.A.V. Hooghoff, ‘Plastics in het huishouden’, Erfgoed van Industrie en Techniek 5 (1996) 74-82. |
P.M.A.V. Hooghoff, 70 jaar plastics. Van persplastiek tot spuitgietwerk. Van Niftrik in Putte van 1929 tot 1999 (Putte 1999). |
P.M.A.V. Hooghoff, ‘Knopenfabrieken in Amsterdam’, Ons Amsterdam 51 (1999) 264-268. |
P.M.A.V. Hooghoff en P. van der Weijden, Zeep in Nijmegen. 100 jaar Dobbelman in Bottendaal (Zeist 1995). |
R. Houwink, Kunststoffen: samenstelling, eigenschappen en toepassingsmogelijkheden (Amsterdam 1947) 2e druk.
‘K en R 50 jaar’, themanummer Kunststof en Rubber 50 (12) (dec. 1997) 33-112. |
R.P. van de Kasteele, Het kunststoffengebied: chemie, grondstoffen en toepassingen (Amsterdam 1949). |
[J.F. Kohlwey en de Werkcommissie voor de Plasticzaal], Wat zijn kunststoffen? Plastics, hun eigenschappen en toepassingen (Culemborg, Haarlem, Antwerpen en Keulen 1965) 2e druk. |
J.A. van der Laan, ‘Is het echt of is het plastic?’, Wetenschap & Samenleving 40 (1988) no. 3, 46-54, no. 4, 44-53. |
J.L. Meikle, American plastic: a cultural history (New Brunswick, N.J. 1995). |
A. Metz e.a., De eerste plastic eeuw. Kunststoffen in het dagelijks leven (Den Haag 1981). |
D. Meyer ed., 100 Jahre Henkel, 1876-1979 (Düsseldorf 1976) |
S. Mossmann ed., Early plastics. Perspectives, 1850-1950 (Londen en Washington 1997). |
A. von Nagel, Indanthren, Komplexfarbstoffe, Tenside (Ludwigshafen 1970) 3e druk. |
W.L.J. de Nie en J.J. Zonsveld, ‘Omvang en structuur van de industrie der plastica’, Plastica 1 (1948) 83-89, 117-124.
‘Nieuw, nieuwer, nieuwst! Innovatie in het dagelijks leven’, themanummer Wetenschap & Samenleving 39 (1987) no. 9/10. |
G. van Nifterik, ‘Monstergroei van kunststoffen. Petroleumindustrie en petrochemie tussen 1960 en 1970’, PetroChem 10 (9) (1997) 34-37. |
B. Orland, Wäsche waschen. Technik- und Sozialgeschichte der häuslichen Wäschepflege (Reinbek 1991). |
P. Rijkens, Synthetische wasmiddelen (Rotterdam en Londen 1953). |
P. Sparke ed., The plastics age. From modernity to post-modernity (Londen 1990). |
F.P. de Vilder ed., 100 jaar Kortman Nederland B.V. (Veenendaal 1987). |
D.H. Wester, Mensch - scheikunde - samenleving (Den Haag 1948) 2e druk. |
Ch. Wilson, Unilever in de Tweede Industriële Revolutie, 1945-1965 ('s-Gravenhage 1968). |
Chemie/hoofdstuk 7
Industrialisatie en industriecomplexen: de chemische industrie tussen overheid, technologie en markt
|
A. Bloemen e.a. ed., De soda (Roermond 2000) (= laatste uitgave van Kroniek. Personeelsblad van Solvay Chemie B.V.). |
E.H. Boasson, ‘Mogelijkheden van een anorganisch-chemische industrie’, Chemisch Weekblad 45 (1949) 33-43. |
F. de Boer, ‘Elf-provinciën-nummer’, NCI. Orgaan van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (mei 1968). |
IJ. Buurma, Vuile lucht (z.p. 1968) (= ANWB Recreatie-brochure no. 6). |
W.J. Dercksen, Industrialisatiepolitiek rondom de jaren vijftig: een sociologisch-economische beleidsstudie (Assen en Maastricht 1986). |
R.J. Forbes ed., Het zout der aarde. Samengesteld ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de NV Koninklijke Nederlandsche Zoutindustrie te Hengelo (Hengelo 1968). |
| |
| |
F. de Goey, Ruimte voor industrie. Rotterdam en de vestiging van industrie in de haven (Rotterdam 1990). |
G.A. van Haeften, De chemische industrie in Nederland (Den Haag 1965). |
P.E. de Hen, Actieve en re-actieve industrialisatiepolitiek in Nederland (Amsterdam 1980). |
R.P. van de Kasteele, ‘Die petrochemische und verwandte organisch-chemische Industrie in den Benelux-Ländern’, Chemische Industrie. Zeitschrift für die deutsche Chemiewirtschaft 15 (1963) 304-308. |
B. Klaverstijn, Samentwijnen. Via fusie naar integratie (Arnhem 1986). |
G.A. Kohnstamm, De toekomst van Nederlands industriële ontwikkeling: een technisch-economische studie ('s-Gravenhage 1947). |
H. de Liagre Böhl, J. Nekkers en L. Slot eds., Nederland industrialiseert! Politieke en ideologische strijd rondom het naoorlogse industrialisatiebeleid, 1945-1955 (Nijmegen 1981). |
F.A.M. Messing, Geschiedenis van de mijnsluiting in Limburg. Noodzaak en lotgevallen van een regionale herstructurering, 1955-1975 (Leiden 1988). |
A. Metzner, Die chemische Industrie der Welt (Düsseldorf 1955) 2 dln. [Ministerie van Economische Zaken], Bedrijfstakverkenning 1980. 8. Chemische-, rubber- en kunststofverwerkende industrie ('s-Gravenhage 1980). |
D. Mittmann, Die chemische Industrie im nordwestlichen Mitteleuropa in ihrem Strukturwandel (Wiesbaden 1974).
Nederlandse chemische en pharmaceutische producten en hun fabrikanten ('s-Gravenhage 1956) 3e druk.
‘De ontwikkeling van de Nederlandse procesindustrie: bevorderende en remmende factoren’, Chemisch Weekblad 65 (21 mrt. 1969) 13-16. |
P. Ottens, Van carbo- naar petrochemie. De ontwikkeling van de chemische bedrijven van Staatsmijnen/DSM in Limburg, 1952-1977, met bijzondere aandacht voor de veranderingen in input-output relaties (doctoraalscriptie Sociale Geografie, RU Groningen 1978). |
J. Overhoff en A.E. Schouten, ‘Enkele aspecten der petrochemische industrie’, Chemisch Weekblad 49 (1953) 746-758.
Van Rotterdam Charlois naar Rotterdam Pernis, 1902-1977 (Rotterdam 1977) (= jubileumuitgave van Onder de vlam 21 (16 september 1977)).
Rotterdam Chemisch Centrum, speciaal nummer van het tijdschrift Rotterdam-Europoort-Delta (Rotterdam 1968). |
P. de Schipper, Achter de dijken. Dow in Terneuzen, 1962-1997 (Brugge 1997). Shell Nederland Chemie 25 jaar (Rotterdam 1974) (= jubileumuitgave van Onder de vlam 18 (2 september 1974)). |
R.G. Stokes, Opting for oil. The political economy of technological change in the West German chemical industry, 1945-1961 (Cambridge 1994). |
H. Strijkers, DSM Chemicals: een terugblik, 1975-1991 (z.p., z.j.). |
H. Strijkers, Veertig jaar caprolactam bij DSM, 1952-1992 (z.p., z.j.). |
P. Tans, ‘Van Staatsmijnen tot DSM’, Het land van Herle. Tijdschrift en contactorgaan voor vrienden en beoefenaars van de historie van oostelijk Zuid-Limburg 27 (1977) 88-103. |
E.J.G. Toxopeüs, ‘De petrochemische industrie’, Chemisch Weekblad 63 (1967) 161-165.
[VNCI], Handboek voor de Nederlandse chemische industrie (Alphen aan den Rijn 1977-1990). |
E. Wever, ‘Pernis-Botlek-Europoort: Un complexe a base de pétrole?’, Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie 57 (1966) 131-140. |
E. Wever, Olieraffinaderij en petrochemische industrie. Ontstaan, samenstellingen voorkomen van chemische complexen (dissertatie RU Groningen 1974). |
Chemie/hoofdstuk 8
De chemische industrie in de twintigste eeuw
|
‘Chemie in Nederland’, themanummer van het Chemisch Magazine (nov. 1980) m697-m756. |
E. Homburg, ‘The history of the Dutch chemical industry’ in The anatomy of chemical Holland. Special issue of Chemisch Magazine (Rijswijk 1986) 16-22. |
D.L. Meadows e.a., The limits to growth. A Report for the Club of Rome's project on the predicament of mankind (New York 1972).
[Ministerie van Economische Zaken], Bedrijfstakverkenning 1980. 8.
Chemische-, rubber- en kunststofverwerkende industrie ('s-Gravenhage 1980). |
A.P.J. Mol, The refinement of production. Ecological modernization theory and the chemical industry (Utrecht 1995). |
J.W. Schot e.a., Geven om omgeving. Milieugedrag van ondernemingen in de chemische industrie ('s-Gravenhage 1991).
Technologische innovatie. Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 15855, nrs. 1-2 ('s-Gravenhage 1979) (de ‘Innovatienota’). |
|
|