| |
| |
| |
Bibliografie
Hoofdstuk 1
H. Baudet, ‘De geschiedenis der wereldtentoonstellingen’, De Onderneming 8 (1958), afl. 8 t/m 12. |
H. Baudet, ‘De dadels van Hassan en de start der Nederlandse industrialiteit’, in: Bedrijf en samenleving (Alphen a/d Rijn-Brussel 1967), 1-15. |
E.H. von Baumhauer, Voorlezingen over de Nederlandsche nijverheid en de middelen om haar te bevorderen (Haarlem 1856). |
M.M. von Baumhauer, ‘Het Statistisch Congres te Parijs’, De Gids 20 (1856), II, 145-184. |
S. Bleekrode, De tentoonstelling der Nijverheid van alle volken te Londen ('s-Gravenhage 1853). |
Bouwkundige Bijdragen (1851), 232-240 en 337-342. |
I.J. Brugmans, De arbeidende klasse in Nederland in de 19e eeuw, 1813-1870 (Utrecht/Antwerpen 197811). |
I.J. Brugmans, Paardenkracht en mensenmacht. Sociaal-economische geschiedenis van Nederland, 1795-1940 (Leiden 19832). |
J.W. del Campo genaamd Camp, Verslag der Wereldtentoonstelling te Londen in 1862 ('s-Gravenhage 1864). |
D.S.L. Cardwell, The organisation of science in England (London 19722). |
C.A. Davids, ‘De technische ontwikkeling van Nederland in de vroeg-moderne tijd. Literatuur, problemen en hypothesen’, Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek 8 (1991), 9-37. |
R. Dixon, S. Muthesius, Victorian architecture (London 1978). De Economist. |
T.M. Eliëns, Kunst, nijverheid, kunstnijverheid. De nationale nijverheidstentoonstellingen als spiegel van de Nederlandse kunstnijverheid in de negentiende eeuw (Zutphen 1990). |
A. Esquiros, ‘L'Angleterre et la vie anglaise. L'exposition universelle de 1862’, Revue des deux mondes 40 (1862). |
E.J. Fischer, Fabriqueurs en fabrikanten (Utrecht 1983). |
R. Fox, A. Guagnini, ‘Life in the slow lane: research and electrical engineering in Britain, France and Italy, ca. 1900’, in: P.A. Kroes, M. Bakker (eds.), Technological development and science in the industrial age (Dordrecht, Boston 1992), 133-153. |
W. Friebe, Architektur der Weltausstellungen (Leipzig 1983). |
C.H. Gibbs-Smith, The Great Exhibition of 1851 (London 19602). |
De Gids. |
P. Greenhalgh, Ephemeral vistas. The Expositions Universelles, Great Exhibitions and World's Fairs, 1851-1939 (Manchester 1988). |
U. Haltern, ‘Die “Welt als Schaustellung”. Zur Funktion und Bedeutung der internationalen Industrieausstellung im 19. und 20. Jahrhundert’, Vierteljahrschrift für Sozial- und Wirtschaftsgeschichte 60 (1973), 1-40. |
C. Hobhouse, 1851 and the Crystal Palace (rev. ed., London 1950). |
V. Hütsch, Der Münchener Glaspalast 1854-1931 (Berlin 19852). |
J.K., ‘Overdenkingen bij het sluiten der Algemeene Tentoonstelling te Parijs’, De Gids, 20 (1856) II, 481-509. |
H.J. Koenen, Voorlezingen over de geschiedenis der finantiën van Amsterdam (Amsterdam 1853). |
H.J. Koenen, Voorlezingen over de geschiedenis des Nederlandschen handels (Amsterdam 1853). |
H.J. Koenen, Voorlezingen over de geschiedenis der nijverheid in Nederland (Haarlem 1856). |
H.J. Koenen, Voorlezingen over de geschiedenis van scheepsbouw en zeevaart (Amsterdam 1854). |
E. Kroker, Die Weltausstellungen im 19. Jahrhundert. Industrieller Leistungsnachweis, Konkurrenzverhalten und Kommunikationsfunktion unter Berücksichtigung der Montanindustrie des Ruhrgebietes zwischen 1851 und 1880 (Göttingen 1975). |
J.J. de Lange, Proeve eener handelsgeschiedenis van Nederland over de jaren 1830-1870 (z.p. 1894). |
W.R.F. van Leeuwen, ‘Woning- en utiliteitsbouw’, in: H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890, deel 3 (Zutphen 1993), 197-231. |
M.R. Levin, When the Eiffel Tower was new. French visions of Progress at the Centennial of the Revolution (South Hadley, Mass. 1989). |
H. Loyrette, Gustave Eiffel. Ein Ingenieur und sein Werk (Stuttgart 1985). |
J.C. Polak-van 't Kruis, Het Paleis voor Volksvlijt (Amsterdam 1991). |
G. Reising, ‘Verkleidung und Funktion in der Architektur von Francis Fowke. Architektur während der Weltausstellung von 1862’, in: M. Brix, M. Steinhauser (Hrsg.), ‘Geschichte allein ist zeitgemäss’. Historismus in Deutschland (Lahn-Gießen 1978), 167-178. |
M. Sanderson, The Universities and British industry, 1850-1970 (London 1972). |
H. Schippers, A. den Ouden, ‘IJzerconstructies’, in: H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890, deel 3 (Zutphen 1993), 273-300. |
B. Schroeder-Gudehus, A. Rasmussen, Les fastes du Progrès. Le guide des Expositions Universelles, 1851-1992 (Paris 1992). |
L. Tibbe, ‘“Waar men liep zag men kunst”. Bezoeken van Nederlandse werklieden aan wereldtentoonstellingen in Parijs in 1867, 1889 en 1900’, Jong Holland 1 (1985), 13-30. |
L. Tibbe, ‘Kijken om te leren. Bezoek aan wereldtentoonstellingen als onderdeel van de scholing van handwerkslieden in
|
| |
| |
de 19e eeuw’, in: F. Kuyvenhoven, B. Treffers (red.) Nader beschouwd. Een serie kunsthistorische opstellen aangeboden aan Pieter Singelenberg (Nijmegen 1986), 129-149. |
Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid. |
De Volksvlijt. |
J.M.W. van Voorst tot Voorst, ‘Nederland op de Wereldtentoonstelling van 1851 te Londen’, Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 31 (1981), 475-492. |
L.H.M. Wessels, A. Bosch (red.), Veranderende grenzen. Nationalisme in Europa, 1815-1919 (Nijmegen 1992). |
W.J. Wieringa, Economische heroriëntering in Nederland in de 19e eeuw (Groningen 1955). |
A. van der Woud, ‘Onuitsprekelijke schoonheid. Waarheid en karakter in de Nederlandse bouwkunst’, Feit & Fictie 1 (1993), 16-32. |
| |
Hoofdstuk 2
J. Bierens de Haan, Van Oeconomische Tak tot Nederlandsche Maatschappij van Nijverheid en Handel 1777-1952 (Haarlem 1952). |
C.A. Davids, ‘De technische ontwikkeling van Nederland in de vroeg-moderne tijd. Literatuur, problemen en hypothesen’, in: Jaarboek van Geschiedenis van Bedrijf en Techniek 8 (1991) 9-37. |
C.A. Davids, ‘Cultuur en techniek. Over de recente geschiedschrijving van een relatie’, Leidschrift 8 (3) (1992), 5-22. |
C.A. Davids, ‘Technological change and the economic expansion of the Dutch Republic, 1580-1680’, in: Karel Davids en Leo Noordegraaf (red.), The Dutch economy in the Golden Age. Nine studies (Amsterdam 1993). |
C.A. Davids, ‘Technology in the Dutch Republic in a comparative perspective’ in: C.A. Davids en J. Lucassen (red.), The Dutch Republic in European context (worktitle, will be published in 1995). |
G.H. Keunen, ‘Waterbeheersing en de ontwikkeling van de bemalingstechniek in West-Nederland. De historische ontwikkeling van poldermolens en gemalen tot heden’, Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 103 (1988). |
Ph. Deane en W.A. Cole, British economic growth 1688-1959. Trends and structure (Cambridge 1969). |
H. van den Eerenbeemt. Armoede en arbeidsdwang ('s-Gravenhage 1977). |
M.C. Jacob, The cultural meaning of the Scientific Revolution (New York 1988). |
M.C. Jacob en W.W. Mijnhardt (red.), The Dutch Republic in the eighteenth century. Decline, enlightenment, and revolution (Ithaca 1992). |
H.W. Methorst, Werkinrichtingen voor behoeftigen (Utrecht 1985). |
A.E. Musson en E. Robinson, Science and technology in the Industrial Revolution (Manchester 1969). |
W.W. Mijnhardt, ‘Het Nederlandse genootschap in de achttiende en vroege negentiende eeuw’, in: De negentiende eeuw 7 (1983). |
Th.H. Nefkens, ‘De denkbeelden van de Borger omtrent de economische achteruitgang der Republiek in de achttiende eeuw’, in: Maandschrift Economie 36 (1971/1972), 495. |
R.W. Unger, Dutch shipbuilding before 1800; Ships and guilds (Assen 1978). |
R.W. Unger, ‘Technology and industrial organization; Dutch shipbuilding to 1800’, Business History 17 (1975) 56-72. |
R.W. Unger, ‘Wooden shipbuilding at Dordrecht’, in: Mededelingen van de Nederlandse Vereniging voor Zeegeschiedenis (1975) nr. 30. |
G. van de Ven, Leefbaar laagland. Geschiedenis van de waterbeheersing en landaamvinning in Nederland (Utrecht 1993). |
J.H. de Vlieger en E. Homburg, ‘Technische vernieuwing in een oude trafiek. De Nederlandse loodwitindustrie, 1600-1870’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek 9 (1992) 9-68. |
Joh. de Vries, De economische achteruitgang der Republiek in de achttiende eeuw (Amsterdam 1959). |
Jan de Vries, The economy of Europe in an age of crisis, 1600-1750 (Cambridge 1976). |
Jan de Vries, ‘Holland: commentary’, in: F. Krantz en P.M. Hohenberg, Failed transitions to modern industrial society: Renaissance Italy and seventeenth-century Holland (Montreal 1975). |
E.A. Wrigley, Continuity, chance and change: the character of the industrial revolution in England (Cambridge 1988). |
| |
Hoofdstuk 3
J.A.P.G. Boot, De Twentsche katoennijverheid 1830-1873 (Amsterdam 1935). |
J.A.P.G. Boot en A. Blank, Van smiet tot snelspoel (Hengelo 1975). |
A.S.A. Briggs, The power of steam (London 1982). |
R.A. Buchanan, Industrial archaeology in Britain (Harmondsworth 1972). |
R.A. Buchanan, The power of the machine. The impact of technology from 1700 to the present (London 1992). |
R.A. Buchanan en G. Watkins, The industrial archaeology of the stationary steam engine (London 1976). |
S.D. Chapman, The cotton industry in the industrial revolution (second edition, London 1987). |
H. Coppejans-Desmedt, De Gentse textielnijverheid van 1795 tot 1835. Het proces van de mechanisering en zijn economische gevolgen (Gent 1958), proefschrift. |
M. Daumas e.a., A history of technology and invention. Vol. iii The expansion of mechanisation 1725-1860 (New York 1979). |
H.W. Dickinson en R. Jenkins, James Watt and the steam engine (Ashbourne 1981). |
J. Dhondt, ‘L'industrie cotonnière Gantoise à l'époque Française’, in: Revue d'histoire moderne et contemporaine, ii (1955) 307-324. |
E.J. Fischer, Fabriqueurs en fabrikanten. Twente, Borne en de katoennijverheid 1800-1930 (Utrecht 1983). |
B.P.A. Gales, ‘De weg naar het hemelrijck is geplaveid met goede voornemens; schachten en steenkoolwinning in Limburg tussen 1750 en 1850’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek jbgbt, 5 (1988) 317-320. |
P.J.M. van Gorp, Tilburg eens de wolstad van Nederland. Bloei en ondergang van de Tilburgse wollenstoffenindustrie (Eindhoven 1987). |
P.J.M. van Gorp, Wollenstoffen. De industriële revolutie in Nederland (z.pl., z.jr.). |
R.T. Griffiths, ‘Ambacht en nijverheid in de Noordelijke Nederlanden 1770-1844’, in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden agn, Deel 10 (Haarlem 1981). |
R. de Herdt en G. Deseyn, Onder stoom, aspekten van de geschiedenis van de stoommachine (Gent 1983). |
G. van Hooff, In het rijk van de Nederlandse vulcanus. De Nederlandse machinenijverheid in de periode 1825-1914. Een bedrijfstakverkenning (Amsterdam 1990). |
J. Kanefsky, The diffusion of power technology in British industry 1760-1870 (University of Exeter 1979), PhD thesis. |
P. Lebrun, L'industrie de la laine à Verviers, pendant le xviii ième siècle. Contribution à l'étude des origines de la révolution industrielle (Luik 1948). |
P. Lebrun, M. Bruwier, J. Dhondt et G. Hansotte, Essai sur la révolution industrielle en Belgique 1770-1847 (Brussel 1979). |
F. Leleux, Liévin Bauwens, Industriel Gantois (Parijs 1969). |
M.J. van Lieburg en H.A.M. Snelders, ‘De bevordering en volmaking der proefondervindelijke wijsbegeerte.’ De rol van het Bataafsch Genootschap te Rotterdam in de geschiedenis van de natuurwetenschappen, geneeskunde en techniek (1769-1988) (Amsterdam 1989). |
H. Lintsen en R. Steenaard, ‘Steam and polders, Belgium and the Netherlands, 1790-1850’, in: Tractrix, 3 (1991), 121-147. |
J.L. Meyer, ‘Amsterdams eerste stoommachine’, in: Ons Amsterdam, februari 1990, 48-51. |
W. Minchington: ‘The energy basis of the British industrial
|
| |
| |
revolution’ in: G. Bayerl (red.), Wind- und Wasserkraft. Die Nutzung regenerierbarer Energiequellen in der Geschichte, Technikgeschichte in Einzeldarstellungen vdi Verlag (Düsseldorf 1989). |
J. Mokyr, The industrialisation in the low countries 1795-1850 (New Haven 1976). |
A. van Neck, ‘Les débuts de la machine à vapeur dans l'industrie Belge 1800-1850’, in: Histoire quantitative et développement de la Belgique, Tome ii, volume 2 (Bruxelles 1979). |
R. Steenaard, Stoom en stoomwezen, 1824-1850 (Erasmus Universiteit Rotterdam 1989), ongepubliceerde doctoraalscriptie. |
J. Tann and M.J. Breckin, ‘The international diffusion of the Watt engine, 1775-1825’, Economic History Review 1988, 541-564. |
G.N. von Tunzelman, Steam power and British industrialisation to 1860 (Oxford 1978). |
A.P. Usher, A history of mechanical inventions (New York 1982). |
J. Vanpaemel, ‘Van aeolipyle tot stoommachine: innovatie van weleer’, in: Ingenieursblad 1991 nr. 9, 65-73, nr. 10, 35-45. |
J. Varchmin en J. Radkau, Kraft, Energie und Arbeit. Energietechniek und Gesellschaft im Wechsel der Zeiten (München 1979). |
K. Veraghtert, ‘Ambacht en nijverheid in de Zuidelijke Nederlanden 1790-1844’, in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden agn, Deel 10, (Haarlem 1981). |
H. van der Wee, ‘De industriële revolutie in België’, in: Historische aspecten van de economische groei (Antwerpen-Utrecht 1972). |
| |
Hoofdstuk 4
M. Bakker, ‘Laboratoria in de Nederlandse bietsuikerindustrie’, Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Geneeskunde, Wiskunde, Natuurkunde en Techniek 9 (1986), 232-241. |
M. Bakker, Ondernemerschap en vernieuwing. De Nederlandse bietsuikerindustrie 1858-1919 (Amsterdam 1989). |
M. Bakker, ‘Engeland als leverancier van techniek en technische kennis. Enkele gevallen uit de achttiende en negentiende eeuw’, Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek 7 (1989), 54-82. |
H. Blink, ‘Studiën over Noord-Brabant, II. De ontwikkeling der industrie in Noord-Brabant’, Vragen van den Dag 15 (1900), 753-769. |
M.G. de Boer, Geschiedenis der Amsterdamsche stoomvaart, dl. I, (Amsterdam 1921), 39-40. |
M.G. de Boer, Leven en bedrijf van G.M. Roentgen (z.p. 1923). |
J.A.P.G. Boot, De Twentsche katoennijverheid (Amsterdam 1935). |
J.A.P.G. Boot, A. Blonk, Van smiet- tot snelspoel (Hengelo 1957). |
P. Dudzik Innovation und Investition. Technische Entwicklung und Unternehmerentscheide in der schweizerischen Baumwollspinnerei, 1800 bis 1916 (Zürich 1986). |
R.T. Griffiths, Industrial retardation in the Netherlands, 1830-1850 (Den Haag 1979). |
O. ten Have, De leer van het boekhouden in de Nederlanden tijdens de zeventiende en achttiende eeuw (Rotterdam/Delft 1933). |
G.B. Janssen, Baksteenfabricage in Nederland. Van nijverheid tot industrie, 1850-1920 (Zutphen 1987). |
P.J. Kasteleijn, De Zeepzieder (Dordrecht 1791). |
J.B. Kist e.a. (red.), Van voc tot Werkspoor. Het Amsterdamse industrieterrein Oostenburg (Utrecht 1986). |
H. Lintsen, ‘Kennisverwerving in de Nederlandse industrie in de 19e eeuw’, Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Geneeskunde, Wiskunde, Natuurkunde en Techniek 9 (1986), 175-189. |
W.M.F. Mansvelt, Geschiedenis van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, 2 dln (Haarlem 1924). |
H. Muntjewerff, De spil waar alles om draaide. Opkomst, bloei en neergang van de Tilburgse familieonderneming Wolspinnerij Pieter van Dooren, 1825-1975 (Tilburg 1993). |
W.E.G. Salter, Productivity and Technical Change (New York 1960). |
R. Steenaard, Stoom en Stoomwezen, 1824-1850 (doctoraalscriptie Erasmus Universiteit Rotterdam 1989). |
| |
Hoofdstuk 5
Van der Aa, Biografisch Woordenboek (Haarlem 1825 e.v.). |
J.Th.J. van den Berg, De toegang tot het Binnenhof. De maatschappelijke herkomst van de Tweede-Kamerleden tussen 1849 en 1970 (Weesp 1983). |
H. Boels, Binnenlandse Zaken. Ontstaan en ontwikkeling van een departement in de Bataafse tijd, 1795-1806 ('s-Gravenhage 1993). |
M.G. de Boer, Geschiedenis der Amsterdamsche Stoomvaart (Amsterdam 1921-1922). |
M.G. De Boer, Honderd jaar machine-industrie op Oostenburg, Amsterdam, 1827-1927 (Amsterdam 1927). |
C.M. Boortman, ‘Regeringsbeleid en bedrijfsvoering; het ontstaan van de Haagse stoommetaalgieterij-pletterij van E.B.L. Maritz en L.I. Enthoven’, Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek 2 (1985), 32-47. |
J.A. Bornewasser, ‘Het Credo... “geen rede van twist”. Ter verklaring van een koninklijk falen’, in: J.A. Bornewasser, Kerkelijk verleden in een wereldijke context (Amsterdam 1989), 113-148. |
J.A. Bornewasser, ‘Koning Willem I’, in: C.A. Tamse (red.), Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis (Alphen aan den Rijn 1979), 231-272. |
J.A. Bornewasser, ‘Het Koninkrijk der Nederlanden, 1815-1830’, in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 11 (Bussum 1983), 223-290. |
J.A. Bornewasser, ‘Ministeriële verantwoordelijkheid voor en na 1848’, in: G.A.M. Beekelaar e.a. (red.), Vaderlands verleden in veelvoud (Den Haag 1975), 453-480. |
A. Bosch en G.P. van de Ven, ‘Rivierverbetering’, in: Lintsen e.a., Geschiedenis van de techniek in Nederland, dl. 2 (Zutphen 1993), 103-127. |
T.J. Boschloo, De productiemaatschappij. Liberalisme, economische wetenschap en het vraagstuk der armoede in Nederland, 1800-1875 (Hilversum 1989). |
M. Botzenhart en W. Hubatsch (Hrsg.), Freiherr Vom Stein. Briefe und amtliche Schriften Bd. 9 (Stuttgart 1972). |
M. Chappin sj en J.P. de Valk, ‘Koning Willem I: een verlicht despoot?’, Documentatieblad Werkgroep 18e eeuw (1981), 84-108. |
H.T. Colenbrander (red.), Gedenkschriften van Anton Reinhard Falck ('s-Gravenhage 1913). |
H.T. Colenbrander (red.), Gedenkstukken der algemene geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840 ('s-Gravenhage 1905-1922). |
J.M. Dirkzwager, ‘De Nederlandse marine als pionier in de technische ontwikkeling. Ontwikkeling en gebruik van stoomketels in het tweede kwart van de 19de eeuw’, Tijdschrift voor zeegeschiedenis, 11 (1992), |
J.M. Dirkzwager, ‘De Nederlandse marine als pionier in de technische ontwikkeling. Schroefvoortstuwing in het tweede en derde kwart van de negentiende eeuw’, Tijdschrift voor zeegeschiedenis, 12 (1993), |
J.M. Dirkzwager, ‘Scheepsbouw’, in: Lintsen e.a., Geschiedenis van de techniek in Nederland, dl. 4 (Zutphen 1993), 67-102. |
D. Donker Curtius, Iets over het nut van ijzeren wegen (Den Haag 1837). |
E.J. Evans, The forging of the modern state. Early industrial Britain, 1783-1870 (London/New York 1983). |
C. Fasseur, De Indologen. Ambtenaren voor de Oost, 1825-1950 (Amsterdam 1993). |
B. Gales en R. Fremdling, ‘Iron masters and iron production, during the Belgian industrial revolution: the “enquete” of 1828’, neha-Jaarboek voor economische, bedrijfs- en techniekgeschiedenis, 1 (1994). |
I.J.A. Gogel, Memoriën en correspondentiën (Amsterdam 1844). |
L. de Gou (ed.), Het ontwerp van constitutie van 1797, deel II
|
| |
| |
(Den Haag 1984) [Rijks Geschiedkundige Publicatiën, Kleine Serie, 56], 301; 438-441; 502-512. |
N.B. Goudswaard, Vijfenzestig jaren nijverheidsonderwijs (Assen 1981). |
Handelingen der Staten-Generaal. |
H. van Heiningen, Diepers en delvers. Geschiedenis van de zanden grindbaggeraars (Zutphen 1991), |
G.K. van Hogendorp, Bijdragen tot de huishouding van Staat (2e druk, ed. J.R. Thorbecke) (Zaltbommel 1854). |
S. Hollander, The economics of Adam Smith (Toronto 1973). |
F.L. van Holthoon, ‘De genese van Thorbeckes organische staatsleer’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 101 (1986), 177-201. |
K. Jansma, Lely. Bedwinger der Zuiderzee (Amsterdam 19542). |
Ch. Jeurgens, De Haarlemmermeer (Amsterdam 1991). |
F. Klemm, Technik, eine Geschichte ihrer Probleme (Freiburg 1954). |
W. Klinkert, Het vaderland verdedigd. Plannen en opvattingen over de verdediging van Nederland, 1874-1914 (Den Haag 1992). |
W.L. Kloosterman, ‘Het Waterstaatsbeheer in de Bataafs-Franse tijd: 1795-1813’, in: J.C.N. Raadschelders, Th.A.J. Toonen (red.), Waterschappen in Nederland. Een bestuurskundige verkenning van de institutionele ontwikkeling (Hilversum 1993), 93-106. |
H. Knippenberg en B. Nauta, ‘Naar eenheid van tijd in Nederland 1835-1909’, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 15 (1989), 325-346. |
J. Laureyssens, ‘Willem I, de Société Générale en het economisch beleid’, in: Tamse en Witte, Staats- en natievorming, 207-214, |
H.W. Lintsen, Ingenieurs in Nederland in de negentiende eeuw. Een streven naar erkenning en macht (Den Haag 1980). |
H.W. Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving, 1800-1890, 6 delen (Zutphen 1992-1995). |
W.C. Lubenow, The politics of government growth. Early Victorian attitudes toward state intervention (Newton Abbot 1971). |
A.J. Fr. Maenen, Petrus Regout, 1801-1878. Een bijdrage tot de sociaal-economische geschiedenis van Maastricht (Nijmegen 1959). Magazijn van Vaderlandschen Landbouw. |
C. Matschoß, ‘Geschichte der Königlich Preußischen Technischen Deputation für Gewerbe’, Beiträge zur Geschichte der Technik und Industrie 3 (1911), 239-275. |
C. Matschoß, Preußens Gewerbeförderung und ihren großen Männer (Berlin 1921). |
I. Mieck, Preußische Gewerbepolitik in Berlin, 1806-1844 (Berlin 1965). |
I. Mieck, ‘Sigismund Friedrich Hermbstaedt (1760 bis 1833), Chemiker und Technologe in Berlin’, Technikgeschichte 32 (1965), 325-382 |
P. Mohr, Die Entwicklung des Grossbetriebs in der Getreidemüllerei Deutschlands (Berlin 1899). |
F.C. van Oosten, Schepen onder stoom. De geboorte van het stoomschip (Bussum 1972). |
W.A.M. Piepers, Bijdrage tot de geschiedenis van het toezicht op het stoomwezen in Nederland (Den Haag, 1914). |
W. Radtke, Die Preussische Seehandlung zwischen Staat und Wirtschaft in der Frühphase der Industrialisierung (Berlin 1981). |
E. Richards, ‘Margins of the Industrial Revolution’, in: P. O'Brien en R. Quinault (red.), The Industrial Revolution and British society (Cambridge 1993), 203-228. |
N.C.F. van Sas, ‘Het Grote Nederland van Willem I: een schone slaapster die niet wakker wilde worden’, in: Tamse en Witte, Staats- en natievorming, 171-185. |
N. van Sas, ‘Het politiek bestel onder koning Willem I’, Documentatieblad Werkgroep 18e eeuw (1981), 110-133. |
H. Schmal, ‘'s Rijks groote wegen in de 19e eeuw’, in: A.P. de Klerk e.a. (red.), Historische geografie in meervoud (Utrecht 1984), 78-94. |
G.S. Sonnenberg, Hundert Jahre Sicherheit. Beiträge zur technischen und administrativen Entwicklung des Dampfkesselwesens in Deutschland, 1810-1910 (Düsseldorf 1968). |
I.H. Stamhuis, ‘Cijfers en Aequaties’ en ‘Kennis der Staatskrachten’. Statistiek in Nederland in de negentiende eeuw (Amsterdam/Atlanta (Ga.) 1989). |
S. Stuurman, Wacht op onze daden. Het liberalisme en de vernieuwing van de Nederlandse staat (Amsterdam 1992). |
C.A. Tamse en E. Witte, ‘Inleiding’, in: Tamse en Witte, Staats- en natievorming, 15-55. |
C.A. Tamse en E. Witte, Staats- en natievorming in Willem I's koninkrijk (1815-1830) (Brussel 1992). |
J. Tann, The selected papers of Boulton & Watt. Vol. I, The engine partnership, 1775-1825 (London/Cambridge, Mass. 1981). |
A.J. Taylor, Laissez-faire and state intervention in nineteenth century Britain (Basingstoke/Londen 1972). |
J. Teijl, ‘Brandstofaccijns en nijverheid in Nederland gedurende de periode 1834-1864’, in: Lof der historie. Opstellen over geschiedenis en maatschappij (Rotterdam 1973), 153-183. |
J.R. Thorbecke, ‘Over het hedendaagsche staatsburgerschap’ [1844], in: K.H. Boersema, Johan Rudolf Thorbecke. Een historisch-critische studie (Leiden 1949). |
Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid. |
G.J. Verdam, ‘Omschrijving der modellen voor Bouw- en Werktuigkunde, voorhanden in de Rijks-Verzameling van Modellen te 's-Gravenhage’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid 1 (1833), 2 (1834), 3 (1836), 4 (1837). |
B. Vogel, Allgemeine Gewerbefreiheit. Die Reformpolitik des preußischen Staatskanzlers Hardenberg (1810-1820) (Göttingen 1983). |
P.I. van der Weele, Geschiedenis van het NAP (Den Haag 1971). |
A. van der Woud, ‘De Kanalenkoning en zijn reputatie’, in: Tamse en Witte, Staats- en natievorming, 237-259. |
A. van der Woud, Het lege land. De ruimtelijke orde van Nederland, 1798-1848 (Amsterdam 1987). |
P.G. van IJsselmuiden, Binnenlandse Zaken en het ontstaan van de moderne bureaucratie in Nederland, 1813-1940 (Kampen 1988). |
W.M. Zappey, ‘Het Fonds voor de Nationale Nijverheid 1821-1846’, in: P. Boomgaard, L. Noordegraaf en H. de Vries (red.), Exercities in ons verleden (Assen 1981), 27-42. |
| |
Hoofdstuk 6
P.J.M. Aalberse, ‘Een onbekende enquête naar de arbeidstoestanden in Nederland, gehouden in het jaar 1841’, Katholiek Sociaal Weekblad, 17 (1918), 241-243, 253-257, 261-263, 283-286, 293-296, 313-315. |
‘Een afscheidsgroet aan de Veiligheids-tentoonstelling in het volkspaleis te Amsterdam’, Eigen Haard (1890), 572-574. |
[J.A.] A[lberdingk].Th[ijm]., ‘Materialisme’, Dietsche Warande 3 (1857), 124. |
J.A. Alberdingk Thijm, ‘Willen wij alleen de gotiek?’, Dietsche Warande 4 (1858), 171-180. |
Algemeen Handelsblad, 13 apr. 1848. |
Algemeene konst- en letterbode (1834 en 1839). |
D.F. van Alphen, ‘Antwoord op de bedenkingen van den heer R.S. op mijn stukje over de armoede’, Magazijn voor het armen-wezen in het Koninkrijk der Nederlanden 4 (1820), 277-290. |
D.F. van Alphen, ‘Iets over de armoede en het gebrek aan arbeid, in betrekking tot staatshuishoudkunde en staatkunde’, Magazijn voor het armen-Wezen in het Koninkrijk der Nederlanden, 4 (1820), 3-66. |
‘Ambacht en grootindustrie’, De Nijverheid 2 (1894), 342-343. |
J.F. Ankersmit, ‘De ondergang van het handwerk’, De Kroniek 3 (1897), 219-220. |
K. de Bazel, ‘Veredeling van het ambacht’, De Kroniek 3 (1897), 186-187. |
Bijdragen voor de nijverheid (1836). |
S. Bleekrode, Algemeene en bijzondere technologie. Een handboek tot eene wetenschappelijke en praktische kennis van handwerken, ambachten, kunsten, manufacturen en fabrijken, volgens deszelver tegenwoordigen toestand, Eerste stuk (Groningen 1838). |
| |
| |
H. Blink, ‘Studiën over Noord-Brabant’, Vragen van den dag 15 (1900), m.n. 763-766. |
H.L. Boersma, ‘Handwerk en huisvlijt’, De Tijdspiegel (1890), dl. 1, 486-498. |
D. Boing, ‘Schets van den voor- en naadeeligen invloed van het gedrag des werkmans op den bloei of het verval der Fabrijken, Trafijken, Handwerken’, Verhandelingen uitgegeven door de Bataafsche Maatschappij tot nut van 't algemeen 10 (1803), 1-82. |
J. van den Bosch, ‘De algemene en in het bijzonder Nederlands nationale nijverheid, benevens de middelen om die te bevorderen, staatshuishoudkundig onderzocht’, in: De Star 1 (1819). |
T.J. Boschloo, De productiemaatschappij. Liberalisme, economische wetenschap en het vraagstuk der armoede in Nederland 1800-1875 (Hilversum 1989). |
J.G. de Bruijn, Inventaris van de prijsvragen uitgeschreven door de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, 1753-1917 (Groningen 1977). |
A. Chandler, A dream of order. The medieval ideal in ninetheen-century English Literature (Londen 1971). |
J. Charité, Biografisch woordenboek van Nederland, dl. 1 ('s-Gravenhage 1979). |
P.J.H. Cuypers, De oude gilden en de tegenwoordige ambachtsstand (z.p.z.j.). |
A. Doedens (red.), Autoriteit en strijd. Elf bijdragen tot de geschiedenis van collectief verzet in de Nederlanden, met name in de eerste helft van de negentiende eeuw (Amsterdam 1981). |
R. Duvekot, ‘Het ongewone geluid van de fabrieksbel. De overgang van huisnijverheid naar fabriekmatige produktie in Veenendaal (1800-1915)’, Textielhistorische bijdragen, 29 (1989), 42-63. |
[J.W.E.], ‘Veiligheidsmuseum’, Maandblad Amstelodamum 4 (1917), 21-22. |
F.W. van Eeden, ‘Veredeling van het ambacht’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid (1888), 357-360. |
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, ‘Armoede in de “gedrukte” optiek van de sociale bovenlaag in Nederland, 1750-1850’, Tijdschrift voor geschiedenis 88 (1975), 468-500. |
J.A. van Eijk, ‘Aanwending van het lichtgas als beweegkracht’, Praktische Volks-almanak (1861), 71-76. |
J.A. van Eijk, ‘Aanwending van lichtgas als beweegkracht voor werktuigen’, De Volksvlijt (1860), 138-140. |
J.A. van Eijk, ‘Electrische krachtwerktuigen’, De Volksvlijt (1879), 179-180. |
J.A. van Eijk, ‘Het gaswerktuig van Lenoir’, De Volksvlijt (1861), 21-34. |
J.A. van Eijk, ‘Het heetelucht-werktuig en de heeteluchtpomp van D.W. van Rennes’, De Volksvlijt (1877), 1-16. |
J.A. van Eijk, ‘Het heete-luchtwerktuig van Belou’, De Volksvlijt (1867), 257-260. |
J.A. van Eijk, ‘Het heete-luchtwerktuig van Lambereau’, De Volksvlijt (1870), 61-72. |
J.A. van Eijk, ‘Het luchtwerktuig van Ericson’, De Volksvlijt (1860), 285-299. |
J.A. van Eijk, ‘Over het nuttig verbruik der brandstoffen in krachtwerktuigen’, De Volksvlijt (1877), 147-159. |
J.A. van Eijk, ‘Het petroleum-werktuig (moteur) van Brayton’, De Volksvlijt (1878), 65-68. |
J.A. van Eijk, ‘Het verbeterde magneto-electrisch werktuig van de Méritens’, De Volksvlijt (1878), 280. |
‘Het electrisch overdragen van kracht’, De Volksvlijt (1882), 205-214. |
Englands Industrie und die mechanischen.Erfindungen sind das verderben des festen Landes (St. Gallen 1817). |
E.J. Evans, The forging of the modern state. Early industrial Britain 1783-1870 (London/New York 1983). |
W.J. van Exel, ‘Textielarbeiders tegen mechanisering. Een machineoproer in Geldrop in 1833’, Heemkronijk 23 (1984), 48-63. |
‘Fabriek en school’, De Economist 2 (1853), 291-305. |
George, Het licht der nieuwe wereld. De millionairs, de rijken, de burger-middenstand, de armen, bekeeken door eenen socialen bril (Amsterdam 1888). |
J. Giele, Een Kwaad leven. [Heruitgave van] de arbeidsenquete van 1887, dl. 3 (Nijmegen 1981). |
C.C. Gillispie (red.), Dictionary of scientific biography, xi (New York 1875). |
H. G[oeman] B[orgesius], ‘Een nationaal congres’, Sociaal Weekblad 4 (1890), 293-294, 303-304 en 309-310. |
H. Goeman Borgesius, ‘Stoommachines en volkswelvaart’, Vragen des tijds, 2 (1876), |
F. van der Goes, ‘Iets over de machine’, De Nieuwe tijd 16 (1911), 624-636 en 736-748. |
A. Gorter, ‘De Berlijnsche tentoonstelling van veiligheidstoestellen’, Sociaal Weekblad 3 (1889), 201-202. |
R.T. Griffiths, Industrial retardation in the Netherlands 1830-1850 (Den Haag 1979). |
J.A. Groen jr., ‘Driekwart eeuw strijd voor veiligheid’, Ons Amsterdam 18 (1966), 121-125. |
G. Groen van Prinsterer, Nederlandsche gedachten (1869). |
G. Groen van Prinsterer, Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Toelichting van de spreuk der revolutie (z.p. 1848). |
J. Grundel, ‘Een collectieve inzending op de Amsterdamsche tentoonstelling’, Sociaal Weekblad 4 (1890), 240-241. |
J.H. Gunning jr., ‘Gedachten over de Christelijke beschouwing der wereldeschiedenis’, Vaderlandsche letteroefeningen (1856), ii, m.n. 762-764. |
A.H.W. Hacke, ‘Veiligheid bij den arbeid’, in: Gedenkboek ter herinnering aan het vijftig-jarig bestaan der arbeidsinspectie(Groningen/Batavia 1940), 37 e.v.. |
Handelingen Staten Generaal (1818/19), II, (1865/66). |
P.D. 't Hart, ‘Een armenfabriek in Utrecht’, Spiegel Historiael 8 (1973), 558-564. |
D. Harting Pzn., ‘De motor-Rennes en de calorische pomp. Twee belangrijke Nederlandsche uitvindingen.’, Album der natuur (1877), 33-43. |
A. van Hennekeler, ‘De atmosferische motor van Davey’, De Natuur 5 (1885), 149-151. |
A. van Hennekeler, ‘De gasmotor van Forest’, De Natuur 4 (1884), 257-258. |
A. van Hennekeler, ‘De gas-motor volgens het stelsel Ravel’, De Natuur 1 (1881), 123-125. |
A. van Hennekeler, ‘De gas-motor volgens het systeem Otto’, De Natuur 1 (1881), 69-71. |
A. van Hennekeler, ‘Het magneto-elektrisch en het dynamoelektrisch werktuig, geschiedkundig overzicht’, De Natuur 1 (1881), 185-187, 241-245, 272-278, 309-314, 334-338. |
A. van Hennekeler, ‘Motoren voor kleine beweegkrachten. De gasmotor Bisschop en de stoommotor Tyson’, De Natuur 4 (1884), 216-220. |
A. van Hennekeler, ‘De stoommotoren van Davey en van Daussin’, De Natuur 4 (1884), 243-247. |
H. Herkner, ‘Over de instandhouding en de uitbreiding van den middenstand’, Sociaal weekblad 7 (1893), 283-284, 290-292, 298-30, 306-308 en 315-316. |
H. Hinkelmann, ‘Eenige motoren voor de kleine industrie’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid (1887), 357-364; (1888), 1-13, 42-53, 65-69 en 99-104. |
G.K. van Hogendorp, Bijdragen tot de huishouding van staat in het koninkrijk der Nederlanden, verzameld ten dienste der Staten Generaal, dl. 2 ('s-Gravenhage 1818). |
‘Invloed van de soort van arbeid op ziekte en levensduur’, De Economist 3 (1854), 343-345. |
J. Kalff, ‘De veredeling van het ambacht’, De Kroniek 3 (1897), 204. |
Kautsky, ‘De economische theorieën van Karl Marx’, De nieuwe tijd 3 (1898/1899), m.n. 477-480; 4 (1899), m.n. 49-64, 112-118. |
M.E. Kluit, Het Réveil in Nederland (Amsterdam 1936). |
‘Kosten voor beweegkracht bij kleine bedrijven’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid (1876), 356-360. |
A. Kouwenhoven, De dynamiek van het christelijk sociaal denken (Nijkerk 1989). |
| |
| |
‘Het kunstmatige fabriek- en trafiekwezen, van de staat- en en zedekundige zijde beschouwd’, Vaderlandsche letteroefeningen (1818), dl.2, 363-368. |
A. Kuyper, Het sociale vraagstuk en de christelijke religie. Rede bij de opening van het sociaal congres op 9 november 1891 (Amsterdam 1891). |
G.B. Lalleman, ‘Slavernij in Nederland’, De Economist (1855), 33. |
D.J. van Lennep, ‘Verhandeling over de maatregelen der ouden omtrent de armoede, en de opmerking, die dezelve verdienen in onzen tijd’, Vaderlandsche letteroefeningen (1817), dl.2. |
D. van Lente, Techniek en Ideologie: opvattingen over de maatschappelijke betekenis van technische vernieuwingen in Nederland, 1850-1920 (Groningen 1988). |
M.J. van Lieburg, Het Bataafsch Genootschap der proefondervindelijke wijsbegeerte te Rotterdam 1769-1984. Een bibliografisch en documenterend overzicht (Amsterdam 1985). |
C.E. te Lintum, Willem de Clercq. De mensch en zijn strijd (z.p. 1938). |
J. Mac Lean, ‘Arbeidsconflicten in de periode 1813-1872. Gegevens uit het Kabinet des Konings’, Tijdschrift voor sociale geschiedenis (1979), 292-312. |
J. de Maeyer, ‘Kunst en politiek. De Sint-Lucasscholen tussen ultramontaanse orthodoxie en drang naar maatschappelijk-culturele vernieuwing’, in: J. de Maeyer (red.), De Sint-Lucasscholen en de Neogotiek. 1862-1914 (Leuven 1988), 57-124. |
W.M.F. Mansvelt, Geschiedenis van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, dl. 1 (Haarlem z.j.). |
A. Martis, ‘Terminologie en ideologie’, in: Industrie en vormgeving in Nederland 1850-1950 (z.p.z.j.)(Amsterdam 1985), 15-21. |
J.A. Martis, Voor de kunst en voor de nijverheid. Het ontstaan van het kunstnijverheidsonderwijs in Nederland (z.p.z.j. (1990)). |
H. M[ercier], ‘De taak der machine’, Sociaal weekblad 5 (1891), 18-20. |
‘Middenstand en electriciteit’, De Hanzebode, 15 okt. 1909. |
J.Th. M[outon], ‘De Nederlandsche Vereeniging ter voorkoming van ongelukken in fabrieken en werkplaatsen’, Sociaal weekblad 5 (1891), 89-90. |
J.Th. M[outon], ‘De tentoonstelling te Amsterdam’, Sociaal Weekblad 4 (1890), 189-191, 256-258, 262-264 en 271-274. |
J.Th. M[outon], ‘De vereeniging tot voorkoming van ongelukken in fabrieken en werkplaatsen’, Sociaal weekblad 6 (1892), 281-291. |
H.A. Muntjewerff, De spil waar alles om draaide. Opkomst, bloei en neergang van de Tilburgze familie-onderneming Wolspinnerij Pieter van Dooren 1825-1975 (Tilburg 1993). |
‘Museum van voorwerpen ter voorkoming van ongelukken’, Sociaal Weekblad 10 (1896), 287. |
[N.], ‘Over het gebruik (of de vermeerdering) der werktuigen (machines) in de fabrijken’, Magazijn voor het armen-wezen, in het Koninkrijk der Nederlanden, 1 (1817), 160-161. |
[F.N.], ‘De gazmachine van Lenoir’, De Economist (1861), 341-348. |
[L.N.], ‘De beweegkracht door verwarmde lucht’, Praktische Volksalmanak 1 (1854), 1-8. |
‘Over de gas-, stoom- en watermotoren op de internationale tentoonstelling te Weenen in 1884’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid (1885), 24-26. |
‘Over het gebruik en de voordeelen van verschillende kleine motoren’, in: Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid (1886), 338-340. |
‘Over werktuigen en fabrijken’, Recensent, ook der recensenten 21 (1828), dl. 2, 440-442. |
P.Ch.H. Overmeer, De economische denkbeelden van Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834) (Tilburg 1982). |
R. van der Ploeg en R. Zinkstok, Wij zijn allen arbeiders. De opkomst van de moderne arbeidsmoraal in Nederland in de negentiende eeuw (Baarn 1986). |
J.C. Poggendorff's Biographisch-Literarisches Handwörterbuch, iii (Leipzig 1898). |
S. Le Poole, ‘Fabriek en school’, De Economist 8 (1859), 343-350 en 382-392. |
S. Le Poole, ‘Iets over het arbeiden van kinderen in de fabrieken’, De Economist 8 (1859), 152-156. |
S. Le Poole, ‘Ongelukken in fabrieken’, De Economist 14 (1865), 449-455. |
S. Le Poole, ‘Pogingen voor een goede zaak’, De Economist 9 (1960), 237-248. |
S. L[e] P[oole], ‘Vermindering van werk-uren in de fabrieken’, De Economist 10 (1861), 359-363. |
E. Poortinga, ‘Aantekeningen bij Thorbecke's analyse van de economische ontwikkeling in zijn Gentse verhandeling van 1830’, Recht en kritiek 15 (1989). |
N.W. Posthumus, ‘Bijdragen tot de geschiedenis der Nederlandsche grootindustrie (II)’, Economisch Historisch Jaarboek 11 (1925), 169-244. |
N.W. Posthumus, ‘Uit de voorgeschiedenis van de wetgeving tegen de kinderarbeid in Nederland’, Economisch Historisch Jaarboek 4 (1918), 3-36. |
Programma van het congres voor nijverheidshygiène en reddingswezen te Amsterdam 1-4 september 1890, in het Paleis voor Volksvlijt (z.p.z.j.). |
‘Rapport aan het departement Groningen van de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid over de wenschelijkheid van de invoering van gaskrachtmachines en gaskagchels’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid (1872), 273-285. |
O. van Rees, ‘De wetenschappelijke werkzaamheid van mr. J. Ackersdijck’, Utrechtsche studenten-almanak (1862), 169-212. |
R. Reinsma, ‘1867: De commissie “belast met het onderzoek naar den toestand der kinderen in fabrieken arbeidende” komt gereed met haar werk’, Sociaal maandblad arbeid (1969), 402-414. |
J. Roes, ‘Alberdingk Thijm, herlever en erflater’, in: P.A.M. Geurts e.a. (red.), J.A. Alberdingk Thijm. Erflater van de negentiende eeuw (Baarn z.j. (1992)), 11-17. |
H. Roland Holst, ‘William Morris als letterkundige’, De Nieuwe tijd 2 (1897/98), 197-198. |
R.N. Roland Holst, ‘Een vereeniging tot veredeling van het ambacht’, De Kroniek 3 (1897), 179-180. |
W.P. Ruysch, ‘De tentoonstelling van fabrieks-hygiène te Berlijn’, Vragen des tijds 16 (1890), 191-209. |
R. S[cherenberg], ‘Eenige aanmerkingen op het: iets over de armoede enz.’, Magazijn voor het armen-wezen in het Koninkrijk der Nederlanden 4 (1820), 207-267. |
A. Schlieker, Theoretische Grundlagen der ‘Arts- und Crafts’-Bewegung (Bonn 1986). |
B.H. Scholl, Bijdragen tot de geschiedenis der Gentse arbeidersbeweging, I (Brussel 1959). |
R.P. Sieferle, Fortschrittsfeinde? Opposition gegen Technik und Industrie von der Romantik bis zur Gegenwart (München 1984). |
W. Smit, ‘Meester Lalleman en de kinderarbeid in Moordrecht’, VU-magazine (1987), 35-37. |
Z.W. Sneller, ‘Willem van Hogendorp in zijn betrekking tot het Réveil’, in: Christendom en historie (Amsterdam 1925). |
H. van de Stadt, ‘Het voortbrengen van kleine beweegkrachten door middel van elektriciteit’, De Natuur 2 (1882), 119-122. |
De Star 2 (1820), 748-764. |
J.T.F. Steenbergen, ‘Een bezoek aan de tentoonstelling van motoren en werktuigen ten behoeve van de kleine nijverheid, te Erfurt, in den nazomer van 1878, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid (1879), 71-96. |
J.T.F. Steenbergen, ‘De kleine krachtmachines op de tentoonstelling te Erfurt’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid (1880), 23-25 en 42-50. |
J. Stoffel, De middenstand. Verleden-Heden-Toekomst (Amsterdam 1908). |
De stoomkracht vervangen door een nieuw, minstens tienmaal goedkooper middel (Amsterdam 1843). |
G. Taal, Liberalen en Radicalen in Nederland, 1872-1901 (Den Haag 1980). |
Tentoonstelling tot bevordering van veiligheid en gezondheid in fabrieken en werkplaatsen (Amsterdam 1890). |
| |
| |
M.I. Thomis, The Luddites. Machine-breaking in regency England (Newton Abbot 1970). |
M.I. Thomis, Responses to industrialisation. The British experience 1780-1850 (Newton Abbot 1976). |
L. Tibbe, ‘Theorie versus praktijk. De invloed van Engelse socialistische idealen op de Nederlandse kunstnijverheidsbeweging’, in: Industrie en vormgeving in Nederland 1850-1950 (z.p.z.j.) (Amsterdam 1985), 31-43. |
Tijdschrift ter bevordering van nijverheid 4 (1837) |
(Tijdschrift voor staatshuishoudkunde en statistiek) |
J.R. Thorbecke, ‘Verhandeling over den invloed der machines op het zamenstel der maatschappelijke en burgerlijke betrekkingen’, posthuum uitgegeven door E. Cantillon, Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, 8e reeks, 1 (1940), 145-160. |
H.W. Tydeman, ‘Eenige aanmerkingen op de bovenstaande aanmerkingen van de heer R.S.’, in: Magazijn voor het armenwezen in het koninkrijk der Nederlanden 4 (1820), 268-276. |
H.W. Tydeman, ‘Verhandeling over de vraag: welke zijn de grenzen van het nut en van de schade, welke door het gebruik van werktuigen in de fabrieken van ons vaderland, in de plaats van menschen handen, voor den staat in het algemeen worden aangebracht, en in hoeverre is het over zulksch te wenschen, dat het openbaar bestuur het in gebruik brengen van die werktuigen of aanmoedige of beperke?’, in: Natuurkundige verhandelingen van de Hollandsche maatschappij der Werenschappen, dl.10, 1e stuk (Haarlem 1820), 1-126. |
J.A. Uilkens, Technologisch handboek, of beschrijving van het gebruik, hetwelk de mensch van de voortbrengselen der natuur maakt (Amsterdam 1819) (uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, vijfde stuk). |
‘Uit alle landen’, Sociaal Weekblad 2 (1888), 131-132. |
A. Ure, ‘The philosophy of manufactures’ (1835), herdrukt in: M. Berg, Technology and toil in nineteenth century Britain (Londen 1979). |
Vaderlandsche letteroefeningen (1817), dl. 2 (mengelwerk) |
E. van der Ven, ‘De gas-machine van Lenoir’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid (1863), 120-142. |
‘Veredeling van het ambacht’, Sociaal Weekblad 8 (1894), 313-314. |
‘Veredeling van het ambacht’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid (1892), 188. |
‘Vereeniging tot voorkoming van ongelukken bij den arbeid’, Sociaal weekblad 4 (1890), 97. |
J.C. Vleggeert, Kinderarbeid in Nederland 1500-1874. Van berusting tot beperking (Assen 1964). |
‘Voorkoming van ongelukken’, Sociaal weekblad 4 (1890), 46. |
A.C.J. de Vrankrijker, Een groeiende gedachte. De ontwikkeling der meningen over de sociale kwestie in de 19e eeuw in Nederland (Assen 1959). |
‘De waarde van krachtoverbrenging door electriciteit voor de kleine industrie’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid (1883), 295-299. |
F. van Waarden, ‘Techniek en arbeid in de Twentse katoenspinnerijen van de oudheid tot heden’, Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek 1 (1984). |
Th. van der Waerden, Geschooldheid en techniek. Onderzoek naar de invloed van arbeidssplitsing en machinerie op de mate van vereischte oefening en bekwaamheid der arbeiders (proefschrift Delft 1911). |
T. Wagemakers, ‘Een moderne textielfabriek omstreeks 1830. Een industrieel-archeologische reconstructie’, De Lindeboom 6 (1982), m.n. 91-93. |
N. van de Wall, ‘Heetelucht-machines voor kleine beweegkrachten’, De Natuur 2 (1882), 163-166 en 204-207. |
N. van de Wall, ‘Watermotoren voor kleine beweegkrachten’, in: De Natuur, 2 (1882), 235-238. |
J.J. Westendorp Boerma, Johannes van den Bosch als sociaal hervormer. De Maatschappij van Weldadigheid (Groningen 1927). |
F.W. Westerouen van Meeteren, Voorkoming van ongelukken in fabrieken en werkplaatsen in Nederland (Amsterdam 1889). |
F.M. Wibaut, ‘De tragedie van het ambacht’, De Nieuwe tijd 16 (1911), 674-684. |
N.C. Winkel, ‘De taak van de arbeidsinspectie’, in: Gedenkboek ter herinnering aan het vijftig-jarig bestaan der arbeidsinspectie (Groningen/Batavia 1940), 1-36. |
A. Winkler Prins, ‘Het gaswerktuig’, Praktisch volksboek. Museum voor natuur, kunst en wetenschap (1861), 225-241. |
A. Winkler Prins, ‘Het gaswerktuig van Lenoir’, Praktisch volksboek. Museum voor natuur, kunst en wetenschap (1862), 151-153. |
A. Winkler Prins, ‘Lenoir’, Praktisch volksboek. Museum voor natuur, kunst en wetenschap (1862), 380-384. |
A. Winkler Prins, ‘Nog iets over het gaswerktuig van Lenoir’, Praktisch volksboek. Museum voor natuur, kunst en wetenschap (1861), 298-301; |
O. de Wit, ‘Papier’, in: Lintsen e.a. (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890, deel II (Zutphen 1993), 199-221. |
H.E.S. Woldring, ‘Geschiedenis en perspectief van de protestants-christelijke sociale beweging’, in: Tussen arbeid en kapitaal. Een eeuw katholiek en protestants sociaal denken (DISK-cahier XV) (Amsterdam 1990), 14-18. |
W. Wouters, ‘Broeders en Baronnen. Het ontstaan van de Sint-Lucasscholen’, in: J. de Maeyer (red.), De Sint-Lucasscholen en de Neogotiek. 1862-1914 (Leuven 1988), 157-218. |
G. Wttewaall, ‘Over de geschiktste middelen ter bevordering van den bloei der fabrijken’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid 2 (1834), 286-303. |
G. Wttewaall, ‘Over het nadeelige van het werken van kinderen en getrouwde vrouwen in fabrijken’, Bijdragen tot de staathuishoudkunde en statistiek (1836), |
G. Wttewaal, ‘Over de steeds toenemende armoede in het Koninkrijk der Nederlanden’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid 1 (1833), 523-551. |
J.R. van der Zeijden e.a., Inventaris van de archieven van de Maatschappij van Weldadigheid (1818-1970) (Assen 1990). |
| |
Hoofdstuk 7
G. Bolten, ‘De betekenis van de stoommachine voor de modernisering van enkele traditionele windindustrieën in de Zaanstreek’. Met stoom, nr. 2, december 1989, 21-31. |
I.J. Brugmans, De arbeidende klasse in Nederland in de 19e eeuw (1813-1870) (Utrecht 1971), achtste druk. |
I.J. Brugmans, ‘Standen en klassen in Nederland gedurende de negentiende eeuw’, in: P.A.M. Geurts en F.A.M. Messing, Economische ontwikkeling en sociale emancipatie (Den Haag 1977) 110-128. |
J.E. Cronin, Industrial conflict in modern Britain (London 1979). |
E.J. Fischer, Fabriqueurs en fabrikanten. Twente, Borne en de katoennijverheid 1800-1930 (Utrecht 1983). |
J. Giele (red.), Een kwaad leven. De arbeidsenquête van 1887 (Nijmegen 1981), 3 delen. |
R.T. Griffiths, Industrial retardation in the Netherlands 1830-1850 (Den Haag 1979). |
R.T. Griffiths, Achterlijk, achter of anders? Aspecten van de economische ontwikkeling van Nederland in de 19de eeuw (Amsterdam 1980), intreerede. |
J.A. de Jonge, De industrialisatie in Nederland tussen 1850 en 1914 (Amsterdam 1968, Nijmegen 1976 reprint). |
J. Kingma, ‘De Zaanse industrie in drie eeuwen’, in: Erfgoed van Industrie en Techniek 3 (1994), nr. 1, 14-30. |
D. van Lente, Techniek en ideologie. Opvattingen over de maatschappelijke betekenis van technische vernieuwingen in Nederland, 1850-1920 (Groningen 1988). |
H. Lintsen, ‘Stoom als symbool van de industriële revolutie’, Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek jbgbt 5 (1988), 350-353. |
H. Lintsen, J. Nieuwkoop, De registers van de Dienst voor het Stoomwezen, Delen 1 t/m 10 (Amsterdam neha 1989-1993). |
H. Lintsen, Een revolutie naar eigen aard. Technische ontwikkeling en maatschappelijke verandering in Nederland (Delft 1990), intreerede. |
R.F.J. Paping, ‘Industriële windmolens op de Groninger klei,
|
| |
| |
1770-1860’, Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek jbgbt 9 (1992), 69-94. |
E. Shorter en C. Tilly, Strikes in France 1830-1968 (London 1974). |
Th. van Tijn, voorlopige notities over het ontstaan van het moderne klassebewustzijn in Nederland, in: P.A.M. Geurts en F.A.M. Messing, Economische ontwikkeling en sociale emancipatie (Den Haag 1977), 129-143. |
S.W. Verstegen en A. Kragten, ‘De Veluwse kopermolens in de negentiende eeuw; een raadsel voor historiografen?’ Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek jbgbt 1 (1984), 172-178. |
| |
Hoofdstuk 8
M. Akrich, ‘User Representtion: Practices, Methods and Society’, in: A. Rip, T. Misa, J. Schot (eds.), Managing Technology in Society. The approach of Constructive Technology Assessment (London 1995). |
W.B. Arthur, ‘Competing Technologies: An Overview’, in: G. Dosi et al., Technical Change and Economic Theory (London 1988) 590-607. |
M. Bakker, G. van Hooff, H.W. Lintsen, G. Verbong, ‘Industrialiseren en innoveren in de negentiende eeuw’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek, Deel v (1988) 327-336. |
G. Basalla, Evolution of Technology (Cambridge 1988) 8-9, 66-78. |
M. Berg, The Age of Manufacturers 1700-1820 (Oxford 1986) 179-197. |
R.W.J.M. Bos, ‘Factorprijzen, technologie en marktstructuur; de groei van de Nederlandse volkshuishouding 1915-1914’, in: AAG Bijdragen, 22 (1979) 109-135. |
I.J. Brugmans, ‘Standen en klassen in Nederlands gedurende de negentiende eeuw’, in: P.A.M. Geurts en F.A.M Messing, Economische Ontwikkeling en Sociale Emancipatie II (Den Haag 1977) 110-128. |
F. Crouzet. The First Industrialists. The problems of origins (Cambridge 1985). |
C.A. Davids, ‘De technische ontwikkeling van Nederland in de vroeg-moderne tijd. Literatuur, problemen en hypothesen’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek, Deel 8 (1991), 9-37. |
C.A. Davids, ‘Technology in the Dutch Republic in a comparative Perspective’, in: C.A. Davids en J. Lucassen (red.), The Dutch Republic in European Context (in voorbereiding). |
G. Dosi, ‘Technological Paradigms and Technological Trajectories: A Suggested Interpretation of the Determinants and Direction of Technical Change’, in: Research Policy 6 (1982) 147-162. |
G. Dosi et.al., Technical Change and Economic Theory (London, New York, Pinter Publishers 1988). |
E.J. Fischer, ‘De geschiedschrijving over de 19e eeuwse industrialisatie’, in: W.W. Mijnhardt (red.), Kantelend geschiedbeeld. Nederlandse historiografie sinds 1945 (Utrecht/Antwerpen 1983). |
C. Freeman en B.A. Lundvall, Small Countries Facing Technological Revolution (London and New York, 1988). |
B. Gales, ‘Mijnbouw’, hoofdstuk 3 in deel iv. |
R.T. Griffiths, Industrial Retardation in the Netherlands 1830-1850 (Den Haag 1979). |
R.T. Griffiths, Achterlijk, Achter of Anders? Aspecten van de economische ontwikkeling van Nederland in de 19e eeuw (Amsterdam 1980) Inaugurele rede. |
H.J. Habakkuk, American and British Technology in the Nineteenth Century: the Search for Labour Saving Inventions (Cambridge 1962). |
E.J. Hobsbawn, Industry an Empire (Penguin Pocket 1968). |
E. Homburg en Johan Schot, ‘Financiers van de Nederlandse industrialisatie: economische drijfveren, sociale herkomst en familierelaties’, in: Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 14 (1988) 3, 274-298. |
P. Hudson, The Industrial Revolution (London 1992). |
D.L. Hull, Science as a Process. An Evolutionary Account of the Social and Conceptual Development of Science, (Chicago 1988). |
R. Kemp, ‘An Economic Analysis of Cleaner Technology: Theory and Evidence’, in: Kurt Fischer, Johan Schot (eds.) Environmental Strategies for Industry. International Perspectives on Research Need and Policy Implications (Washington DC 1993) 590-607. |
D.S. Landes, The Unbound Prometheus. Technological Change and Industrial Development in Western Europe from 1750 to the Present (Cambridge 1969) |
B. Latour, Nous n'avond jamais été modernes (Paris 1991). Nederlandse vertaling 1994. |
H. van Lente, Promising Technology. The Dynamics of Expectations in Technological Development (Enschede 1993). |
D. van Lente, Techniek en Ideologie. Opvattingen over de maatschappelijke betekenis van technische vernieuwing in Nederland, 1850-1920 (Groningen 1988). |
H.W. Lintsen, Een revolutie naar eigen aard. Technische en Maatschappelijke verandering in Nederland, (Delft 1990). |
B.A. Lundvall, ‘Innovation an interactive process: from userproducer interaction to national system of innovation’, in: G. Dosi et.al., Technical Change and Economic Theory (London 1988) 349-369. |
C. Marvin, When Old Technologies Were New. Thinking about Electric Communication in the Late Nineteenth Century (Oxford 1988). |
T. Misa, A Nation of Steel: Steel and the making of Modern America, 1865-1925 (Baltimore 1995). |
Joel Mokyr, The Lever of Riches. Technological Creativity and Economic Progress (Oxford 1990). |
Joel Mokyr, Industrialisation in the Low Countries, 1795-1850 (New Haven 1976). |
David C. Mowery and Nathan Rosenberg, ‘The Influence of Markt Demand upon Innovations: A Critical Review of some Recent Empirical Studies’, in: N. Rosenberg, Inside the Black Box. Technology and Economics (Cambridge Unversity Press 1982) 193-244. |
L. Mumford, Technics and Civilisation (Harcourt Brace Jovanovich Publishers 1934) 12-17. |
A. Rip, ‘A quasi-evolutionary model of technological development and a cognitive approach to technology policy’, in R. Viale (ed.), Rivista di Studi Epistemologici e Sociali sulla Scienza e la Tecnologia 2, Society and Technology (Torino 1992) 69-103. |
N. Rosenberg, Perspectives on Technology (Cambridge 1977). |
N. Rosenberg, Inside the Black Box. Technology and Economics (Cambridge Unversity Press 1982). |
J.W. Schot, ‘Het meekrapbedrijf in Nederland in de negentiende eeuw opnieuw bezien in het licht van het industrialisatiedebat’, in: Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek, Deel v (1987) 77-110. |
J.W. Schot, Maatschappelijke Sturing van Technische Ontwikkeling. Constructief Technology Assessment als hedendaags Luddisme (Enschede 1991). |
Merritt Roe Smith, Harpers Ferry Armory and the New Technology (Ithaca en London 1977). |
J. Staudenmaier, Technology's Storytellers. Reweaving the Human Fabric (Cambridge 1985). |
J. Staudenmaier, ‘The Politics of Successful Technologies’, in: R.C. Post and S.H. Cutlifee (eds.), In Context: History and History of Technology. Essays in Honour of Melvin Kranzberg (Bethlehem 1989) 150-171. |
D.J. Teece, ‘Profiting from Technological Innovation: Implications for Integration, Collaboration, Licensing and Public Policy’, Research Policy, 15 (1986) 285-305. |
W.G. Vincenti, ‘The Retractable Airplane Landing Gear and the Northgrop “Anomaly”: Variation-Selection and the Shaping of Technology’, in: Technology and Culture, vol 35 (1994) 1, 1-33. |
J.L. van Zanden, ‘De introductie van stoom in de Amsterdamse meelfabricage 1828-1855; over de rol van marktstruc- |
| |
| |
turen, ondernemersgedrag en de overheid’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek, Deel 8 (1991) 63-80. |
J.L. van Zanden, Arbeid tijdens het Handelskapitalisme. Opkomst en neergang van de Hollands economie, 1350-1850, (Bergen, 1991). |
| |
Hoofdstuk 9
In de navolgende bibliografie zijn alleen publikaties in boekvorm opgenomen, geheel gewijd aan de industriële archeologie - industrieel erfgoed.
Het is een selectie van titels uit een veel omvangrijker literatuurbestand, dat raadpleegbaar is in de bibliotheek van de Stichting Projectbureau Industrieel Erfgoed (pie), Postbus 948, 3700 AX Zeist.
| |
Internationaal
A. Alfrey and T. Putnam, The industrial heritage. Managing resources and uses (London/New York 1992). |
Arqueologia industrial en Bizkia (Bilbao 1988). |
Archeologia Industriele Monumenti del lavore fra xviii e xx secolo (Vicenza 1983) (Touring Club Italiano). |
O. Baldinger, Erhaltung Industriëller Kulturgüter in der Schweiz (Umiken 1987). |
K.H. Böhle, Erbstücke. Technische Denkmale in der ddr (Leipzig 1989). |
B. Bracegirdle, The Archeology of the Industrial Revolution (London 1973). |
R.A. Buchanan, Industrial archeology in Britain (Harmondsworth 1972). |
N. Cossons, The BP Book of Industrial Archeology (Newton Abbot 1975). |
M. Danmas, L'Archéologie Industrielle en France (Paris 1980). |
Denkmale der Produktions- und Verkehrsgeschichte (2 dln.) (Berlin 1989/1991). |
G.D. Hay and G.P. Stell, Monuments of industry, an illustrated historical record (Glasgow 1986). |
K. Hudson, A guide to the Industrial archeology of Europe (Bath 1972). |
K. Hudson, Industrial Archeology (London 1963). |
K. Hudson, World industrial archeology) (Cambridge 1979). |
J. Hult and B. Nyström (ed.), Technology & Industry. A Nordic Heritage (Canton, USA 1992). |
Industrial Heritage '92. National Reports The 8th International Conference of the Industrial Heritage (Madrid, CEHOPU 1992). |
Industriálni: Skanzen. Cechy a Morava (an open-air museum of Industry) (Praha z.j.). |
Industriekultur am Bodensee, Ein Führer zu Banten des 19. und 20. Jahrhunderts (Konstanz 1992). |
Fr. D. Klingender, Art and the Industrial Revolution (z.pl., 1968) (eerste uitgave 1947). |
A. Linters, Industria. Architecture industrielle en Belgique (Luik 1986). |
C. Matchoss und W. Lindner, Technische Kulturdenkmale (München 1932) (Reprintuitgave in de reeks ‘Klassiker der Technik’, Düsseldorf 1984). |
W. Paul, Technische Sehenswürdigkeiten in Deutschland (5 dln.) (München 1976-1980) (ADAC-Reiseführer). |
Le Paysage de l'industrie. Het industrielandschap. The landscape of industry, (Bruxelles 1975). |
Le règne de la machine. Rencontre avec l'Archéologie Industrielle (Bruxelles 1975). |
M. Scharabi, Industrie und industriebau in-Ägypten. Eine Einführung in die Geschichte der Industrie im Nahen Osten (Berlin 1992). |
R. Slotta, Einführung in die Industriearcheologie (Darmstadt 1982). |
R. Slotta, Technische Denkmäler in der Bundesrepublik Deutschland (2 dln.) (Bochum 1971, 1975). |
B. Trinder (ed.), The Blackwell Encyclopedia of Industrial Archeology (Oxford 1992). |
G. VanderHulst (ed.), Industry, man and landscape. Industrie, homme et paysage (Bruxelles 1991) (Handelingen 7e Congres ticcih). |
P. Viaene, Industriële archeologie in België (Gent 1990) (2 dln.). |
M. Wehdorn u.a., Baudenkmäler der Technik und Industrie in Österreich (2 dln. verschenen) (Wenen 1984, 1991). |
| |
Nederland - algemeen
J.M. Fuchs en W.J. Simons, Shell-journaal van monumenten van bedrijf en techniek (Rotterdam 1976). |
‘Functionele vormgeving in negentiende eeuws Nederland’, themanummer van Plan (2), 1972, 17-60 (tevens catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling). |
Ch. Genders, Monumenten van bedrijf en techniek in beeld (Baarn 1979). |
Het industrieel erfgoed en de kunst van het vernietigen. Adviesnota uitgebracht door de Commissie Industrieel Erfgoed in opdracht van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (Zeist 1989). |
‘Industriële archeologie’ Themanummer van Janus, uitgave Werkgroep Industriële Archeologie van de njbg (no. 12) (Eindhoven 1978). |
‘Industriële Archeologie’, themanummer van De Ingenieur, 86 (1974), 490-509. |
‘Monumenten van bedrijf en techniek in Nederland’. Themanummer van Kunstschrift, 1984. no. 3, 75-106. |
P. Nijhof, Op zoek naar ons industrieel verleden. Gids langs monumenten van bedrijf en techniek (2 dln.) (Haarlem 1986, 1987). |
P. Nijhof e.a., Monumenten van bedrijf en techniek. Industriële archeologie in Nederland (Zutphen 1978). |
P. Nijhof e.a., Pakhuizen, fabrieken en watertorens. Industrieel-archeologische routes in Nederland en Belgïe (Utrecht/Antwerpen 1991). |
| |
Nederland - lokaal/regionaal
Bescherming waterstaatkundige monumenten in Noord-Holland (Haarlem, Provinciaal Bestuur van Noord-Holland, 1989). |
H.A. Bonke, Vallende schoorstenen. Verdwenen fabrieken. Industriële archeologie in Amsterdam (Amsterdam 1990). |
M. Daru, Een verdwijnend industrielandschap. Inventarisatie van industrieel historische objecten te Helmond (Helmond 1989). |
G. Dekkers en H. Wiersma (red.), Oude fabrieks- en bedrijfsgebouwen in Overijssel (Zwolle 1986) (Jaarboek Overijssel). |
B.R. Feis en P. Nijhof, Bedrijfsmonumenten in het groene hart van Holland. Een verkenning van monumenten van bedrijf en techniek in Midden-Holland en West-Utrecht (Zwolle 1983). |
T. Kappelhof en T. Zeeuwe, De ruimten van de werkende mens. Resten van Noordbrabants Industrieel Verleden ('s-Hertogenbosch 1979). |
W.H. Knoop e.a., Monumenten van bedrijf en techniek in Groningen (Groningen 1979). |
Oud Werk. Overzicht van industrieel erfgoed in Rotterdam(Rotterdam 1983). |
K. Volkers, Sporen van bedrijvigheid. Blik op Utrechts industrieel verleden (Utrecht 1985) (Historische Reeks Utrecht). |
Watertorens in Noord-Holland. Provinciale monumenten Noord-Holland. (Haarlem 1971). |
| |
Nederland - categoriaal/thematisch
Bedrijfsarchieven. Beschouwingen over acquisitie, beheer en gebruik (Amsterdam 1989 (neha). |
R. Blijdenstein e.a., Trafohuisjes (Utrecht 1993) (Stichtse Monumenten Reeks 2). |
S. van Boxtel, G. Bronkhorst (fotografie) en P. Nijhof (tekst), Gemalen in Nederland (Rotterdam 1993). |
L. Crommelin en H. van Suchtelen, Nederlandse vuurtorens (Nieuwkoop 1978). |
A. Hogervorst, Mens en Werk. Catalogus van de collectie van het Gemeentemuseum Helmond (Helmond 1990). |
| |
| |
A. Kramer (samenst.), Bibliografie voor de bedrijfsgeschiedenis (Rotterdam 1993) (Centrum voor Bedrijfsgeschiedenis, 2e dr.). |
Inventarisatie mijnmonumenten (z. pl. 1978) (Samenwerkingsverband Sanering Mijnterrein- en Oostelijk Mijngebied). |
J.G.C. van de Meene en P. Nijhof, Spoorwegmonumenten in Nederland (Amsterdam 1985) (knob). |
J. de Meijer, Bruggen oud en nieuw in Nederland (Amsterdam 1946) (Heemschutserie deel 48). |
Nota Oude Kanalen ('s-Gravenhage 1978) (anwb). |
P. Nijhof, Langs monumenten van Papier- en Grafische industrie in Nederland (Zutphen 1986). |
P. Nijhof, Oude Fabrieksgebouwen in Nederland (Amsterdam/Dieren 1985). |
L. van Paddenburgh en J.G.C. van de Meene, Spoorwegstations in Nederland. Van Outshoorn tot Schelling en Van Ravesteijn (Deventer/Antwerpen 1981). |
T. Pollmann, Monumentale Gebouwen Herbestemd. Restauratie, transformatie en hergebruik van grote complexen ('s-Gravenhage 1994). |
H. van der Veen, Watertorens in Nederland (Rotterdam 1989). |
C.H.R.T. Weevers en H.N. Huisman, Gashouders. Opkomst en necrgang in Nederland (Hardenberg 1990). |
IJzersterk Mensenwerk. IJzer en staal in industrie en kunst (Helmond 1989). |
| |
Nederland - tijdschriften
Erfgoed van Industrie en Techniek (1992-). Uitgave Stichting Industrieel Erfgoed, 't Geerken 5, 5258 EE Berlicum. |
Industria (1991-). Nieuwsbulletin van de Stichting Federatie Industrieel Erfgoed Nederland, Oosteinde 13, 7772 CA Hardenberg. |
Industriële Archeologie (1981-1991). |
| |
Hoofdstuk 10
Het hoofdstuk zelf kan men een beredeneerde bibliografie noemen. Voor de literatuur wordt verwezen naar de noten bij het hoofdstuk. De namen van de auteurs zijn te vinden in het register |
|