Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890. Deel IV
(1993)–M.S.C. Bakker, E. Homburg, Dick van Lente, H.W. Lintsen, J.W. Schot, G.P.J. Verbong– Auteursrechtelijk beschermdDelfstoffen, machine- en scheepsbouw. Stoom. Chemie. Telegrafie en telefonie
[pagina 103]
| |
StoomStoom als symbool | |
[pagina 104]
| |
De eerste generaties stoommachines waren bijna uitsluitend geschikt voor het oppompen van water. Hoe kon men er universele machines van maken voor de aandrijving van de werktuigen in de industrie? Daarvoor ontwikkelde Watt aan het eind van de achttiende eeuw een stoommachine die in een draaiende beweging voorzag. De machine was onder meer dubbelwerkend, dat wil zeggen dat er zowel bij de neergaande als de opgaande beweging van de zuiger, arbeid werd verricht (en niet zoals bij de eerdere machines alleen bij de neergaande beweging).
Op de tekening zijn de kleppen B en D gesloten. De verse stoom uit ketel G stroomt binnen langs klep A. De afgewerkte stoom vloeit langs de open klep C af naar de condensor F. In de cilinder onstaat ‘vacuüm’. De stoom boven de zuiger drukt de zuiger naar beneden. Vervolgens worden de kleppen D en B geopend en de kleppen A en C gesloten. De stoom boven de zuiger vloeit nu af langs klep B naar de condensor F, terwijl verse stoom langs D de cilinder binnenstroomt en de zuiger omhoog stuwt. K is het bekende parallellogram van Watt dat de zuigerstang volledig verticaal houdt. L is het planetenwiel dat de schommelbeweging van de balans omzet in een draaiende beweging. J is de regulator, ook wel bollen van Watt genoemd, die de stoomtoevoer en de snelheid van de machine regelt. Bron: De Herdt en Deseyn, Onder stoom, 21, 164, 165. | |
[pagina 105]
| |
4
| |
[pagina 106]
| |
Vastberaden en trots staat de machinist aan zijn stoommachine. Alles glimt en glanst door zijn ijverig poetsen. De wanden van de machinekamer zijn helder wit. Fraaie decoraties sieren de achterwand. De vloer is door het herhaaldelijk schrobben brandschoon. Geen olie of smeersel is te bekennen. Dit is niet zomaar een ruimte, maar het hart van de fabriek, dat met liefde en zorg gekoesterd moet worden. Stoommachine van de Koninklijke Stoomweverij te Nijverdal omstreeks de eeuwwisseling.
Ook kan de vraag gesteld worden of de kwantitatieve verschillen tussen landen eigenlijk wel zo interessant zijn. Hier raak ik een essentieel punt. De stoomtechniek was doorgaans geen doel op zich, maar een middel om een doel te realiseren, om winst te maken, om continu te kunnen produceren, om een groter marktaandeel te verwerven, om de welvaart te verhogen of de arbeid te verlichten. Betrokkenen trachtten hun doelstellingen te realiseren binnen specifieke omstandigheden, bijvoorbeeld een schaarste aan steenkolen, een overvloed aan goedkope arbeid, een gebrekkige infrastructuur of een bestaande wetgeving. Zij hadden in de praktijk een keuze uit een rijke variëteit aan technische middelen. Als alternatief voor de stoommachine bestonden er verschillende typen wind-, water- en paardemolens en menselijke arbeidskrachten (kinder-, vrouwen- en mannenarbeid). En ook kon de oplossing in een geheel andere richting gezocht worden onder meer in een andere marktstrategie, de verbetering van de infrastructuur of een wijziging van de wetgeving. De stoommachine moet derhalve niet geïsoleerd worden van zijn omgeving met tal van handelende actoren en specifieke karakteristieken. Stoom is weliswaar het symbool van de industriële revolutie, maar zal als zodanig niet het uitgangspunt van het onderzoek zijn. Stoom wordt hoewel niet gelijk dan toch als gelijkwaardig aan de klassieke energiebronnen beschouwd. Kwantitatieve en kwalitatieve verschillen zullen zonder vooringenomenheid geanalyseerd moeten worden. De invoering van de stoommachine bracht ingrijpende veranderingen met zich mee in de produktieorganisatie, de arbeidskwalificaties, het ondememersbeleid, de produktkwaliteit, enz. De uitvinding van de stoommachine leidde tot ontwikkelingen die kwantitatief, maar vooral ook kwalitatief sterk verschilden tussen landen, regio's, sectoren en ondernemingen. Deze kwalitatieve aspecten vereisen zeer zeker de aandacht en komen gedeeltelijk in de volgende hoofdstukken, gedeeltelijk in de delen v en vi aan de orde. Hoofdstuk 5 heeft als thema's de geschiedenis van de stoomtechniek in Engeland in de achttiende eeuw en de daaropvolgende, internatonale ontwikkeling in de negentiende eeuw. De stoomtechniek was object van niet te stuiten menselijk vernuft. Met enthousisasme en creativiteit wierpen vele | |
[pagina 107]
| |
Een machtig stoommonster imponeerde het publick op de tentoonstelling van Philadelphia in 1876. Het had een vermogen van 1400 pk en liet de raderen van de tentoonstelling draaien. Dit was de beroemdste machine van George Henry Corliss (1817-1888).
| |
[pagina 108]
| |
Schematische voorstelling van een (verticale) stoommachine met de belangrijkste onderdelen. De regulator heeft tot doel de snelheid van de machine zo constant mogelijk te houden. Loopt de machine te snel, dan rijzen de kogels door de middelpuntvliedende krachten omhoog en vermindert de stoomtoevoer door de werking van de smoorklep. Bij te lage snelheid gebeurt het omgekeerde.
Het vliegwiel is aangebracht om de machine door haar dode punten heen te halen en een regelmatige beweging te bewerkstelligen. De dode punten zijn de hoogste en laagste stand van de zuiger. De snelheid van de zuiger is daar nul. De stoomschuif laat verse stoom beurtelings aan de ene en aan de andere kant van de zuiger stromen, terwijl de afgewerkte stoom door de holte van de stoomschuif de cilinder kan verlaten. De stoomschuif wordt aangestuurd door het excentriek. De stoomketel en de condensor zijn niet in het schema opgenomen. De condensor vormt geen noodzakelijk onderdeel van de stoommachine, indien stoomdrukken van meer dan 1 atmosfeer worden toegepast. Bron: De Herdt en Deseyn. Onder stoom, 167. | |
[pagina 109]
| |
technici zich op de stoominstallatie. Geen onderdeel bleef gespaard. Alles werd onderzocht en verbeterd: de ketel, de regulateur, de stoomverdeling, de cilinder, de krukas, het vliegwiel ...... Het resultaat was een scala aan ketels en machines, dat uitdrukking gaf aan een streven naar technische perfectionering, economisch rendement en organisatorische efficiëntie voor uiteenlopende doelen. De nieuwe constructies werden vooral in het buitenland ontwikkeld. Nederland moest zich veel moeite getroosten om de kennis hierover te verwerven, over te dragen en in te passen in de eigen situatie. Deze thematiek wordt behandeld in Deel v, evenals de (beperkte) originele bijdrage die ons land aan de stoomtechniek leverde. Het gebruik van de stoommachine vereiste verder maatschappelijke inbedding. Enkele aspecten hiervan zoals de infrastructuur om het personeel voor de bediening op te leiden en de maatregelen om de gevaren voor ketelontploffingen en overlast te bezweren, krijgen in hoofdstuk 5 en 6 de aandacht. De opkomst van de stoomtechniek is een veelzijdig proces. Die veelzijdigheid zal ik laten zien in hoofdstuk 6, waarin de toepassing van stoom in een specifieke sector gedetailleerd beschreven wordt. Gekozen is voor de bemaling, een sector die voor Nederland van levensbelang is. Eeuwenlang domineerde de windmolen het vlakke land om het droog en bewoonbaar te houden. Zij gaf haar positie niet zonder slag of stoot op. Een fundamenteel andere kijk op de bemalingsproblematiek was mede nodig om de stoommachine een kans tegen het meest karakteristieke symbool van Holland te geven. Uit de analyse blijkt dat een verklaring voor de opkomst van de stoomtechniek complex is en niet gereduceerd kan worden tot één oorzaak, bijvoorbeeld tot de ontwikkeling in de techniek of tot de veranderingsgezindheid van de Nederlandse bevolking. De lessen die uit dit hoofdstuk geleerd kunnen worden, zijn goed te gebruiken bij een moeilijk vraagstuk, namelijk de rol van de stoommachine als basistechniek in de industrialisatie van Nederland in de negentiende eeuw. Deze brede vraagstelling wordt behandeld in deel vi dat een aantal belangrijke thema's uit het industrialisatiedebat onder historici aan de orde stelt. In dat deel zal een vergelijking worden gemaakt tussen stoom in Nederland en België. De verschillen tussen beide regio's waren ongehoord. België draagt niet voor niets de ere-titel van ‘Tweede Industriële Natie van de Wereld’. Als eerste land op het continent trad het in de voetsporen van Engeland. Er stonden rond 1850 reeds grote aantallen stoommachines, terwijl men ze ettelijke kilometers verderop - in Nederland - nauwelijks tegenkwam. Hoe konden twee kleine, aan elkaar grenzenden regio's zo'n verschillend industrialisatieproces doormaken? Verder staat in deel vi de verhouding van stoom tot wind-, water- en spierkracht in de nijverheid centraal, evenals de vraag naar de aard van het diffusieproces. Waar, wanneer en waarom werd de stoommachine ingezet? Betekende dit nu een revolutie in de produktietechniek en het arbeidsproces? Gingen de veranderingen gepaard met een omwenteling in de produktieverhoudingen en de maatschappij? Uit het antwoord op deze vragen zal blijken of stoom meer was dan een symbool.
h.w. lintsen |
|