| |
| |
| |
Bibliografie
Hoofdstuk 1
M. Bergman, ‘The Potato Blight In The Netherlands And Its Social Consequences’, in: International Review of Social History, 12 (1967), 390-431. |
J. Bieleman, Boeren op het Drentse zand, 1600-1910: Een nieuwe visie op de ‘oude’ landbouw (Wageningen-Utrecht 1987). Bijdragen van het Statistisch Instituut, 7 (1891), 143-180. |
R.W.J.M. Bos, Brits-Nederlandse handel en scheepvaart, 1870-1914 (Tilburg 1978). |
I.J. Brugmans, De arbeidende klasse in Nederland in de negentiende eeuw, 1813-1870 (Utrecht/Antwerpen 197811). |
I.J. Brugmans, Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der 19e eeuw, 2 delen ('s-Gravenage 1956), Rijks Geschiedkundige Publicatiën, Grote Serie, vols. 98, 99. |
L. Burema, De voeding in Nederland van de middeleeuwen tot de twintigste eeuw (Assen 1953). |
S. Sr. Coronel, ‘De volksvoeding in Friesland’, in: Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, 1876-ii. |
D. Damsma, J.M.M. de Meere, L. Noordegraaf, Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der 19e eeuw. Supplement ('s-Gravenhage 1979), Rijks Geschiedkundige Publicatiën, Grote Serie, vol. 168. |
13e Algemene Volkstelling, 31 mei 1960, Deel 10-C (Hilversum 1966). |
A.G. Fokker, ‘De volksvoeding in Zeeland’, in: Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, 1877-ii. |
A.P. den Hartog (red.), Voeding als maatschappelijk verschijnsel (Utrecht/Antwerpen 1982). |
A.P. den Hartog, ‘De ontwikkeling van het moderne voedselpatroon in Nederland’, in: A.P. den Hartog (red.), Voeding als maatschappelijk verschijnsel (Utrecht/Antwerpen 1982). |
F.L. van Holthoon (red.), De Nederlandse samenleving sinds 1815: wording en samenhang (Assen 1985). |
E.S. Houwaart, De hygiënisten. Artsen, staat en volksgezondheid in Nederland, 1840-1890 (Groningen 1991). |
J.A. de Jonge, De industrialisatie in Nederland tussen 1850 en 1914, (Nijmegen 1976). |
H.W. Lintsen, J.A.W. Nieuwkoop, De Registers van de Dienst voor het Stoomwezen, 10 delen (1857-1890) (Amsterdam 1989-1992). |
J. van der Maas en L. Noordegraaf, ‘Smakelijk eten. Aardappelconsumptie in Holland in de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw’, in: Tijdschrift voo Sociale Geschiedenis, 9 (1983), 188-220. |
J.M.M. de Meere, Economische ontwikkeling en levensstandaard in Nederland gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw ('s-Gravenhage 1982). |
J.M.M. de Meere en L. Noordegraaf, ‘De sociale gelaagdheid van Amsterdam in de Franse Tijd - het beeld van een tijdgenoot’, in: Jaarboek Amstelodamum, 69 (1977). |
C.J. Nieuwenhuis, Proeve eener geneeskundige plaatsbeschrijving (topografie) der stad Amsterdam 4 delen (Amsterdam 1816-1820). |
Onderzoek naar de bedrijfstoestanden in de Nederlandsche broodbakkerijen ('s-Gravenhage 1911). |
A.H. van Otterloo, Eten en eetlust in Nederland, 1840-1990. Een historisch-sociologische studie (Amsterdam 1990). |
P. Priester, De economische ontwikkeling van de landbouw in Groningen, 1800-1910 (Groningen 1991). |
F. Terlouw, ‘De aardappelziekte in Nederland in 1845 en volgende jaren’, in: Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek, 34 (1971), 263-308. |
Tijdschrift voor Staathuishoudkunde en Statistiek. |
‘Verbruik van sommige voedings- en genotmiddelen’, in: Maandschrift cbs, 8 (1913), 351-362. |
S. V(issering), Eenige opmerkingen ter zake der Aardappelziekte, Amsterdam 1845. |
A.M. van der Woude, ‘Bevolking en gezin in Nederland’, in: F.L. van Holthoon (red.), De Nederlandse samenleving sinds 1815: wording en samenhang (Assen 1985). |
J.L. van Zanden, De economische ontwikkeling van de Nederlandse landbouw (Wageningen 1985). |
| |
Hoofdstuk 2
N.G. Addens, Groninger maatschappij van Landbouw: gedenkboek 1837-1937 (z. pl. 1937). |
Algemeene Landhuishoudelijke Courant, 1847-48. |
J. Bieleman, Boeren op het Drentse zand, 1600-1910 (Wageningen 1987). |
G.J. van den Bosch, Verslag aan de Algemeene Koninklijke Landbouw-Vereeniging, over de stoomcultuur in Engeland en hare toepassing in Nederland (z. pl. 1861). |
E. Boserup, Population and Technology (Oxford 1981). |
P.J. Bouman, ‘Landbouworganisaties’, in: Z.W. Sneller (red.), Geschiedenis van den Nederlandschen landbouw 1795-1940 (Groningen 1943). |
P.J. Bouman, Geschiedenis van den Zeeuwschen landbouw in de negentiende en twintigste eeuw en van de Zeeuwsche Landbouw-Maatschappij 1843-1943 (Wageningen 1946). |
C.J. Geertsema, ‘Beschrijving van den landbouw in de disctricten Oldambt, Westerwolde en Fivelgo in de provincie Groningen’, in: G.H. Kocks en J.M.G. van der Poel, Landbouwkundige beschrijvingen uit de negentiende eeuw, i (Wageningen 1979). |
| |
| |
H.C. van Hall, ‘Proefneming met guano’, in: Tijdschrift ter bevordering van nijverheid, (1844), 450-2. |
H.C. van Hall, ‘Schets van den landbouw in Nieuw-Scheemda’, in: G.H. Kocks en J.M.G. van der Poel, Landbouwkundige beschrijvingen uit de negentiende eeuw, i (Wageningen 1979). |
H.M. Hartog, ‘Landhuishoudkundige beschrijving der Geldersche Vallei, gelegen in de provinciën Gelderland en Utrecht’, in: G.H. Kocks en J.M.G. van der Poel, Landbouwkundige beschrijvingen uit de negentiende eeuw, ii (Wageningen 1979). |
Y. Hayami and V.W. Ruttan, Agricultural development. An international perspective (Baltimore 1985). |
P. Heidema en E. Dijkema, ‘Beschrijving van den landbouw in het district Hunsego, provincie Groningen’, in: G.H. Kocks en J.M.G. van der Poel, Landbouwkundige beschrijvingen uit de negentiende eeuw, i (Wageningen 1979). |
J. Homan, (red.), Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het Genootschap ter bevordering van Landbouw in Drenthe (Meppel 1947). |
W.J.D. van Iterson, Schets van de landhuishouding der Meijerij ('s- Hertogenbosch 1868). |
Keuning, De Groninger veenkoloniën (Amsterdam 1933). |
C.C. Klijnhout, Een eeuw Hollandsch boerenleven 1847-1947 (z. pl. 1947). |
Landbouwcourant, 1851. |
Landbouwverslagen, 1843-1885. |
P.J. van Loon, Honderd jaren Maatschappij van Landbouw in Noord-Brabant (1851-1951) (Amsterdam z. jr.). |
A. Maddison, Dynamic Forces in Capitalist Development (Oxford 1991). |
E. Mulder, De guano (Utrecht 1855). |
J.M.G. van der Poel, Heren en boeren (Wageningen 1949). |
J.M.G. van der Poel, Honderd jaar landbouwmechanisatie in Nederland (Wageningen 1967). |
J.M.G. van der Poel, Van Brakell van den Eng (Wageningen 1959). |
J.M.G. van der Poel en R.J.C. Wessels, De verslagen van het Nederlandsch Landhuishoudkundig Congres 1846-1953 (z. pl. 1953). |
H.K. Roessingh, Inlandse tabak (Wageningen 1976). |
B.H. Slicher van Bath, De agrarische geschiedenis van West-Europa 500-1850 (Utrecht/Antwerpen 1960). |
H.A.M. Snelders, ‘Landbouw en scheikunde in Nederland in de voor-Wageningse periode (1800-1876)’, in: AAG Bijdragen, 24 (1984) 59-104. |
F.M.L. Thompson, ‘The Second Agricultural Revolution, 1815-1880’, in: Economic History Review, xxi (1968), 62-77. |
Th. van Tijn, ‘Het sociale leven in Nederland’, in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, 13 (Bussum 1978), 295-316. |
Uitkomsten van het onderzoek naar den toestand van den landbouw in Nederland ('s-Gravenhage 1890). |
T.J.P. Verhagen, ‘De ontwikkeling van de landbouw in Limburg op organisatorisch gebied (1848-1887)’, in: Studies over de sociaal-economische geschiedenis van Limburg 7 (1962) 91-119. |
J.L. van Zanden, De economische ontwikkeling van de Nederlandse landbouw in de negentiende eeuw 1800-1914 (Wageningen 1985). |
J.L. van Zanden (red.), ‘Den zedelijken en materiëlen toestand der arbeidende bevolking ten platten lande’, in: Historia Agriculturae 21 (1990). |
J.L. van Zanden, ‘The first Green Revolution’, in: Economic History Review, xliv (1991) 215-39. |
| |
Hoofdstuk 3
D.J. Abelskamp, ‘Van oud naar nieuw in het malerijbedrijf’, dln. 1-9, in: De Gelderse Molen, 1974-1978. |
F.J.B. d'Alphonse, ‘Aperçu sur la Hollande’, Bijdragen tot de Statistiek der Nederlanden, Centraal Bureau voor de Statistiek, deel i ('s-Gravenhage 1900). |
B. Altena en D. van der Veen, ‘Een onbekende enquête naar broodconsumptie in Nederland in 1890’, in: Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, 12 (1986), 135-152. |
M. Arpin, Historique de la meunerie et de la boulangerie, 2 vols. (Paris 1948). |
Beguillet et Bucquet, Manuel du Meunier et du Charpentier de moulins économiques (Paris 1775). |
B. Belhoste, J.-F. Belhoste, S. Benoît, e.a., Le moteur hydraulique en France au xixe siècle: concepteurs, inventeurs et constructeurs (Paris 1990; Cahiers d'Histoire et de Philosophie des Sciences, nouvelle série nr. 29). |
Bescheiden betreffende de geldmiddelen. |
A. Bicker Caarten, De molen in ons volksleven (Leiden 1958). |
I. Blanken en H. Lintsen, Mechanische kracht in de industrialisatie van Nederland (1850-1950) (Intern rapport TU Eindhoven 1981). |
S.A. Bleekrode, De nieuwste verbeteringen en uitvindingen met betrekking tot de wind- en korenmolens (Groningen 1844). |
S. Bleekrode, ‘Kan de windmolen voor eene meelfabriek dienen? Wat is de fabricatie van goed meel?’, De Volksvlijt, 1856, 1-11. |
S. Bleekrode, ‘De meel-en broodfabrijk te Amsterdam’, in: Nieuw Tijdschrift, 1 (1859), 193-208, 225-240, 277-291. |
I.J. Brugmans, De arbeidende klasse in Nederland in de negentiende eeuw (Utrecht 1971). |
P.W.E.A. van Bussel, Korenmolens van ambacht tot industrie (Eindhoven 1981). |
F.J. Dubiez, ‘Dr. Samuel Sarphati, een groot Amsterdammer’, in: Ons Amsterdam, 18 (1966), 162-169. |
L. Gebuis, ‘Het malen van tarwe, van huishoudelijke arbeid tot industrietak’, in: Samen sterk 1969. |
Gelders Molenboek (Zutphen 1969). |
Handelingen der Staten Generaal, Tweede Kamer. |
A.P. den Hartog (red.), Voeding als maatschappelijk verschijnsel, (Utrecht 1982). |
J.H. van den Hoek Ostende, ‘Concurrentie tussen binnen- en buitenmolenaars’, in: Ons Amsterdam, 19 (1967), 82-89. |
J.H. van den Hoek Ostende, ‘Stoomkorenmolens in Amsterdam’, Ons Amsterdam, 19 (1967) 12, 370-375. |
A. Husson, La consommation de Paris (Paris 18752). |
P.C. Jansen, ‘Het ritme van de dood, sociale conjunctuur in Amsterdam 1750-1880’, in: Ons Amsterdam, 25 (1973), 24-27. |
J.A. de Jonge, De industrialisatie in Nederland tussen 1850 en 1914 (Nijmegen 1976). |
S.L. Kaplan, Les ventres de Paris. Pouvoir et approvisionnement dans la France de l'Ancien Régime (Paris 1988). |
P. Mohr, Die Entwicklung des Grossbetriebs in der Getreidemüllerei Deutschlands (Berlin 1899). |
A.J. Morrenga-Stapff, Verdwenen windmolens in Zuid-Holland (Eindhoven 1979). |
L. Mulder, ‘Ons dagelijksch brood’, in: Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid, 1869, 228-233. |
V. Mulder, ‘Van roe en rad tot loper en ligger’, in: Van Haver tot Gort, 1977-1979. |
E.E. Nijdam, ‘De belasting op het gemaal’, in: Cocobro Jaarboekje 2 (1952), 61-69. |
P. Nijhof, Windmolens in Nederland (Zwolle 1983). |
D. Pas, ‘Beknopt overzigt van de ambachts-en fabrieksnijverheid in Nederland, over 1863’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid, 1864. |
D. Pas, ‘Beknopt Overzigt van de Ambachts-en Fabrieksnijverheid in Nederland over 1864’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid, 1865. |
D. Pas, ‘Beknopt overzigt van de ambachts-en fabrieksnijverheid in Nederland over 1866’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid, 1867. |
D. Pas, ‘Beknopt overzigt van de ambachts- en fabrieksnijverheid in Nederland over 1869’, Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid, 1870. |
W.A.G. Perks, Zes eeuwen molens in Utrecht (Utrecht 1974). Provinciaal Verslag Zeeland, 1846. |
‘De Rotterdamsche Meel- en Broodfabriek’, in: Magazijn voor Landbouw en Kruidkunde 1867, 86-88. |
W.C.H. Staring, ‘Hand-graanmolens’, in: De Volksvlijt, 1856, 55-56. |
| |
| |
P.H.J. Trouwen, ‘Op de molen’, in: S.H.A.M. Zoetmulder (red.), De Brabantse molens (Helmond 1973), 34-45. |
P.H.J. Trouwen, ‘Tussen Eendracht en Amer’, in: S.H.A.M. Zoetmulder (red.), De Brabantse molens (Helmond 1973), 46-83. |
H.A. Visser, Zwaaiende wieken, over de geschiedenis en het bedrijf van de windmolens in Nederland (Arnhem 1979). |
J.J. Voskuil, ‘De weg naar luilekkerland’, Bijdragen en Mededelingen van de Geschiedenis der Nederlanden, 98 (1983), 460-483. |
J.L. van Zanden, De economische ontwikkeling van de Nederlandse landbouw in de negentiende eeuw 1800-1914 (Wageningen 1985). |
J.L. van Zanden, ‘De introductie van stoom in de Amsterdamse meelfabricage, 1928-1855; over de rol van marktstrukturen, ondernemersgedrag en de overheid’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek, 8 (1991), 63-80. |
J.L. van Zanden, ‘Kosten van levensonderhoud en loonvorming in Holland en Oost-Nederland 1600-1850. De voorbeelden van Kampen en Alkmaar’, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, 11 (1985) nr. 4, 309-323. |
| |
Hoofdstuk 4
J. Rinkes Borger, Praktisch leesboek over zuivelbereiding (Arnhem 1883). |
J. Rinkes Borger, De Boterkwestie (Leiden 1886). |
V.R.IJ. Croesen, De geschiedenis van de ontwikkeling van de Nederlandsche zuivelbereiding in het laatstst van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw ('s-Gravenhage 1931). |
Gedenkboek van den Algemeenen Nederlandschen Zuivelbond (fnz), 1900-1925 (z.p. 1925). |
J.A. Geluk, Zuivelcoöperatie in Nederland tot 1930 (Den Haag 1967). |
Handelingen der Staten Generaal, Tweede Kamer |
H.B. Hijlkema, Gedenkboek van de Vereeniging tot bestrijding van knoeierijen in den boter- en kaashandel, 1885-1914 (z.p. 1914). |
H.B. Hijlkema, Historische schets van de Nederlandsche zuivelbereiding (Leeuwarden 1922). |
W.C.H. Knapp, Botercontrole in Nederland. De geschiedenis van de Nederlandsche botercontrole in verband met de boterwetgeving en -handel (Schiedam 1927). |
A.M.B.G. de Kroon, 100 jaar melk en zuivel in Venray (z.p 1984). |
Mededeelingen en Berichten der Friesche Maatschappij van Landbouw. |
Mededeelingen en Berichten der Geldersch-Overijselsche Maatschappij van Landbouw. |
G. Minderhoud, Landbouw-coöperatie in Nederland (Groningen/Batavia 1940). |
H. Pasma Fz., Welke zijn de oorzaken van de zoogenaamde viezigheid der boter vooral des winters, en door welk praktisch uitvoerbaar middel kan dit kwaad voorkomen worden?. |
P. Priester, De economische ontwikkeling van de landbouw in Groningen, 1800-1910 (Groningen 1991). |
A. Rabich, ‘Ein Jahrhundert Molkereiwirtschaft. Die Geschichte des technisch-ökonomischen Strukturwandels in der Milch- und Molkereiwirtschaft’, in: J. Bücker, (red.), Die deutsche Milchwirtschaft im Wandel der Zeit (Hildesheim 1974). |
C.F. Roosenschoon, Een wandeltocht door 75 jaar zuivelgeschiedenis (z.p. 1975). |
F. Skubbeltrang, Agricultural development and rural reform in Denmark (Rome 1953). |
C. Treurniet en K. Tromp, De zuivelfabriek. Ontwerp bevattende eene beschrijving en de hoofdbepalingen van een bestek alsmede eene begrooting van kosten met teekeningen (Zwolle 1888). |
Uitkomsten van het onderzoek naar den toestand van den landbouw in Nederland, ingesteld door de Landbouwcommissie, benoemd bij K.B. van 18 sept. 1886, no. 28, 4 dln. ('s-Gravenhage 1890). |
W. Verheij, Het 25-jarig bestaan der eerste Coöperatieve Boterfabriek te Tungelroy (z.p. 1917). |
‘Verslag en rapport der commissie, door het hoofdbestuur der Friesche maatschappij van landbouw afgevaardigd, naar Denemarken en Zweden, om de boterbereiding in die rijken na te gaan in verband met de inrigting der boerderijen aldaar’, in: Medeelingen en Berichten der Friesche Maatschappij van Landbouw (1878), 69-192. |
Verslag van de Noordbrabantsche Maatschappij van Landbouw (1895-1898). |
Verslag van den landbouw in Nederland. |
G. de Vries en W. Hoekstra, ‘Eerste Friese boter- en kaasfabriek’, in: Groniek 1979/80. |
H. de Vries, Landbouw en Bevolking tijdens de agrarische depressie in Friesland (1878-1895) (Wageningen 1971). |
J.P. Wiersma, Erf en wereld (Drachten 1959). |
Ch. Wilson, Geschiedenis van Unilever, 2 dln. ('s-Gravenhage 1954). |
J.J. Wintermans, Een halve eeuw gewestelijke zuivelcoöperatie (Roermond 1944). |
J. van der Wijk, Boerenboter of fabrieksboter? Een omwenteling in het bestaan van de Friese boerin, ca. 1875 - ca. 1900 (Leeuwarden 1984) (typescript aanwezig in Provinciale Bibliotheek Friesland). |
J.L. van Zanden, De economische ontwikkeling van de Nederlandse landbouw in de negentiende eeuw, 1800-1914 (Wageningen 1985). |
| |
Hoofdstuk 5
Adres van de Vereeniging van Margarineboterfabrikanten in Nederland (Utrecht 1886). |
J. van Alphen, ‘Hippolyte Mège Mouriès (1817-1880). De uitvinder van de margarine, zijn leven en zijn werk’, in: Economisch-Historisch Jaarboek, 32 (1969), 89-140. |
A.J.C. Anderson, Margarine (Londen 1954). |
H. van den Belt, ‘A.W. Hofmann en de Franse octrooiprocessen rond anilinerood: demarcatie als sociale constructie’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek, 2 (1985), 64-86. |
S. van den Bergh jr., Het leven van het echtpaar Simon van den Bergh en Elisabeth van der Wielen (Rotterdam 1907, herdruk 1952). |
H. Blank, Weltmacht Fett (München 1957). |
J. Rinkes Borger, De boterkwestie (Joure 1886). |
R.W.J.M. Bos, Brits-Nederlandse handel en scheepvaart, 1870-1914 (Tilburg 1978). |
De Boterhandel, courant voor den handel in boter, butterine, margarine en aanvenwante artikelen, 12 mei (Rotterdam 1883). |
De Boterhandel, courant voor den handel in en de bereiding van boter, kaas, butterine, margarine, enz., 16 oktober (Oss 1886). |
F. Boudet, ‘Extrait d'un rapport fait au conseil de salubrité de la Seine, sur le produit présenté sous le nom de beurre artificiel, par M. Mège-Mouriez [sic]’, in: Journal de pharmacie et de chimie, (1872), 428-434. |
J.A. van Eijk, ‘Over margarine- of vetboter’, in: De Volksvlijt, (1875), 21-26. |
E. Franck, Die Kunstbutterfrage, insbesondere Entstehung, Einführung und wirtschaftliche Bedeutung des Margarins (Frankfurt a.M. 1887). |
F. Gerzon, Nederland, een volk van struikrovers? De herinvoering van de Nederlandse octrooiwet (1869-1912) ('s-Gravenhage 1986). |
Ch. Girard et J. de Brevans, La margarine et le beurre artificiel (Paris 1889). |
D. Grothe, ‘De margarine- of kunstboter. Samenstelling, eigenschappen en bereidingswijze’, in: De Economist, (1880), 171-191. |
Handelingen van de Tweede Kamer der Staten Generaal, 3 mei-10 mei 1889, met Bijlagen. |
A. Jurgens, Butterine of margarine-boter (z.p., 1884). |
A. Jurgens, Notes by mr. Jurgens on the history of the Jurgens' business [niet-uitgegeven manuscript, (z.p., z.j.), GA Rotterdam, Unilever-archief]. |
W.H.C. Knapp, Botercontrole in Nederland ('s-Gravenhage 1927). |
| |
| |
V. Lang, Die Fabrikation von Kunstbutter, Sparbutter und Butterine (Leipzig 1895). |
Margarineboter, hare bereiding, verteerbaarheid en bestrijding (Oss 1884). |
A. Mayer, ‘De kunstboter, uit een physiologisch, zoowel als uit een oekonomisch standpunt beschouwd’, in: De Economist, (1883), 107-131. |
A. Mayer, Die Kunstbutter, ihre Fabrikation, ihr Gebrauchswerth (Heidelberg 1884). |
A. Mayer, ‘Bijdrage tot het vraagstuk der bestrijding van de margarineboter’, in: De Economist, (1886), 319-413. |
H.A. Mott, ‘Manufacture of artificiel butter’, in: American Chemist, 7 (1877), 233-241. |
J.Th. Mouton, Margarineboter ('s-Gravenhage 1881). |
J.Th. Mouton, Butterine, a good, useful, wholesome and cheap article of food ('s-Gravenhage 1885). |
W.H. Nagel, De criminaliteit van Oss ('s-Gravenhage 1949). |
J.A.W. Nieuwkoop, De registers van de Dienst voor het Stoomwezen, Deel 4-10 (Amsterdam 1992). |
Een oude strijd in een nieuwe vorm ('s-Gravenhage 1886) [brochure van de Vereeniging van Margarineboter-fabrikanten in Nederland]. |
Patents for inventions. Abridgments of specifications Class 91: oils, fats, lubricants, candles and soaps; AD 1855-1888 (London 1896). |
Patents for inventions. Abridgments of specifications Class 84: milking, churning and cheesemaking; AD 1855-1908 (London 1910). |
Verslag van den toestand der provincie..in het jaar..:
Drenthe (1877-1900);
Friesland (1879-1900);
Groningen (1889-1900);
Gelderland (1878-1900);
Limburg (1879-1900);
Noord-Brabant (1872-1900);
Overijssel (1877-1900);
Utrecht (1880-1900);
Zeeland (1879-1900);
Zuid-Holland (1879-1900). |
Riche, ‘Rapport sur la substitution de la margarine au beurre’, in: Annales d'hygiène, iii (1880). |
M. Robroeks, ‘Het ontstaan van een grote zaak’, in: Op Eigen Terrein (1962). |
C. Schaedler, Die Technologie der Fette und Oele des Pflanzen- und Thierreichs (Berlijn 1883). |
Timmermans & Co., manufacturers of high dass butterines (Nijmegen 1884). |
Verslag Algemene Vergadering der vfhn (Vereeniging ter bevordering van Fabrieks- en Handwerknijverheid in Nederland) (z.p. 1888). |
Verslag van de Kamer van Koophandel te
Alkmaar (1887-1889);
Amsterdam (1872-1894);
Goor (1880-1886);
's-Gravenhage (1878-1891);
Haarlem (1877-1891);
's-Hertogenbosch (1869-1894);
Leeuwarden (1879-1884);
Maastricht (1879-1881);
Middelburg (1881-1897);
Nijmegen (1878-1892);
Oldenzaal (1883-1897);
Oosterhout (1875-1893);
Rotterdam (1879-1885) |
Ch. Wilson, Geschiedenis van Unilever, een beeld van economische groei en maatschappelijke verandering, Deel ii ('s-Gravenhage 1954). |
R. Wollny, Über die Kunstbutterfrage (Leipzig 1887). |
J. van Zuijlen, ‘Restant margarinefabriek in Oss behouden’, in: Op Eigen Terrein, (1984). |
| |
Hoofdstuk 6
J. Alleblas, ‘Nieuw leven in een oude brouwerij? Geschiedenis en toekomst van De Sleutel’, in: Kwartaal & Teken van Dordrecht, 9 (1983), nr. 2, 1-26. |
Arbeidsloonen en levensbehoeften in de gemeente Arnhem, (Arnhem 1870). |
A.M. Ballot, Het Bier beschouwd als volksdrank, (Rotterdam 1856). |
S. Baron, Brewed in America. A History of Beer and Ale in the United States. New York 1972. |
Bibliograhie des Brauwesens 2, 1925-1975. Zusammengestellt von Ingo Roggan, (Berlin 1979). |
H. Blink, ‘Bierbrouwerijen en bierhandel in Nederland’, in: Vragen van den dag, 15 (1900), 81-95. |
I.J. Brugmans, De arbeidende klasse in Nederland in de negentiende eeuw, 1813-1870, (Utrecht/Antwerpen 19718). |
J. Buys, De bierbrouwer of volledige beschrijving van het brouwen der bieren (Dordrecht 1798). |
Carl von Lindes Kältemaschinen und ihre Bedeutung für die Entwicklung der modernen Lagerbierbrauerei (Berlin 1929). |
N. Hjelte Claussen, ‘Aus dem Leben und Wirken Emil Christian Hansen's’, in: Die Hefereinzucht in der Entwicklungsgeschichte der Brauerei (Berlin 1931). |
H.S. Corran, A History of Brewing (Newton Abbot/Londen 1975). |
J.F.L.M. Cornelissen, Het bierboeck (Eindhoven 1983). |
J. Diederen, Het verhaal van De Leeuw (Valkenburg 1986). |
G. Doorman, Het Nederlandsche octrooiwezen en de techniek der 19e eeuw ('s-Gravenhage 1947). |
G. Doorman, De Middeleeuwse brouwerij en de gruit (Den Haag 1955). |
‘Dr. ir. H. Elion 1853-1930’, in: Chemisch Weekblad, 27 (1930), 282-284. |
I.H. van Eeghen, ‘De brouwerij De Hooiberg’, in: Jaarboek Amstelodanum (1958), 46-97. |
E. Elion, ‘Die Fabrikmässige Herstellung von Reinhefe und die Hefereinzucht in der Entwicklungsgeschichte der Brauerei’, in: Chemisch Weekblad, 29 (1932), 470-475. |
J.C.A. Everwijn, Beschrijving van Handel en Nijverheid in Nederland, Deel ii ('s-Gravenhage 1912). |
K.W. Geisler, ‘Technischer Ausbau und Entwicklung der Kälte-erzeugungsanlagen für den Brauereibetrieb’, in: Carl von Lindes Kältemaschinen und ihre Bedeutung für die Entwicklung der modernen Lagerbierbrauerei, 33-63. |
H.E. van Gelder, ‘De Bierbrouwerij d'Oranjeboom te Rotterdam’, in: De Ingenieur, 18 (1903), 216-218. |
Geschichte der Gesellschaft für Linde's Eismaschinen A.G. Wiesbaden. 50 Jahre Kältetechnik 1879-1929 (Wiesbaden 1929). |
A. Hallema en J.A. Emmens, Het bier en zijn brouwers. De geschiedenis van onze oudste volksdrank (Amsterdam 1968). |
Handelingen der Staten Generaal, Tweede Kamer. |
J.J.M. Heeren, De familie Swinkels en de Bierbrouwerij ‘Bavaria’ te Lieshout, (Helmond 1938). |
Die Hefereinzucht in der Entwicklungsgeschichte der Brauerei (Berlin 1931). |
Honderdvijfentwintig jaar Gulpener Bierbouwerij, Distilleerderij en Azijnfabriek 1825-1950 (Gulpen 1950). |
W.H.P.M. van Hooff, In het rijk van de Nederlandse Vulcanus. De Nederlandse machinenijverheid, 1825-1914 (Amsterdam 1990). |
H. Huntemann, Das deutsche Braugewerbe vom Ausgang des Mittelalters bis zum Beginn der Industrialisierung (Nürnberg 1971). |
A.C.M. Jansen, Bier in Nederland en België. Een geografie van de smaak (Amsterdam 1987). |
K.J.Th. Janssen de Limpens e.a., Honderd jaar Brand (Wylre 1971). |
G.Z. Jol, Ontwikkeling en organisatie der Nederlandsche Brouwindustrie (Haarlem 1933). |
O. Jung, ‘Die Bedeuteung der Kältemachine für die Brauerei’, in: Carl von Lindes Kältemaschinen und ihre Bedeutung für die Entwicklung der modernen Lagerbierbrauerei, 17-20. |
| |
| |
R.A. Kattenwinkel, De industrie van de stad Utrecht vanaf de Fransche tijd tot 1900 (Utrecht 1952) [type-script aanwezig op Gemeentearchief Utrecht]. |
J.F.H. Koopman, ‘Les machines frigorifiques aux Pays-Bas, dans les colonies Néerlandaises et a bord des vaisseaux Néerlandais’, in: Premier Congrès International du Froid (Paris 1908). |
H.A. Korthals, Korte geschiedenis der Heineken's Bierbrouwerij Maatschappij nv 1873-1948 (z.p. 1948). |
F. Kurris, Van brouwerij tot bierglas (Doetinchem 1935). |
U. Laufer, ‘Das bayerische Brauwesen in frühindustrieller Zeit’, in: R.A. Müller, und M. Henker, (Hrsgb.), Aufbruch ins Industriezeitalter. Band 2, Aufsätze zur Wirtschafts- und Sozialgeschichte Bayerns 1750-1850, 288-297. |
C. von Linde, ‘Meine Kaltemaschinen in der Brauerei’, in: Carl von Lindes. |
Kältemaschinen und ihre Bedeutung für die Entwicklung der modernen Lagerbierbrauerei, 25-27. |
H. Lintsen, ‘Stoom als symbool van de Industriële Revolutie’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek, 5 (1988), 337-353. |
H.W. Lintsen, De Registers van de Dienst voor het Stoomwezen, Deel 1 (1856-1858) (Amsterdam 1989). |
B.J.J. Lockefeer, (red.), Honderd jaar Brand. De historie van een Limburgse brouwerij (1871-1971) (Wylre 1971). |
J. van Loenen, De Haarlemse brouwindustrie voor 1600 (Amsterdam 1950). |
J. de Loverdo, Le Froid Artificiel, et ses Applications Industrielles, Commerciales et Agricoles (Paris 1903). |
J. Lucassen, Jan, Jan Salie en diens kinderen. Vergelijkend onderzoek naar continuïteit en discontinuïteit in de ontwikkeling van arbeidsverhoudingen (Amsterdam 1991). |
H. Lüers und F. Weinfurtner, ‘Die Einführung der Hefereinzucht in den Brauereibetrieb’, in: Die Hefereinzucht in der Entwicklungsgeschichte der Brauerei, 23-105. |
P. Mathias, The Brewing Industry in England, 1700-1830 (Cambridge 1959). |
F.A.M. Messing, Werken en leven in Haarlem (1850-1914). Een sociaal-economische geschiedenis van de stad (Utrecht 1972). |
R.A. Müller und M. Henker, (Hrsgb.), Aufbruch ins Industriezeitalter. Band 2, Aufsätze zur Wirtschafts- Sozialgeschichte Bayerns 1750-1850 (München 1985). |
G.J. Mulder, Het Bier scheikundig beschouwd (Rotterdam 1857). |
J.A.W. Nieuwkoop, De registers van de Dienst voor het Stoonmwezen, Deel 2 (1859-1867) (Amsterdam 1991). |
J.A.W. Nieuwkoop, De registers van de Dienst voor het Stoomwezen, Deel 3 (1860-1870) (Amsterdam 1991). |
L. Pasteur, Etudes sur la Bière, ses maladies, causes qui les provoquent, procédé pour la rendre inaltérable avec une Théorie Nouvelle de la Fermentation (Paris 1876). |
W. Patroons, e.a., Bier (Antwerpen/Amsterdam 1979). |
B.M. Perk, Prospect van de oprigting eener Beyersche Stoombierbrouwerij. |
M. Philipe, ‘Einleitung: Bierbrauen einst und jetzt’, en O. Jung, Die Bedeuteung der Kaältemachine für die Brauerei, in: Carl von Lindes Kältemaschinen und ihre Bedeutungfür die Entwicklung der modernen Lagerbierbrauerei, 17-20. |
J.F.R. Philips, De Brand's Bierbouwerij 1871-1971, in: B.J.J. Lockefeer, (red.), Honderd jaar Brand. De historic van een Limburgse brouwerij (1871-1971), 55-126. |
R. Philips, Mestreechs Aajt. Geschiedenis van de Maastrichtse brouwers en hun bier (Maastricht 1982). |
R. Planck, Handbuch der Kaltetechniek, 1. Band (Berlin/Göttingen/Heidelberg 1954), 133-136. |
R. Planck, Handbuch der Kältetechnik, 10. Band (Berlin/Göttingen/Heidelberg 1960), 550-587. |
W.F. Renaud, Eerste verkenning inzake de geschiedenis van de brouwnijverheid als economische factor (Arnhem 1980) [niet-uitgegeven notitie bestemd voor het Openluchtmuseum in Arnhem]. |
H.J.M. Roetemeijer, ‘Brouwen in Amsterdam’, in: Ons Amsterdam, 50-56. |
E.M. Sigsworth, ‘Science and the Brewing Industry, 1850-1900’, in: The Economic History Review, 17 (1965), 536-550. |
R. Steenaard, Stoom en stoomwezen, 1824-1850 (Rotterdam 1989) [ongepubliceerde doctoraalscriptie Erasmus-Universiteit Rotterdam]. |
E. Struve, Die Entwicklung des Bayerischen Braugewerbes im neunzehnten Jahrhundert (Leipzig 1893). |
M. Teich, ‘Fermentation Theory and Practice: the Beginnings of Pure Yeast Cultivation and English Brewing, 1883-1913’, in: History of Technology, 8 (1983), 120-135. |
E.M.A. Timmer, De generale brouwers van Holland. Een bijdrage tot de geschiedenis der brouwnering in Holland in de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw (Haarlem 1918). |
R.W. Unger, ‘Brewing in the Netherlands and the Baltic Grain Trade’, in: W.G. Heeres, e.a. (red.), From Dunkirk to Dantzig: shipping and trade in the North Sea and the Baltic, 1350-1850, 429-446. |
G.P.J. Verbong, Technische innovaties in de katoendrukkerij en - ververij in Nederland, 1835-1920 (Amsterdam 1988). |
R. Wahl and M. Henius, American Handy Book of the Brewing, Malting and Auxiliary Trades, Vol. i (Chicago 1901). |
J. Willemsen, Klein Breda's Brouwersboek (Breda 1986). |
A. Wouters, ‘De Brusselse ijsindustrie rond de eeuwwisseling’, in: Tijdschrift voor Geschiedenis van Techniek en Industriële Cultuur, 7 (1990), nr. 1, 17-39. |
J.L. van Zanden, De industrialisatie in Amsterdam 1825-1914 (Bergen (NH) 1987). |
| |
Hoofdstuk 7
‘Appareil d'évaporation et de cuite dans le vide, avec condenseur à double effet, par MM. Derosne et Cail, construceurs à Paris’, in: Publication Industrielle, 4 (1844), 283-305. |
M. Bakker, ‘De suikerfabriek Kraayenburg te Rijswijk’, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk, (1988), afl. 2, 43-52. |
M. Bakker, Ondernemerschap en vernieuwing. De Nederlandse bietsuikerindustrie 1858-1919 (Amsterdam 1989). |
J. Baxa, Die Zuckererzeugung, 1600-1850 (Jena 1937). |
J. Baxa und G. Bruhns, Zucker im Leben der Völker (Berlin 1967). |
Blachette et Zoéga, Manuel du fabricant de sucre et du raffineur (Paris 1826). |
Blachette et Zoéga, Manuel dufabricant et du raffineur de sucre. 2me édition, considérablement augmentée et enrichie de planches par M. Julia de Fontenelle (Paris 1833). |
M.G. de Boer, Honderd jaar machine-industrie op Oostenburg, Amsterdam, 1827-1927 (Amsterdam 1927). |
M.J. Boerendonk, Historische schets over den Zeeuwschen landbouw ('s-Gravenhage 1935). |
P.J. Bouman, Geschiedenis van de Zeeuwsche landbouw (Wageningen 1946). |
Bousquet, Notice historique et statistique sur le noir animal résidu de raffinerie de sucre (z.p., z.j.). |
I.J. Brugmans, Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der 19e eeuw, 2 delen, ('s-Gravenhage 1956), Rijks Geschiedkundige Publicatiën, Grote Serie, vols. 98, 99. |
Bulletin des lois de l'Empire français. |
Chandelet, Art du raffineur, ou traité théorique et pratique du raffinage de sucre de cannes (Paris 1828). |
Compte rendu des travaux des Ingénieurs des Mines. |
N. Deerr and A. Brooks, ‘Development of the practice of evaporation, with special reference to the sugar industry’, in: Transactions of the Newcomen Society (1942). |
E. Degrand, ‘Raffinage du sucre. Des appareils pour évaporer les dissolutions de sucre à l'abri de la pression atmosphérique et du procédé nouveau inventé par M. Degrand’, in: Annales des Sciences et de l'Industrie du Midi de la France, Vol. iii (1832), 129-137. |
Ch. Derosne et Cail, De la fabrication du sucre aux colonies et des nouveaux appareils propres à améliorer cette fabrication, 2ème partie, 2ème section (z.p. 1844). |
G. Doorman, Het Nederlandsche octrooiwezen en de techniek der 19e eeuw ('s-Gravenhage 1947). |
| |
| |
J. Dubrunfaut, L'art de fabriquer le sucre de betteraves (Paris 1825). |
Duhamel du Monceau, Art de raffiner le sucre (nouvelle édition, Paris 1812). |
B. Dureau, La question des sucres considérée du point de vue scientifique, économique et industriel (Nantes 1847). |
C.M. van Dijk en A. van Beek, Onderzoekingen aangaande het zwart in de melisbroden (Amsterdam 1829). |
‘Les fabriques de sucre et leurs procédés de fabrication; renseignements sur les campagnes 1881-82 à 1894-95’, in: Bulletin de statistique et de législation comparée, t. 38, vol. 19 (1895), 582-655. |
J. Fierain, Les raffineries de sucre des ports en France (Paris 1976). |
J. Giele, Een kwaad leven. De arbeidsenquête van 1887, 3 delen (Nijmegen, z.j.). |
R.T. Griffiths, Industrial retardation in the Netherlands 1830-1850 (Den Haag 1979). |
A. Hallema, ‘Suiker- en stroopfabricage uit Nederlandse gewassen tussen 1813 en 1858’, in: Sociaal-Economisch Historisch Jaarboek, 24 (1950), 209-238. |
Handelingen der Staten Generaal, Tweede Kamer. |
R. Hubscher, L'agriculture et la société dans le Pas-de-Calais du milieu du XIXe siècle à 1914, 2 vols. (Arras 1979-1980). |
A. Leon, Mémoire sur les avantages que présente l'appareil de Howard pour raffiner le sucre (Paris 1828). |
A. Leon, Raffinage du sucre par la cuisson au bain de vapeur et dans le vide (Paris 1827). |
John A. Leon, The art of manufacturing and refining sugar (London 1850). |
E.O. von Lippmann, Abhandlungen und Vorträge zur Geschichte der Naturwissenschaften und Technik, 2 Bde. (Berlin 1919). |
E.O. von Lippmann, Geschichte des Zuckers (Berlin 1929). |
Friedrich List, ‘Die Runkelrüben-Zuckerfabrikation’, in: Eisenbahn-Journal und National-Magazin, 24 (1836). |
S. Malolepszy et E. Kaczmarek, L'industrie alimentaire dans le Pas-de-Calais au XIXe siècle (onuitgegeven maîtrise d'histoire, Université de Lille iii, 1971). |
W.M.F. Mansvelt, Geschiedenis van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, 2 delen (Haarlem, z.j.). |
Siney W. Mintz, Sweetness and power. The place of sugar in modern history (Harmondsworth 1986). |
Nederlandsche Staatscourant. |
G.H.L. van Oordt, Suiker. Een studie over de invloed van leden van de familie Van Oordt als eigenaren van suiker-raffinaderijen en - handelsfirma's te Rotterdam gedurende de 18e, 19e en 20ste eeuw (z.p, z.j.). |
(J. Payen), ‘Sucre’, in: Dictionnaire Technologique ou nouveau dictionnaire universel des arts et métiers, Vol. xx (Paris 1832). |
Poutet, Nouveau manuel du raffineur de sucre (Marseille 1826). |
H.G. Prinsen Geerligs, Geschiedenis van de wetgeving op beetwortelsuiker in de verschillende productielanden in Europa en haar invloed op de suikerproductie en -consumptie (Amsterdam 1911). |
Raymond Proust, ‘Un constructeur mécanicien de Chef-Boutonne, Jean-François Cail (1804-1871)’, in: Bulletin de la Société Historique et Scientifique des Deux-Sèvres, 43 (1954), 462-469. |
A. Rabich, Entwicklung der Lebensmittel-Verfahrenstechnik in den Produktbereichen Milch, Zucker und Bier zwischen 1750 und 1850 (Berlin 1977). |
J.J. Reesse, De suikerhandel van Amsterdam, 2 delen (Haarlem 1908-1911). |
J.G. Reisig, De suikerraffinadeur (Dordrecht 1793). |
J. Ruperti, Der Ursprung der französischen Rübenzucker-Industrie (Basel 1951). |
A.J.C. Rüter, Rapporten van de gouverneurs in de provinciën 1840-1849, deel i (Utrecht 1941). |
R. Schaumann, Technik und technischer Fortschritt im Industrialisierungsprozess: dargestellt am Beispiel der Papier-, Zucker- und chemischen Industrie der nördlichen Rheinlande, 1800-1875 (Bonn 1977). |
J.G.L. Theunisse, Jan Frederik Vlekke (1849-1903). Ethiek en rentabiliteit in een ondernemersleven (Tilburg 1966). |
Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid. |
E.M.A. Timmer, ‘Beetwortelcultuur en bietsuikerfabricage in ons land tijdens de inlijving bij Frankrijk’, in: De Economist, (1915), 108-147 en 203-239. |
Turgan, Les grandes usines. Etudes industrielles en France et à l'étranger, vol. ii (Paris 1865). |
Uitkomsten van het onderzoek naar den toestand van den landbouw in Nederland, 3 delen ('s-Gravenhage 1890). |
R. Villeneuve, ‘Le financement de l'industrie sucrière en France, entre 1815 et 1850’, in: Revue d'histoire économique et sociale, 38 (1960), 285-319. |
C. Visser, Verkeersindustrieën te Rotterdam in de tweede helft der achttiende eeuw (Rotterdam 1927). |
Wetenschappelijk Maandschrift. |
A. Winkler Prins, Willem Albert Scholten. Herinneringen uit het leven van een industrieel (Groningen 1892). |
G.P. Zahn, De geschiedenis der verlichting van Amsterdam (Amsterdam 1911). |
J.L. van Zanden, De industrialisatie in Amsterdam, 1825-1914 (Bergen (NH) 1987). |
J.L. van Zanden, De economische ontwikkeling van de Nederlandse landbouw in de negentiende eeuw, 1800-1914 (Wageningen 1985). |
| |
Hoofdstuk 8
F. Accum, A Treatise on Adulterations of Food and Culinary Poisons,...and Methods of Detecting Them (London 1820). |
M. Bakker, Ondernemerschap en vernieuwing. De Nederlandse bietsuikerindustrie, 1858-1919 (Amsterdam 1989). |
M.S.C. Bakker, ‘Engeland als leverancier van techniek en technische kennis. Enkele gevallen uit de achttiende en negentiende eeuw’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek, 7 (1990), 35-53. |
H.J. van der Beek, E.H. von Baumhauer. Zijn betekenis voor de wetenschap en de Nederlandse economie (Leiden 1963). |
Bibliographie der Zeitschriften des deutschen Sprachgebietes bis 1900, herausgegeben von J. Kirchner, 4 Bde. (Stuttgart 1969-1989). |
P. Bomgaars, Melk voor Amsterdam (Amsterdam 1955). |
British Union-Catalogue of Periodicals, 4 vols. (London 1955-1958). |
I.J. Brugmans, Paardenkracht en mensenmacht. Sociaal-economische geschiedenis van Nederland, 1795-1940 (Den Haag 19832). |
J. Burnett, ‘Food adulteration in Britain in the 19th century and the origins of food legislation’, in: E. Heischkel-Artelt (Hrsg.), Ernährung und Ernährungslehre im 19. Jahrhundert, (Göttingen 1976), 117-130. |
Catalogue collectif des périodiques, du début du XVIIe siècle à 1939, 4 vols. (Paris 1967-1981). |
L.J. Egeling, ‘Worden ook onze levensmiddelen vervalscht?’, in: Schat der Gezondheid, 1 (1858). |
De geschiedenis ener melkinrichting. Een eeuw consumptiemelk 1879-1979 (Amsterdam 1979). |
R.C.P. Haentjes, De ontwikkeling van een strafbaarstelling. Toegelicht aan de hand van het ontstaan van de Warenwet (Meppel 1978). |
Handelingen der Staten Generaal. |
E. Heischkel-Artelt (Hrsg.), Ernährung und Ernährungslehre im 19. Jahrhundert, (Göttingen 1976). |
A. de Knecht-Van Eekelen, Naar een rationele zuigelingenvoeding. Voedingsleer en kindergeneeskunde in Nederland (1840-1914) (Nijmegen 1984). |
H.A. Korthals, Korte geschiedenis der Heineken's bierbrouwerij Maatschappij, 1873-1948, (Amsterdam 1948). |
P.A. Kroes, M. Bakker, (eds.), Technological Development and Science in the Industrial Age. New Perspectives on the Science-Technology Relationship (Dordrecht 1992). |
J.H. van Linden van den Heuvell, Hollandia Vlaardingen, 1882-1932 (Vlaardingen 1932). |
H.W. Lintsen, J.A.W. Nieuwkoop, De Registers van de Dienst voor het Stoomwezen, 10 delen (Amsterdam 1989-1992). |
| |
| |
Maandblad tegen de vervalschingen. |
G.J. Mulder, De voeding van Nederlanders (Rotterdam 1854). |
Nederlandsche Staatscourant. |
A.H. van Nierop, E. Baak, De Nederlandsche Naamlooze Vennootschappen (1882-1900). |
G.H.L. van Oordt, Suiker. Een studie over de invloed van de familie Van Oordt als eigenaren van suikerraffinaderijen en -handelsfirma's te Rotterdam (Rotterdam z.j.). |
A.H. van Otterloo, Eten en eetlust in Nederland (1840-1990). |
Een historisch-sociologische studie (Amsterdam 1990). |
I. Paulus, The search for Pure Food (London 1974). |
J.M.G. van der Poel, Landbouwmechanisatie in Nederland (Wageningen 1967). |
F.J.M. van Puyenbroek, Beginnen in Eindhoven. Allochtoon ondernemersinitiatief in de negentiende eeuw (Eindhoven 1985). |
Schat der Gezondheid. |
J. Tann, ‘Marketing Methods in the International Steam Engine Market: The Case of Boulton and Watt’, in: Journal of Economic History, 38 (1978), 363-389. |
J. Tann, M.J. Breckin, ‘The International Diffusion of the Watt Engine, 1775-1825’, in: Economic History Review, 31 (1978), 541-564. |
H.J. Teuteberg, G. Wiegelmann, Der Wandel der Nahrungsgewohnheiten unter dem Einfluss der Industrialisierung (Göttingen 1972). |
Tijdschrift van de Maatschappij ter bevordering van Nijverheid. |
|
|