Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890. Deel I (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890. Deel I
Afbeelding van Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890. Deel IToon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890. Deel I

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.44 MB)

ebook (19.69 MB)

XML (1.24 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/natuurkunde
non-fictie/natuurwetenschappen/scheikunde
non-fictie/economie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890. Deel I

(1992)–H.W. Lintsen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Techniek en modernisering. Landbouw en voeding


Vorige Volgende
[pagina 279]
[p. 279]

Bijlagen

Bijlage bij hoofdstuk 3

Jaarlijkse exploitatielasten van een windkorenmolen (omstreeks 1845) en stoomkorenmolen (omstreeks 1830 en omstreeks 1855) in Amsterdam

 

Deze bijlage geeft een verantwoording van de cijferopstelling van Tabel 3.2. Het schatten van omzetcijfers en exploitatielasten van windkoren- en stoomkorenmolens is een uiterst lastige zaak. De cijfers zijn afhankelijk van een groot aantal factoren zoals lokatie, jaar, type molen, aard van de stoommachine, zelfs van de bekwaamheid van de machinist of de molenaar.

Er is gekozen voor schattingen voor Amsterdam in de periode 1825-1855, aangezien hiervoor een aantal cijfers bekend zijn. De cijferopstelling ziet er echter anders uit voor andere steden, regio's en tijdvakken in Nederland.

Toch zijn ook in de gegeven cijferopstelling diverse onderdelen onzeker. Hierin ligt de oorzaak van de verschillen met eerder gepubliceerde cijfers (bijv.: H. Lintsen, ‘Stoom als symbool van de industriële revolutie’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek, 5 (1988), 345). Voor commentaar op eerdere cijfers zie: J.L. van Zanden, ‘De introductie van stoom in de Amsterdamse meelfabricage 1828-1855; over de rol van marktstructuren, ondernemersgedrag en de overheid’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek, 8 (1991) 73-75. Nieuw bronnenmateriaal bracht enkele wijzigingen met zich mee.

Met behulp van geheel verschillende bronnen is gepoogd tot een schatting te komen. De bedragen in de tabel zijn afgerond op honderd gulden. Wij bekijken de diverse onderdelen nader:

-De exploitatielasten van een Amsterdamse windkorenmolen zijn gevonden in: J.H. van den Hoek Ostende, ‘Concurrentie tussen binnen- en buitenmolenaars’, in: Ons Amsterdam 19 (1967) 3, 82-89 en in: Nota van commissarissen van het Onderstand- en Begrafenisfonds der Windkorenmolenaars aan het bestuur van Amsterdam, oktober 1846 (Gemeentearchief Amsterdam, archief Secretarie-Afdeling Algemene Zaken, 1846, nr. 10717 A en B en daarbij behorende stukken 11778 A en B). Laatstgenoemde nota geeft een uitvoerig overzicht van de kosten van vier molens omstreeks 1845. Van drie ervan is bij de cijferopstelling gebruik gemaakt, namelijk van ‘De Vink’, ‘De Lelie’ en ‘De Vier Winden’. Twee posten zijn nog toegevoegd, namelijk een inkomen van de molenaar uit arbeid (begroot op ƒ 700 per jaar) en een rente van 3,5% op het in de molen geïnvesteerde kapitaal (ofwel een pachtsom). De waarde van de molen is geschat op ƒ 15.000. De post is dus ƒ 525 groot. Het onderhoud van de molen ligt rond de ƒ 400, zodat de kosten voor de molen als geheel (onderhoud, bediening, rente, etc.) geschat kunnen worden op ƒ 1.600. Deze orde van grootte komt overeen met cijfers uit andere bronnen.
-Gegevens over omzet van windkorenmolens zijn gevonden in: L. Jansen, ‘Molen de Bloem’, in: Ons Amsterdam, 18 (1966), 42-43; J.H. van den Hoek Ostende, ‘De molens van de Overtoom’, in: idem, 22 (1970), 238-243; J.H. van den Hoek Ostende, ‘Concurrentie tussen binnen- en buitenmolenaars’, in: idem, 19 (1967) 3, 82-89 en in de hierboven genoemde Nota van commissarissen van het Onderstand- en Begrafenisfonds. De omzet varieerde van 300.000 tot 677.000 kg graan per jaar. Het jaargemiddelde lag rond 500.000 kg. J.L. van Zanden komt voor 1843 op een gemiddelde van 388.000 kg graan en voor 1839 op 477.000 kg.
In de tabel wordt de omzet gevarieerd. De daarbij behorende kostprijs is slechts een ruwe schatting. Immers, er is uitgegaan van een en hetzelfde bedrag (nl. ƒ 3.600) voor de exploitatielasten, terwijl de uitgaven aan personeel, paarden en karren afhankelijk zijn van de omzet.
-Bij de cijferopstelling van de stoomkorenmolen is uitgegaan van een bedrijfstijd van 300 dagen à 12 uur per dag. Een stoomkorenmolen van 15 pk kostte omstreeks 1830 naar schatting ƒ 23.000 (stoominstallatie: ƒ 17.500, gebouw: ƒ 4.000 en maalinrichting: ƒ 1.500). De rente is begroot op ƒ 800 (3,5%), het onderhoud op ƒ 400 en de bediening van de stoommachine op ƒ 700. De beste stoommachines verbruikten volgens de literatuur in 1830 ca. 4 kg steenkool per pk per uur. De waterstaatsingenieur Jan Blanken, één van de weinigen die veel experimenteerden met stoommachines, ging in die tijd uit van 6 kg steenkool per pk per uur. Dit laatste ervaringsgegeven is bij de berekening als uitgangspunt genomen. De steenkool kostte in West-Nederland in 1830 ca. 1,5 cent per kilo. De brandstofkosten bedroegen dus ca. ƒ 4.900.
-Voor 1855 is uitgegaan van een stoomkorenmolen van ƒ 17.000 waarvan ƒ 11.500 voor de stoominstallatie, ƒ 4.000 voor het gebouw en ƒ 1.500 voor de maalinrichting. De rente is begroot op ƒ 600, het onderhoud op ƒ 300 en de bediening van de stoommachine op ƒ 700. Het verbruik van de stoommachine wordt voor 1855 geschat op 4 kg steenkool per pk per uur. De steenkool kostte in de jaren vijftig in Amsterdam gemiddeld 1,2 cent per kilo. De brandstofkosten bedroegen dus ca. ƒ 2.600.
-In de literatuur wordt vermeld, dat een stoomkorenmolen 1,5 à 3 maal zoveel maalde als een windkorenmolen (bijv.: J.H. van den Hoek Ostende, ‘Stoomkorenmolens in Am-
[pagina 280]
[p. 280]
sterdam’, in: Ons Amsterdam, 19 (1967), 370-375). Van Bussel (Korenmolens, 364) geeft als omzet van een goede kwaliteit tarwemeel: 250 à 350 kg per uur per koppel stenen. Voor een stoomkorenmolen die 300 dagen tarwemeel produceert gedurende 12 uren per dag betekent dit een jaaromzet van circa 1.000.000 kg per koppel. Met rogge kan gemakkelijk een produktie van 500 kg per uur per koppel stenen geproduceerd worden. Rogge werd echter in Amsterdam aanzienlijk minder gemalen. Dergelijke produktiecijfers konden in een stoomkorenmolen niet continu gehaald worden, omdat in een stoomkorenmolen tot 1856 een doorlopende produktie niet was toegestaan. De stoomkorenmolenaar verwerkte - evenals zijn windcollega - in opdracht telkens kleine partijtjes.

In de tabel wordt de omzet van de stoomkorenmolen gevarieerd. De daarbij behorende kostprijs is slechts een ruwe schatting. Ook in dit geval is uitgegaan van een en hetzelfde bedrag (resp. ƒ 10.500 en ƒ 7.900) voor de exploitatielasten, terwijl deze lasten afhankelijk zijn van de omzet.

Verder is er van uitgegaan dat de produktie per arbeider in de stoomkorenmolen bijna 50% hoger is dan in de windkorenmolen.

Bijlage bij hoofdstuk 7

Oprichtingsjaren van stoomwerktuigen in suikerraffinaderijen (in Amsterdam, tenzij anders vermeld)

1830 Rupe
1831  
1832 De Bruyn
1833  
1834 Beuker & Hulshoff
1835 Eyben, Holle
  Eyben & Co
1836 vd Masch-Spakler
  Fisler & Tetterode
1837  
1838  
1839  
1840  
1841 Tielkemeyer
1842  
1843 Oosthuis & Hötte
  Watering & Scholten
  Van Oordt (Rotterdam)
1844 B. Kooyjr
  Spakler & Tetterode
  Viehoff
  Reesse
1845 P. Kooy
1846 B. Kooy Jzn
  C. de Bruyn (Bolwerk Osdorp)
(Bron: Reesse, De suikerhandel, II, Bijlage L; Van Oordt, Suiker)

Oprichting van bietsuikerfabrieken tot 1900:

nieuwe fabrieken totaal
1858 1 1
1859 0 1
1860 0 1
1861 1 2
1862 2 4
1863 2 6
1864 1 7
1865 2 9
1866 3 12
1867 6 18
1868 0 18
1869 2 20
1870 2 22
1871 8 30
1872 2 32
1873 1 33
 
1896 1 31
1899 1 32
(Bron: Bakker, Ondernemerschap, 251-258)  


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken