Amarillis
(ca. 1713)–David Lingelbach– Auteursrechtvrij
[pagina 14]
| |
DAMON.
En Amaril.
AMINTAS.
Ach! swyg dog stil.
DAMON.
Zal haar dan verklaaren,
En openbaaren
Wie zy van ons dryen mind.
AMINTAS.
Gy zyt ontzint.
Die wreede zal ons eeuwig vlieden,
Ons zal nooyt gunst van haar geschieden.
KORIDON.
By Ceres gy hebt ongelijk.
AMINTAS.
'k Heb van haar koelheyd zo veel blijk,
Dat ik met geen gedachten,
Gunst kan wachten
Van haar min,
Dus stelt zulks uyt uw zin.
DAMON.
Heeft de wanhoop uwe zinnen
Zoo ontroert,
En weg gevoert?
AMINTAS.
Hoe zou Amarillis minnen?
DAMON.
Ja ik wagt haar tot myn deel.
KORIDON.
Zacht, verbeeld' uw niet te veel.
DAMON.
Wie zal my haar gunst onttrekken?
KORIDON.
Mist dit, elk zal met u gekken.
DAMON.
Laat elk gekken wie dat wil,
| |
[pagina 15]
| |
Ik hoop op myn Amaril.
Binnen.
KORIDON.
Ik hoop zy zal my gans niet haaten.
Binnen.
AMINTAS.
Wat mach al dat hoopen baaten.
Hoe licht is 't Minnaars hart ontroert
Als liefde 't heeft vervoert.
Valsche schyn verrukt de zinnen.
Amarillis kan niet minnen.
|
|