Rabies Rabidi Rabi. Anders Rabbelary van de rabbelende P. Rabus, Boeksaal-schrijver van Europa
(1698)–Cornelis van der Linden– Auteursrechtvrij
[pagina 221]
| |
I. Ouderwetse en Oudbakken Spelling van P. Rabus.In de Boeksaal van Mei en Jun. 1697.Amsterdamsch. Neerduitsche. p. 391. Rotterdamsche. Duitsch. p. 402. Haarlemsche. p. 440. Engelsch. p. 408. Arabische. p. 446. Joodsche. p. 447. Leidsche. p. 449. Hollandsche. p. 463. 465. Fransch. p. 465. 483. Onroomsch. p. 472. Gansch. p. 403. Gansche. Mensch. p. 392. Menschen. Valsch. p. 390. Versch. p. 409. Eisch. p. 429. Eisschen. p. 394. Vleeschs. p. 450. Afgodische. p. 449. Helsche. p. 452. 460. Nagevorscht. p. 431. Opdischt. p. 443. En diergelijken meer, med sch voor s en ſ, of z, uit de Hoogduidse Taal. Achterklap. p. 397. Achtte. p. 399. Ach- | |
[pagina 222]
| |
terdoght. p. 433. Achting. p. 434. Achtbare. p. 435. Acht. p. 460. Waarachtig. p. 402. Lichaam. p. 422. Echter. p. 404. Slecht. p. 418. Trechter. p. 464. Lichtelijk. p. 403. Lichtte. p. 469. Dicht. p. 427. Stichten. p. 481. Wichtig. p. 442. Wichtjes. p. 471. Wech. p. 450. Wechwerpen. p. 393. Wechsmolt. p. 475. En diergelijken meer, med ch voor g, uit de Hoogduidse Taal. Lueren. Besueren. p. 397. Nabuerige. p. 398. 400. Gedueriglijk. p. 410. Geduerende. p. 464. Dueren. p. 466. 479. Mueren. p. 445. Ueren. p. 450. En diergelijken, med ue voor uu, of u. Vyer. p. 455. 465. Mooye. p. 456. Moeyen. p. 473. Herbloeyen. p. 481. Med een y voor een i of j. | |
II. Niewerwetse en Nieubakken Spelling van P. Rabus.In de Boeksaal van Mei en Jun. 1697.Verzwegen. p. 392. Zweeg. p. 404. Bewezen. p. 390. Wijzen. p. 392. Wijze. p. 438. Wezen. p. 400. 422. Zwart. p. 412. Lezer. p. 420. Bliezen. p. 463. Glazen. p. 468. Grenzen. p. 475. Bazen. p. 417. | |
[pagina 223]
| |
Huizen. p. 463. Zangers. p. 448. En diergelijken meer, med een z, daar maar een ſ word Gehoord. Advokaat. p. 453. Konsul. p. 463. 465. Sakrament. p. 476. 477. Doktor. p. 410. 411. En diergelijken meer, med een k, daar het Latijnze Woorden sijn; in welke Taal sy med een c worden Geschreven. Als men in Onse Taal de Latijnze Woorden wil Behouden, moet men ook haar Letters Houden. Vianden. p. 463. Viandelijks. p. 452. Med een i voor een y. Jezuiten. p. 474. Izrael. p. 443. Izraeliten. p. 438. Mozes. p. 440. 441. Mezopotamie. p. 442. En diergelijken meer, med een z, daar niet alleen maar een ſ word Gehoord; maar daar ook in de Hebreze, Griekze of Latijnze Taal, waar uit sy haar Oorsprong hebben, maar een ſ word Gevonden. Triomfen. p. 482. Filozoof. p. 487. Filozofen. Filozofie. p. 421. Profeten. p. 448. 450. Farao. p. 446. Terafim. p. 449. En diergelijken meer Schrijvt hy med een z, daar sy in de Uitheemze Talen een ſ hebben; en med een f, daar sy in die Talen hebben een ph. Wanneer men Uitheemze Woorden in Onse Taal Overbrengt, moet men die ook med haar eigen Letters Schrijven. | |
[pagina 224]
| |
III. Ongelijke en Onvaste Spelling van P. Rabus.In de Boeksaal van Mei en Jun. 1697Landſluiden. p. 391. en Landsluiden. p. 494. Eissen. p 471. en Eisschen. p. 394. Eisch. p. 429. en Eisser. p. 392. Koffihuis. p. 392. 396. en Koffyhuis. p. 394. Ik zou. p. 394. en ik zoude. p. 480. Hy zoude, en hy zou. p. 508. Gezegt. p. 394. 436. en Gezegd. p. 422. 487. en Gezeide. p. 422. Zijn's Gelijken. p. 396. zijn's Gelijke. p. 390. De zijne. p. 392. 400. en de zijnen. p. 398. Sommige. p. 395. en Sommigen. p. 455. Andere. p. 455. en Anderen. p. 463. Worden. p. 397. en Werden. p. 392. 394. 395. Wereld. p. 397. 414. en Weereld. p. 415. 553. Valsch. p. 390. 398. en Valsheid. p. 400. Een Zaak. p. 400 en een Zake. p. 392. Gehoort. p. 404. 415. en Gehoord. p. 402. Ligtelijk. p. 404. 435. en Lichtelijk. p. 403. 436. Zakuerwijzertje, en Zakuurwijzertje. p. 406. Thans. p. 406. 408. 409. en Tans, in de Boeks. van Jan. 1693. p. 173. Aanzienelijke, en Aanzienlijke. p. 409. Mislukt, en Mislukken. p. 411. Nature, p. 409. Natuur. p. 413. Natuere, en | |
[pagina 225]
| |
Natuer, p. 491. Geene Reden, p. 412. en Geen Reden, p. 424. Uitvloeisels en Uitvloeissels, p. 421. Uitvloeisselen, p. 424. en Uitvloeiselen, p. 426. Doorvloeijen, p. 422. en Uitvloeyen, p. 423. Ik had, p. 415. en ik hadde, p. 431. Had hy, en hy hadde, p. 553. De Pen, p. 416, 475. en de Penne, p. 398, 413, 415. Weer, p. 417, 466. en Weder, p. 455, 464. Slecht, p. 418. en Slegts, p. 423. Gissinge, p. 423. en Gissing. p. 425. Genoemd, p. 428. en Genoemt, p. 416. Neus, p. 415. Neusgaten, p. 426. 464. en Neuzen, p. 426. Lichamen, en Lichchamen, p. 426. Hersenen, p. 426. en Herssenen, p. 435. Dicht, p. 427 en Digt, p. 466, 398. Digter, p. 480. en Dichters, p. 482. Heen, p. 430. en Henen, p. 403, 421. Nagevorscht, p. 431. en Navorssing, p. 399. Geheerst, p. 545. en Beheerscht, p. 546. Aart, p. 390, 431. Onaardig, p. 432. en Quaadaartig, p. 406, 430. Ten minste, p. 444. en ten minsten, p. 486. Vleeschs, p. 450. en Vleisch, p. 466. Haeren, p. 453, en Hairen, p. 465, 466. (en Haar: in de Boeks. van Sept. 1696. p. 284.) Raêbraken, p. 455. en Gerabraakt, p. 453. Geestelijken, p. 457. en Geestelijke, p. 459. Zestien, 461. en Zesde, p. 560. Menigmaal, p. 468, 496. en Menigmalen, p. 541. Vianden, p. 463. en Vyanden, p. | |
[pagina 226]
| |
481. Vertoont, en Vertoond, p. 478. Noch, p. 437. Nog, p. 454. en Nogte, p. 482. Egter, p. 484, 488. en Echter, p. 487. Lucas, en Lukas, p. 484. Ellendige, p. 476. en Elende, p. 489. Meent, p. 485. en Meint, p. 490. Gemeentens, p. 475. en Gemeinte, p. 395. Bezueren, p. 397. Bezuerd, p. 476. en Bezuurde, p. 446, 476. Dueren, en Duurde, p. 466. Nieuwbakke, p. 416 en Niewen, p. 417. Ankst, p. 492. en Anxt, p. 468. Wezen, en Geweest, p. 400. Uw, en Uwe, p. 403. Bewijze, p. 401. en Bewijs, p. 421. en Bewijzen, p. 431. te Velde, p. 416. (en te Veld. in de Boeks. van Jul. 1697. p. 81.) Twijfele, p. 415. Twijfelde, p. 413, 416. en Twijffelen, p. 420. Vrinden, p. 490. en Vrienden, p. 541. Brugsche, en Brugsen, p. 558. Lucht, en Lugt. p. 500. Omdraaijing, p. 503. en Ommedraay, p. 504. Eene Neiging, en een Neiginge, p. 505. Omme, en Om, p. 510. After, p. 514. Achter, p. 516. (en Agter. in de Boeks. van Jul. 1697. p. 77.) in 't Bed, p. 515. en in 't Bedde, p. 516. Arts, en Artzen, p. 530. Toonneel, p. 546. en Tooneele, p. 553, 558. van den Heere, p. 556 en van den Heer, p. 557. aan den Heere, p. 389. en aan den Heer, p. 436. Wie moet, uit Al dese en Duisend diergelijke sijn Onvaste Spellingen, med my niet Besluiten? dat het de Man waarlijk niet Vast heevt. | |
[pagina 227]
| |
IV. Erbarmlijke en Deernis waardige Spelling van P. Rabus.In de Boeksaal van Mei en Jun. 1697.Wichchelroede, p. 389, 418, 430. voor Wighelroe. Loochenen, p. 397, 401. voor Loghenen. Lichchamen, p. 423, 426. voor Lighamen. Lachen, p. 459. voor Laghen. Ontzachelijk, p. 472. voor Ondsaglijk. Amsterdam, en Amsterdammer, p. 389. voor Amsteldam, en Amsteldammer. Sou de Man niet Weten? dat die Stad als een Dam van den Amstel is. Aart, p. 390. voor Aard: om dat men Aarden seid. Lijntje, p. 392. voor Lijntie. Boomtje, p. 393. voor Boomtie. Deeltjes, p. 397. voor Deelties. Wijltje, 399. voor Wijltie. Deuntje, p. 417. voor Deuntie. Lighaamtjes, Siertjes, Veselingetjes, Ondeeltjes, p. 426. voor Lighaamties, Sierties, Veselingties, Ondeelties. Want een enkele Staart j, sijnde een Medeklinker, doet ons de Lettergrepen daar med Beginnen; daar de t, de Staart j Voorgaande, anders tot dese Woorden selv niet Behoord. Want men seid niet Lijnt, maar Lijn; niet Boomt, maar Boom, ens. Roedje, | |
[pagina 228]
| |
p. 404, 409. voor Roetie. Anders moest het Roedetie sijn; so men Roede sei. Verscheidentlijk, p. 426. voor Verscheidenlijk. Verdere, p. 431, 432. voor Vordere. Geweldadigheden, p. 474. voor Gewelddadigheden. Wezendlijken, p. 487. voor Wesenlijke. Ouwerwetse, p. 494. voor Ouderwetse. Ons Belang, p. 494. voor Ons' Belang. Koninklijke, p. 495. voor Koninglijke. Bedrevendheid, p. 552. voor Bedrevenheid. Hooggedagste, p. 523. voor Hooggedagtste. Schenstuk, p. 524. voor Schendstuk. Vitbreidende, p. 438. voor Uitbreidende. Allenkskens, p. 410. voor Allengsjes of Allangsjes. Ankst, p. 492. Anxt, p. 468. voor Angst. Wijzaart, p. 506. voor Wijsaard. Grijzaard, p. 512. voor Grijsaard. Voortaan, p. 415. voor Voordaan. Voortging, p. 460. voor Voordging. Voortgeset, p. 462. voor Voordgeset. Geproeft, p. 396. voor Geproevd. Gehoort, p. 398. voor Gehoord. Gelooft, p. 403. voor Geloovd. Belooft, p. 487. voor Beloovd. Voert, p. 416. voor Voerd. Volgt, p. 418. voor Volgd. Dient, p. 420. voor Diend. Stelt, p. 444. voor Steld. Stemt, p. 444. voor Stemd. Schakelt, p. 445. voor Schakeld. Toont, p. 490. voor Toond. Kent, p. 491. voor Kend. Al dese en Duisend diergelijke andere Woorden, die hy in de Tegenwoordige en | |
[pagina 229]
| |
Volmaakte Tijd, med een t Speld, moet hy med een d Sluiten: om dat men in de Onvolmaakte Tijd een d heevt. Want de Tijdwoorden moeten, in Al haar Tijden, de selvde Letters Behouden, so veel Mooglijk is. Maar in Neemt, en Beveelt, Begint, Vangt, en diergelijken, moet de t sijn en blijven: om dat men in de Onvolmaakte Tijd niet seid Neemde, en Beveelde, Beginde, Vangde; maar Nam, Beval, Begon, en Ving, of Vong. Achtte, p. 399. voor Agtde. Gelustte, p. 400. voor Gelustde. Lette, p. 404. voor Letde. Huisvestte, p. 454. voor Huisvestde. Lichtte, p. 469. voor Ligtde. Sette, p. 471. voor Setde. Slechtte, p. 474. voor Slegtde. Onderstutte, p. 501. voor Onderstutde. En diergelijken meer. Bevroedde, p. 391. voor Bevroede. Bandde, p. 474. voor Bande. Brandden, p. 466. voor Branden. Geleidden, p. 399. voor Geleiden. Geschiedde, p. 409. voor Geschiede. Smeedde, p. 459. voor Smede. Ontkleedden, p. 465. voor Ondkleden. Waar toe Neemt hy hier dd? daar hy Selv elders maar med Een d Schrijvt, Geschiede, p. 399. en Gebeurde, p. 474. en Bereide, p. 498. Gelijk ook Brand heevt Luide, in sijn Historie der Reformatie. i. d. p. 218. Want de Tegenwoordige kan van de Onvolmaakte Tijd, in de- | |
[pagina 230]
| |
se en diergelijke Woorden, uit de Sin selv genoegsaam Onderscheiden worden. Gelijk dat noodsaaklijk moet Geschieden, in Verbrodde, p. 405. daar men, in de Tegenwoordige Tijd, ook al heevt dd, in wy Verbrodden: waar van wy de Onvolmaakte Tijd niet konnen Onderscheiden door ddd. | |
V. Wanduidse Taal van P. Rabus.In de Boeksaal van Mei en Jun. 1697.Hun, en Hen, p. 393, 395, 396. Hunne, p. 390, 395, 409. Hunner, p. 397. Hunnen, p. 394, 398. voor Haar. Darren, p. 393, 421. voor Durven. Darre, p. 432. voor Durv. Darde, p. 403, 473. voor Durvde. Darden, p. 535, 540. voor Durvden. Darrende, p. 482. voor Durvende. Erinneren, p. 392. is goed Hoogduids, voor Herinnen. So ook Jegens, p. 395. voor Tegen. Luttel, p. 398. is Bastaard Engelz, voor Weinig. Oulinks, p. 414, 443, 491. voor van Ouds, of in Oude Tijden. Liêns, p. 417. is goed Vlaamz, maar nooit Hollands geweest. So hy dit van Lieden t' Samentrekken wil; waar komt dan de s aan 't Eind van daan? Hoewel ik Meen, dat | |
[pagina 231]
| |
men beter Luiden, dan Lieden seid: gelijk ook Rabus dat heevt, p. 395. Leeraart, p. 494, 551. voor Leerd. Geleeraart, p. 439. voor Geleerd. Domdriestigheid. p. 445. Domdrivtigheid sal de Man mooglijk willen Seggen. Sex, p. 454. voor Geslagt. is van 't Latijn, Sexus. Wen, p. 463. voor Wanneer. 't Is goed Engelz, When; en Hoogduids, Wenn. Wier, p. 463, 546. voor Welker. Wier is een seker Groente, in de Suider See selv Groejende; welk men daar tegen de Dijken Aanleit, om de selve te Bewaren, en de Kragt van het daar tegen Aanstotend Water, door haar safte Bolligheid, te Breken. Krijgs-fielen, p. 468. voor Krijgsfielten. Outerfielen, p. 475. voor Altaarfielten. Want men seid niet Fielery, maar Fieltery, en Fieltestukken. Aartsvaderen, p. 441. voor Eerst- of Hoofd-vaders. Aarts-Bisschop, p. 460. voor Eerst- of Hoofd- of Opper-Bisschop. Aarts-schelm, p. 476. voor Hoofd- of Opper-schelm. Legt, p. 393, 397, 450. voor Leit. Gelegt, p. 406. voor Geleit. Arts, p. 518. voor Genees-Heer, of Genees-meester. Artzeny konst, p. 518. voor Genees-konst. Artzenyen, p. 518. voor Genees-middelen. Kraft, p. 549. voor Kragt. Volkeren, p. 552. voor Volken. Al dese sijn suiver Hoogduidse Woorden. | |
[pagina 232]
| |
Poeders, p. 518. voor Poejers. 't is goed Engelz. Buspoeder, p. 464. voor Buspoejer, of Buskruid. In de Boeksaal van Nov. en Dec. 1692. Geschichtboeken, p. 441. voor Geschiedboeken. van Mei en Jun. 1693. Geschicht, p. 506. voor Geschiednis. van Jul. en Aug. 1697. Geschichten, p. 97. voor Geschiednissen. Dit sijn immers suiver Hoogduidse Woorden. van Jan. en Febr. 1695. Wuft, p. 44. van Jul. en Aug. 1695. Drieste Domheid, p. 171. van Jul. en Aug. 1697. Gespenstdrijvers, p. 143. waar voor ik in een Anders Afdrukzel heb Gesien Geestdrijvers. Gemalinne, p. 11. Halte, p. 42, 140. Pais, p. 46. Kanssel, p. 81. | |
VI. War- en Brabbel-Taal van P. Rabus.In de Boeksaal van Mei en Jun. 1697.Ter Zijden, p. 394. voor ter Sijde: want het Goudbeursje kon maar aan Een Sij van 't Boomtie leggen. So Brabbeld hy het Veeltal en het Eental door elkander. Naar Groetenisse, p. 434. voor Na Groetnis. Naar de Eigenschap, p. 481. voor Na de Eigenschap. Naar 't Digten. p. 483. voor Na | |
[pagina 233]
| |
't Digten. Naar Behoren, p. 485. voor Na Behoren. Wie heevt ooit van een Nare Groetnis, Nare Eigenschap, Naar Digten, of Naar Behoren Gehoord? So Verward hy Naar en Na. De Nieuwe Bekeerde, p. 461. en Nieuwbekeerde, p. 463, 469, 476. De Gelukzalige zijn, of de Arme en Geringe, of de Weitsche en Grootsche, of de Bezige, of de Vorsten, of de Geleerde, de Godvrugtige, en Godsdienstige, p. 493. Hoe elendig Verward en Brabbeld hy hier Al dese Woorden, in het Eental, onder Andere, die haar Veeltal Uitwijsen. Waarom sy ook Alle med een n Agter aan, moeten Geschreven worden. Nieubekeerden, Geluksaligen, Armen, Geringen, Weitsen, Grootsen, Besigen, Geleerden, Godvrugtigen, en Godsdienstigen. Geene de minste Beweging, p. 393. en geen Staalties, p. 401. Hoe kan hy in 't Eental geene Seggen? daar hy in 't Veeltal hier Selv geen heevt. Geene andere Vyanden, p. 481. voor geen andere. Sijne, voor sijn, Voorouders, p. 482. Des Allerhoogsten, en zijn's Harten, p. 448. voor des Allerhoogste, en sijns Herte, sonder n; welk een Teken is van 't Veeltal dier Woorden: so dat des, sijns, in 't Eental, daar voor dan niet Voegd. Haar zelven, in 't Eental, p. 430. en in 't Veeltal, p. 437. voor haar selve, sonder n. | |
[pagina 234]
| |
Beiden, p. 406, 468, 485. voor Beide, sonder n: want Beide drukt in hem selve het Meertal Uit. Sommigen, p. 455. voor Sommige, sonder n: want Sommige is het Meertal in hem selve, en heevt geen Buiging. 't Sou my Beniewen, so imand med my niet Toestemde, dat de Gematigdheid, in de Voorreden Beloovd, niet stiptlijk is Onderhouden, p. 450. Wat Brabbeling is dit? Hy wil schijnen seker Schrijver te Prijsen, over sijn Gematigdheid; daar hy hem nogtans Beschuldigd als Sulk een, die de selve, na sijn gedaan Belovte, niet stiptlijk heevt Onderhouden. Ons' Verstand is Boven sijn, voor haar, Eigen selv, p. 526. So Verward hy sijn en haar, sonder Onderscheid, door elkander. | |
VII. Allermislijkste en Deernis waardige Babbel-Taal van P. Rabus.In de Boeksaal van Mei en Jun. 1697.Als wanneer het Rijsje sig Begon te Wringen, p. 393. Wie kan sonder Babbelen, voor Wanneer, Als wanneer seggen? Als | |
[pagina 235]
| |
Hoedanig die my is Voorgekomen, p. 396. Daar Als of Hoedanig alleen Genoeg is, daar Babbeld hy die Woorden beide uit. Gelijk als in Waardgeld hebben, p. 398. Daar Als alleen Genoeg is, Babbeld hy hier Gelijk als. So ook p. 522. Luiden van Woorde te Woorde, p. 418. sie ook p. 479. So wil hy liever Babbelen, dan med Brand Seggen, van Woord tot Woord. Sie Historie der Reformatie, 1. d. p. 218. Meermalen, p. 439. Veelmalen, p. 498. Menigmalen, p. 541. Oneindigmalen, p. 488. Anderhalvmalen, p. 503. voor Meermaal, Veelmaal, Menigmaal, Oneindigmaal, Anderhalvmaal. Wil hy door malen quanzuis Uitdrukken meer dan Eens? Weet hy niet? dat dat genoeg word te Kennen gegeven door Meer, Veel, Menig, Oneindig, 't welk Voorgaat; bysonder dat malen niet Voegd agter Anderhalv. Niets, voor Niet, Vyandlijks, p. 452. Niets, voor Niet, anders, p. 406, 411. Iets, voor Iet, Sonderlings, p. 408. Iets, voor Iet, Beters, p. 451. Een droeve Klagte, p. 448. voor een droevige Klagt. Een droef Voorbeeld, p. 470, voor een droevig Voorbeeld. Een's, voor eens, Anders, p. 396, 409. Mijn's, voor Mijns, Bedunkens, p. 411. vergel. p. 422. Weet de Man nog niet? ge- | |
[pagina 236]
| |
lijk men niet Seid ene Ander, mijne Bedunken, dat men so ook niet Seggen kan enes Anders, mijnes Bedunkens. Zijn's erachtens, p. 497. voor sijns Heragtings. Ten zy, p. 425, 478. voor het sij. Waar komt hier en in Ten van daan? Tegens, voor Tegen, die Man, p. 449. Mooglijk van Jegens, dat Hoogduids is. Rieken, voor Ruiken, p. 422, 426. Elken Leuyaard, p. 487. voor elke, of elk een Leuiaard. Van slegten, voor slegte, of slegt een, voordgang, p. 493. Uit zekeren Inzigte, p. 480. voor uit sekere, of seker een Insigt. In zekere Voorval, p. 428. voor in seker Voorval. In goeden Gemoede, met stillen Aandagt, p. 439. voor in een goed of in goed een Gemoed, med stil een Aandagt. Van goeden Gewigte, p. 429. voor van goed Gewigt, of van goed een Gewigt. Med Bloed Beverfd, 482. voor Beverwd. Werden, p. 392, 394. voor worden: want men seid Geworden, niet Gewerden. Schoen, p. 393. voor Schoe. De Man sal Menen, dat men Schoen moet Schrijven; om dat het Veeltal Schoenen is. Maar hy moet Weten, dat het in Onse Taal wel meer Gebeurd, dat het Veeltal in diergelijke Woorden word gemaakt, door Byvoeging van een Medeklinker voor en: als in Koejen, en Roeden, waar van het Eental is Koe, en Roe. | |
[pagina 237]
| |
Lendenen, p. 454. voor Lenden. Teenen, p. 464, 467. voor Teen: want het is in't Eental Tee, niet Teen. Schattede, p. 453. voor Schatde. Belettede, p. 470. voor Beletde. Zettede, p. 474. voor Setde. Verzettede, p. 501. voor Versetde. Ontmoettede, p. 513. voor Ondmoetde. Vatteden, p. 534. voor Vatden. In de Boeksaal van Jul. en Aug. 1697. Dat de Tempelen daar van, voor daar aan, haar Oorsprong Schuldig sijn, p. 21. | |
VIII. Langdradige Lijm- en Quijl-Taal van P. Rabus.Waar door veel Woorden by hem, tegen den Aard van onse Ronde Taal, so door een Raamrekking in 't Midden worden Verlamd, als Hottentotser wijs op 't Eind Gestaart. | |
In de Boeksaal van Mei en Jun. 1697.Aan sijnen Vriend, den Heere, p. 389. voor Aan sijn Vrind, den Heer. Van eenen, p. 390. voor van Een. Aannemelijk, p. 390. voor Aanneemlijk. Zy zelve, p. 390. voor sy selv. Mijne dagelijksche, voor mijn daaglijkze, | |
[pagina 238]
| |
Onledigheid, p. 390. Haren Vader, p. 466. voor haar Vader. Zijnen Lezer, p. 487. voor sijn Leser. Zijne Vriendelijkheid, p. 496. voor sijn Vrindlijkheid. Mijne, voor mijn, Leidsluiden, p. 392. Zijne zaken, p. 391. voor sijn Saken. Hare Handen, p. 393. voor haar Handen. Ware het mogelijk, p. 391. voor was het mooglijk. Naauwelijks, p. 391, 396. voor Naaulijks. Van Velen, p. 391, voor van Veel. Want Veel is uit hem selve Veeltallig. Puikdichteresse Jonkvrouwe, p. 391. voor Puikdigteres Jonkvrou of Jongvrou. Leermeestresse, p. 410. voor Leermeestres. Een Vrouwe, p. 393. voor een Vrou. Omme, p. 392, 394. voor Om. Alomme, p. 398. voor Alom. Waaromme, p. 440. voor Waarom. Rondomme, p. 500. voor Rondom. Ommedraay, p. 504. voor Omdraai. Omme Wrake over 't gene, p. 395. voor Om Wraak over 't geen. Omme des Doktors wille, p. 410. voor om des Doctors wil. Ommegang, p. 494. voor Omgang. Inne, p. 434. voor In. Zake, welke men, p. 392. voor Saak, welk men. Wijze, op welke, p. 411. voor Wijs, op welk. Aardbeziën Bedde, p. 392. voor Aardbeijen Bed. Konde ik, p. 392. ik Konde, p. 413. voor Kon ik, ik Kon. Ik Hebbe, p. 393. Hebbe ik, p. 398, 401. voor ik Heb, Heb ik. Ik Hadde, p. 431. | |
[pagina 239]
| |
voor ik Had. Want anders moest men in de 2. en 3. Persoon seggen; gy Kondet, hy Kondet: gy Hebbet, hy Hebbet: gy Haddet, hy Haddet. Ik Voele, p. 393. voor ik Voel. Oordeele ik, p. 393. voor Oordeel ik. Late ik, p. 394. voor Laat ik. Ik Vinde, p. 394. voor ik Vind. Vinde ik, p. 395. voor Vind ik. Geloove ik, p. 395. voor Geloov ik. Ik Kenne, en Spreke, p. 396. voor ik Ken, en Spreek. Ik u Navolge, dat is, Liege, p. 402. voor ik u Navolg, dat is, Lieg. Ik Vertelle, p. 403. voor ik Vertel. Ik Wete, p. 405, voor ik Weet. gelijk hy hier Selv heevt, p. 533. Ik Verklare, p. 406. voor ik Verklaar. Ik Blijve, p. 408. voor ik Blijv. Eindige ik, p. 411. voor Eindig ik. Wende ik, ik Kenne, en Wete, p. 412. voor Wend ik, ik Ken, en Weet. Meene ik, Geloove ik, ik Worde, Houde ik. p. 413. voor Meen ik, Geloov ik, ik Word, Houd ik. Ik Behoeve, p. 421. voor ik Behoev. Ik Benijde, en Geve, Denke ik, p. 425. voor ik Benij, en Geev, Denk ik. Kome ik, p. 427. voor Kom ik. Ik Neme, p. 431. voor ik Neem. Wrake ik, p. 432. voor Wraak ik. Ik Bewere, p. 435. voor ik Beweer. Biede ik, p. 444. voor Bied ik. Ik Bidde, p. 455. voor ik Bid. Ik Durve, p. 481. voor ik Durv. Ik Breke, p. 482. voor ik Breek. en diergelijken meer. Want anders moest men in de 2. en 3. Persoon, in Al dese Woorden, Seg- | |
[pagina 240]
| |
gen: gy Voelet, hy Voelet: gy Oordelet, hy Oordelet: gy Latet, hy Latet: gy Vindet, hy Vindet: en so voord. Rekkelijk, p. 392. voor Reklijk. Rekkelijkheid, p. 496. voor Reklijkheid. Ettelijke, p. 453, 460, 496. voor Etlijke. De Voorbate, Rondelijk, en Duidelijker, p. 400. voor de Voorbaat, Rondlijk, en Duidlijker. Gaarne, p. 393, 397. voor Geern. Ongaarne, p. 430. voor Ongeern. Dit Geern word by my so Onderscheiden van het Gaarn, daar men med Naaid. In geenen deele Onderneme, p. 420. voor in geen deel Onderneem. Werkinge der Nature, p. 422. voor Werking der Natuur. Ten mijnen Verzoeke, ter Vraagbake, p. 430. voor ten mijn Versoek, ter Vraagbaak. Ten Gevalle, p. 434. voor ten Geval. Ten Voorbeelde, ter Kerke, p. 454. voor ten Voorbeeld, ter Kerk. Ten Laste, ter Misse, te Passe, p. 463. voor ten Last, ter Mis, te Pas. Ter Ruste, p. 475. voor ter Rust. Ten Dienste, p. 393, 485. voor ten Dienst. Geschiedenisse, en Gebeurtenisse, p. 433. voor Geschiednis, en Gebeurdnis. Geheimenis, p. 456. voor Geheimnis. Ontsteltenisse, p. 464. voor Ondsteldnis. Gelijkenisse, p. 488. voor Gelijknis. Schrikkelijk, en te Lande, p. 442. voor Schriklijk, en te Land. Te Velde komen, p. | |
[pagina 241]
| |
416. voor te Veld komen. Verfoeyelijk, en nogte Onvermakelijk, p. 449. voor Verfoeilijk, en nog Onvermaaklijk. Beschreyelijke, Vervarelijke, en Godvergetene, p. 455. voor Beschreilijke, Vervaarlijke, en Godvergeten. Beklagelijke, p. 457. voor Beklaaglijke. Belachelijke Geschiedenisse, p. 458. voor Belaghlijke Geschiednis. Voortreffelijke, p. 468. voor Voortreflijke. Lieffelijkheden, p. 479. voor Lievlijkheden. Sterffelijken, p. 485. voor Stervlijke. ijsselijk, Afgrijsselijkheden, en ik Meine de Herroepinge, p. 462. voor ijslijk, Afgrijslijkheden, en ik Meen de Herroeping. Hulpe, p. 457. voor Hulp. Penne, Stoffe, Deernisse, p. 458. voor Pen, Stof, Deernis. Sorge, Straffe, Hegtenisse, p. 470. voor Sorg, Straf, Hegtnis. Vorstinne, p. 471. voor Vorstin. Viandinne, p. 492. voor Vyandin. Gunste, p. 472. voor Gunst. Keure, Waardye, p. 485. voor Keur, Waardy. Hope, Vreeze, p. 488. voor Hoop, Vrees. Dese Mare, p. 515. voor Maar. Ik spreke med mijne eigene Woorden, p. 472. voor ik Spreek med mijn eigen Woorden. Eene Plaats verre, p. 474. voor Een Plaats ver. Naamrolle van Alle de, p. 478. voor Naamrol van Al de. Verreziende Blindeman, p. 484. voor Versiende Blindman. Plaatse Leze ik zijne, ik Bekenne gaarne, Wijze van | |
[pagina 242]
| |
Heiligmakinge, en Scheppinge der Ziele, p. 489. voor Plaats Lees ik sijn, ik Beken geern, Wijs van Heiligmaking, en Schepping der Siel. En Duisend diergelijken andere. | |
IX. Krom-Taal van P. Rabus.In de Boeksaal van Mei en Jun. 1697.De dierbaarste Eigendom, dien, in de Opdragt, p. 1. voor het dierbaarste Eigendom, dat. Wie heevt ooit, dan van de een of de ander Kromtong, horen Praten van de Eigendom, dien? Van den Jare, p. 391. voor van het Jaar. In desen Jare, p. 408. voor in dit Jaar. In den Jare, p. 452, 458. voor in het Jaar. In den selven Jare, p. 476. voor in het selve, of selvde Jaar. Wat regtschapen Hollander sal ooit Seggen? den Jare, desen Jare, den selven Jare. In den Beginne, p. 412. voor in het Begin. Wie onder de Neerlanders kan med Verstand Spreken, van de of den Beginne? Van den gemelden Inzigte, p. 432. voor van het gemelde Insigt. Wat braav Neerlands Schrijver kan Seggen? de of den Insigte. Op de Hoge Schole, p. 439. voor op het Hoog of Hoge School. In de Hoge Schole, p. | |
[pagina 243]
| |
450. voor in het Hoog of Hoge School. Welke Kromtaal ook eens of twemaal, in mijn Wijsen van Oosten, Voorkomt: ik Beken, dat ik dit doe, door Onagtsaamheid, heb over het Hoofd Gesien. Den Volke, p. 447. en 482. voor het Volk. Hoe kan imand, buiten de Kromtongende Walen, Spreken van de Volk, of den Volke? In de Boeksaal van Jul. en August. 1697. De Getuigenisse, p. 26. voor het Getuignis. Wie kan, sonder Kromtongen, Seggen? de Getuignis. Op den Drooge, p. 41. voor Op het Droog, of op het Droge. | |
X. Worg-Taal van P. Rabus.In de Boeksaal van Mei en Jun. 1697.Waren w'er, p. 391. voor Waren wy 'er. Na d' Aarde, p. 393. voor na de Aarde. Binnen d' Een of d' Ander, p. 393. voor Binnen de Een of de Ander. Van d' Een tegen d' Ander, p. 395. voor van de Een tegen de Ander. D' Argwaan, p. 397. voor de Argwaan. Met d' Eerste, p. 397. voor med de Eerste. Aan d' eene Kant, p. 398. voor Aan de ene Kant. Over d' Oorzaken, p. 423. voor Over de Oorsaken. Tot d' Eene Bediening, tot | |
[pagina 244]
| |
d' Andere, p. 430. voor tot de ene Bediening, tot de andere. d' Eene Kerk, en de ander, p. 458. voor de ene Kerk, en de andere. Van d' Eene en d' Andere, p. 462. voor van de Een en de Ander. d'Ueren, p. 450. voor de Uren. 'k Zwijge, p. 459. voor Ik Swijg. d'Oogen, p. 468, 469, 470. voor de Ogen. d'Overste, p. 469. voor de Overste. Vonden z' 'er Een, p. 474. voor Vonden sy 'er Een. In de Boeksaal van Nov. en Dec. 1692. En t'wijl de Reede, p. 440. voor En terwijl, of dewijl de Ree. van Maart en Apr. 1695. 'k Schrijve 's Mans Woorden, p. 259. voor ik Schrijv des Mans Woorden. Ik kan niet anders Sien, of dese t'Samentrekking of t' Samensmelting der Woorden, buiten Rijm, Worgd de Taal, en doet de Letters der Woorden, med enige Hardigheid, Stikken. | |
XI. Kinder- en Boere-Taal van P. Rabus.In de Boeksaal van Mei en Jun. 1697.Meer als, voor dan, al te Veel, p. 396. Vaardiger als, voor dan, 't Quiksilver, p. 397. Nergens anders als, voor dan, daar | |
[pagina 245]
| |
Goud was, p. 399. Meer dan Duisend, ja! meer als, voor dan, Alle, p. 401. Geluksaliger dan Andere. Gelukkiger als, voor dan, Nero, p. 488. Is dat niet Bedroevd? dat men liever med de Kinderen en Boeren eens Als seid, dan dat men het goed Woord Dan Twemaal agter elkander wil Gebruiken. Dese sijn onnosele Boerekalling komt Duisend en Duisendmaal, in sijn Boeksalen, Voor, ook wel Twe- en Drie-maal op Een Bladsijtie. sie p. 406, 481. 't Sou my Verdrietig vallen, die Alle Uit te tekenen. Elk Opmerkende sal die ligtlijk Gewaar worden. We, voor Wy, p. 391. Ze, voor Sy, p. 392, 398, 452. (So Op zen, voor sijn, Grieks. sie Boeks. van Sept. en Oct. 1692. p. 285. En op zen, voor sijn, Practisijns. sie die van Jul. en Aug. 1697. p. 118.) Je, voor Gy, p. 412, 413. Driemaal. p. 416. Sesmaal. Ge, voor Gy, p. 414. Toen, voor Doe, p. 392, 393, 402, 405, 406, 407, 437. Arger, voor Erger, p. 460, 553. Barnende, voor Brandende, p. 468. Barnsteen, voor Brandsteen, p. 425. Dartele, voor Dertele, p. 487. Smarten, voor Smerten, p. 474, 467, 489. Barstens, voor Berstens, p. 464. 't Hart, voor 't Hert, p. 474. So Onderschei ik ons' Hert van 't Hart, sijnde een Beest: gelijk Rabus selv dat ook so Schrijvt. | |
[pagina 246]
| |
sie Boeksaal van Nov. en Dec. 1692. p. 474. en die van Jul. en Aug. 1697. p. 46. Kunt, voor Kond, p. 402, 413, 484. Verder, voor Vorder, p. 398, 456. en Verder, voor Verrer, p. 550. Gaaft, voor Gav, p. 402. After, voor Agter, p. 514. Vleisch, voor Vleez, p. 466. In de Boeksaal van Sept. en Oct. 1692. Ik Luste 'er niet van, p. 344. voor my Lust 'er niet van. | |
XII. Sotte Taal van P. Rabus.
| |
[pagina 247]
| |
Meesteren, p. 117. Oeffenaren, p. 167. van Sept. en Oct. 1696. Toehoorderen, p. 236. Den Deugdlievenden Hollanderen, p. 258. van Sept. en Oct. 1692. Kerstenen, p. 371. Kersten, p. 376. van Nov. en Dec. 1692. in onzen Vaderlande, p. 464. in den voorledenen Jare, p. 551. van Maart en Apr. 1693. Hy Gink henen, p. 303. van Sept. en Oct. 1693. Nodig te Wetene zake, p. 298. Van te Makene Dijkaadje, p. 334. van Maart en Apr. 1694. het Domdriestige Graau, p. 363. van Mei en Jun. 1694. Gestarnden Hemel, p. 487. De Narm p. 537. van Jul. en Aug. 1694. Nijvere Jeugd, p. 55. Dit late ik der Taalkenneren Syn Oordeel Bevolen, p. 70. van Jan. en Febr. 1695. Die der Griekse en Latijnsche Talen bedreven zijn. van Mei en Jun. 1695. Twalef Mandens, p. 443. van Jul. en Aug. 1695. med den Kinde, p. 131. van Sept. en Oct. 1696. Ten Bewijsdomme, dat de Belovte meest Bestaan hebbe, p. 222. van Mei en Jun. 1697. Eenen Gevangenen, p. 519. De Domdriestigheid van de Egyptenaren, p. 445, 446. van Jul. en Aug. 1697. Welke de Apostel zegt te Verwagten, p. 30.
Ga nu Heen, Leser! en Oordeel, uit Al dese bygebragte Staalties, of de Man waarlijk niet Welsprekend is. EIND. |
|