| |
| |
| |
Uit den Nederlandschen Spectator.
| |
| |
Uit den Nederlandschen Spectator.
Aangename gesprekken in het maatschappelijk leven.
Al dikwijls heeft men beweerd, dat ons Nederlanders de gave der conversatie ontbrak, en dat wij met de Engelschen ten dezen opzichte op ééne lijn mochten gesteld worden; - daarentegen worden ons de Franschen als modellen voorgehouden, die in de conversatie uitmunten!
De Oude Heer Smits is overtuigd van de onjuistheid dezer bewering. De ondervinding heeft hem geleerd, dat wij, Nederlanders, evenzeer uitmunten in de conversatie als in - in - enfin - alles! Ten bewijze van deze daadzaak, is hij voornemens eenige staaltjes van gesprekken mede te deelen, die hem ter oore zijn gekomen; - als men die gelezen heeft en dan nog volhoudt, dat wij niet weten te praten - dan zal de Oude Heer Smits (zoodra men hem een pensioen van ƒ 4000 geeft), zijn Redacteurs-portefeuille nederleggen, zich door zijn schilder laten decoreeren en verder op de meest welsprekende wijze - zwijgen.
| |
I.
Op een bezoek.
- Nog een oogenblikje blijven, lieve? Neen! Onmogelijk! Ik moet nog vóór het eten - waar is mijn visiteboekje gebleven? - O, daar is het! - Ja, ik moet nog vóór het eten drie visites maken - en zooals ge ziet, mijn man kan niet stilzitten - hij heeft nooit rust. - Zie zoo! Dankje wel! Vindt ge dit manteltje wezenlijk zoo mooi? Ja! Dat dacht ik wel! Charles, wat zegt gij nu? Nu gij het mooi vindt, lieve, zal hij het ook doen; toen ik het koopen wilde - nu, schud het hoofd niet, manlief! - Weet ge nog, dat ge absoluut wildet hebben, dat ik den groenen man- | |
| |
tel nam! Verbeeld u, groen! Dat zou mooi gestaan hebben bij dezen hoed! Weet ge, hoe ik er uit gezien zou hebben? Niet? Precies als mevrouw Spek! Die vrouw is mijne aversie! Zoo'n smaak in de kleeding heb ik ook nooit gezien! En dan op haar jaren - zoo jeugdig! Foei! Ik zou me schamen als mijne eigene dochter gekleed te gaan! Ja, nu ben ik klaar! Laat ik eventjes nog zien wie daar voorbijgaat? O dat is uw buurman! Hoe heet die man ook? Die - help me toch gauw, Charles - kunt ge hem niet meer zien? Ge komt ook altijd te laat! - Och, het is de heer, die op het laatste concert het zoo druk had met de jongste dochter van Rap, - zoo'n nufje, dat pas van de school komt! Jawel, Charles - gij vindt haar mooi, dat weet ik wel! Ge behoeft het niet te ontkennen, chacun à son gout; - maar mijn smaak is het niet! O, en zoo geaffecteerd! Maar charmant getoiletteerd, dat moet ik avoueeren! Waar die goede man het geld vindt om zijn dochters zoo op te schikken! Nu, maar het wordt wezenlijk tijd! Ik moet echter nog eventjes dat hondje van een beeldje op het tafeltje in de vensterbank zien, eer ik wegga! Ik heb het al den heelen tijd zitten bewonderen! 't Was 'n
verrassing op St. Klaasavond, niet waar? 't Zal wel van uw man zijn! - hoort ge Charles? Zulke lieve attenties hebt ge voor mij niet meer! 't Is beelderig! Echt klassiek, geloof ik, noemt men dat genre? Niet waar? Zooals de romans van Dumas - - maar dat doet me er aan denken! - hoe naar! Die arme Rachel! heeft 't u niet ijselijk getroffen! Zoo jong nog - pas acht en twintig jaar oud! Ja, acht en twintig! Want zij was van het jaar negentien - neen, van het jaar twintig! En wat moet zij heerlijke juweelen nagelaten hebben! een ijselijk verlies! Ik heb haar nog in hare kracht gezien - waar was het ook? O ik weet het al, te Brussel - neen, 't was toch in Parijs? Ja! Twee dagen vóór ons vertrek, - zij speelde in den Robert - of - neen, dat weet ik wel - Robert was het niet - het was een stuk van Racine, zoo iets uit de Romeinsche geschiedenis, met een Griekschen naam, - ik dacht den heelen tijd aan onze kostschool, lieve, waar wij ook de mythologie leerden; weet ge nog, van die secondante met de zwakke oogen? - ik wist al van 't begin af aan, hoe het stuk afloopen zou en dat benam me de verrassing heel en al; - maar wat sta ik daar nog te babbelen! Wezenlijk, kindlief, als men bij u zit, kan men niet wegkomen! Ge weet de menschen altijd zoo aan de praat te houden! Ik zei verleden aan mevrouw Plak, die er over klaagde, dat zij 't zoo moeielijk vond om met sommige menschen een discours aan te knoopen, dat zij van u een lesje moest komen nemen. - Ge kent haar, niet waar? Heel goed? 't Is eene aller interessantste vrouw, die ontzettend veel leest, maar die, weet ge, niet de gaaf bezit om in de groote wereld te brilleeren. Zij is wat verlegen, - zij kan soms een uur achtereen bij u zitten en
| |
| |
niets zeggen; haar moeder is een beetje raar in 't hoofd geweest, en eenige menschen vreezen; - maar ik niet - volstrekt niet! En zij doet veel goed aan de armen! Ik schaam me altijd als ik de lijsten krijg en mijn naam onder den haren moet zetten! - Maar ieder geeft wat hij kan - en sommige mannen zijn zóó accuraat en zóó zuinig in alle uitgaven, die niet voorhen zelven zijn, dat - nu, adieu, adieu, mijne lieve! Wezenlijk, ik mag de paarden niet langer laten wachten! Ik geloof dat Charles veel bezorgder is voor de paarden dan voor mij! Zoo zijn de mannen! Adieu! Neen, ga niet verder! Wat hebt ge heerlijke bloemen in de vestibule! Ge zoudt er haast een bouquet van kunnen maken voor het bal van overmorgen! Ge gaat er heen, niet waar? Ik zal niet veel dansen! Ik ben wat verkouden! Neen - het tocht hier niet! - Maar die delicieuse quadrille, de Lanciers, moet ik nog dansen! Nu, au revoir, ma chère! - Charles, zijt ge nog niet klaar! Ik wacht al een half uur op u!’
| |
II.
Op eene koffie-visite.
Ja, mevrouw, ik ben hedenmorgen bij den nieuwen dominee in de kerk geweest; mijne vrouw is verkouden en bleef te huis; - eene allerliefste preek, - ik geloof, dat wij het zeer goed getroffen hebben met hem, - een bijzonder gunstig uiterlijk, en een heel krachtig orgaan, - niet juist welluidend, weet u, maar vult de kerk goed, - de voordracht ook uitmuntend, - en de gebaren, - ja, ook best, hoewel eenigszins eentonig - altijd met de rechterhand, - zóó - en dan de zakdoek - dat is hinderlijk; - ik heb ook hier en daar wat gemist, - in den beginne niet, - neen - tegen het einde; -de preek was ook wat gerekt, dat moet ik bekennen; - maar zoo'n eersten keer moet men't zoo nauw niet nemen, hoewel hij klaarblijkelijk zijn best gedaan had, - ja zeker, zijn best! - Welken tekst, vraagt u? - Ja - a - laat ik zien - den tekst heeft hij voorgelezen - hé - dat is raar! wacht eens eventjes - ja - a - neen - nu heb ik het! - Toch niet - dat was het niet! - Hé! dat is allerzotst - ik kan er volstrekt niet op komen! maar het was een mooie tekst; - heel kort - zoo'n woord of wat slechts - uit - uit - ja, uit het Oude Testament, geloof ik - niet uit de Maccabeërs - neen - maar zoo iets heel treffends, - dat de meeste menschen verkeerd verstaan! Daarom heeft hij ons eerst den tekst verklaard, - zeer duidelijk, - 't moet een man van veel studie wezen, - daaraan valt niet te twijfelen, - iemand, die eene gevestigde mee- | |
| |
ning heeft, mevrouw, - zijne eigene meening ook - niet zoo slechts napraten van anderen, - hij had autoriteiten voor al hetgeen hij aanvoerde. En heel gematigd in zijn gevoelen, - ja - a - ik zou haast zeggen, eenigszins bevreesd om zoo - weet u, iemand door tegenspraak te kwetsen, - dat is: de waarheid staat bij
hem op den voorgrond, zooals u wel begrijpt, maar - ja - hij is heel bescheiden, heel nederig - zoo - a - a - dat - men soms wel wenschen zou, dat hij nog - a - a - ja, u begrijpt wel! Maar algemeen voldaan, mevrouw, dat kan ik u verzekeren! Bij het uitgaan der kerk kon men het zien; - iedereen was blijde, dat - a - a - dat hij hem gehoord had. Zelfs de oude heer Blaf, weet u, die anders moeielijk is; - hij klampte me aan bij het uitgaan der kerk, op straat, hoewel ik me van hem afmaken wilde, omdat hij zoo doof is, mevrouw, - zoo doof, dat men schreeuwen moet, als hij iets hooren zal; - hij had ook bijna geen woord van de preek verstaan; maar was bijzonder content; - ja, - ik moest hem alles oververtellen; - zoo hardop op straat, weet u, - 't is in 't geheel niet aangenaam! Alle menschen keken om! Maar hij vond 't wezenlijk heel mooi! Hij had slechts een paar aanmerkingen, die - a - a - die, niet heel ongegrond waren. De tekst, meende hij, was niet zeer gelukkig gekozen, en de verklaring daarvan, - geloofde hij al van iemand anders gehoord te hebben; - ook beviel hem de verdeeling niet recht, - omdat, ja - a - hij was er aan gewoon eene verdeeling in drieën te hooren; - en nu slechts twee - met eene toepassing - ziet u, - a - a - hij hield niet van zulke nieuwigheden, - en hij heeft gelijk, vindt uniet? De toepassing scheen hem ook iets gezocht, - niet natuurlijk - of logisch, of zoo iets; - hij zou liever zoo'n eersten keer eene ouderwetsche, degelijke preek gehoord hebben; - maar was zeer content - zeer! - Alleen kon hij zich volstrekt niet met de voordracht vereenigen; - theatraal meende hij - en geaffecteerd - en daar was wel iets van aan. - Maar treffend was het, - dat stemde hij toe; heel treffend zelfs! Maar
niet wat men juist stichtelijk noemt! - 't Was echter eene stampend volle kerk! Zoo iets heb ik in langen tijd niet gezien! Weet u wie er ook was? - Neen? Wel, de heele familie Zuur, die nooit anders dan in de Fransche kerk gaat! De jonge Van Kwast was er ook. Neen! Daar keek ik van op! En andere menschen ook! Dat verzeker ik u! Hoe die er toe kwamen, is mij een raadsel? Maar de dominee is in trek, dat is zeker, en als hij zich maar goed houdt, kan hij het best hebben hier! Ik zag mevrouw Zuur herhaaldelijk goedkeurende blikken wisselen met hare dochter onder de preek; - men kon zien, dat zij het met den dominee volmaakt eens was - vooral over iets dat hij zeide over de zendelingen; - wat het juist was, weet ik precies niet meer - zoo wat van de bekeering der heidenen, weet u, en
| |
| |
zoo! - Niet nieuw - neen, - ik kan ook niet zeggen, dat ik één nieuw idée in de heele preek vond; - maar degelijk was het, - zoo recht degelijk! Alles wat hij zeide, maakte ook diepen indruk; men kon nagaan, dat geen woord verloren ging! Jammer maar, dat hij wat bijziende is; - hij kende de preek ook niet goed van buiten en moest zich telkens vooroverbukken, - weet u, zóó! - om te kunnen zien - en dat ging niet zonder haperen en stooten; maar enfin, mevrouw, niets is volmaakt in deze wereld. Neen! Ik geloof dat de dominee dat ook zei - - maar daar krijgt u nog meer bezoek! Dag, Pot, hoe gaat het? Ge bent ook in de kerk geweest! Ge moet mevrouw uw oordeel over de preek zeggen! Ik heb het mijne verteld - Neen! ik heb niets meer te zeggen; - ik heb nog koude voeten van het stilzitten! Gij ook? Nu mevrouw zal u heerlijk verkwikken met een warm kopje koffie! Ik heb zoo even aan mevrouw verteld hoe zeer voldaan en zóó, iedereen was! Gij ook? Maar ik behoef u eigenlijk niet te vragen! Kom, vertel maar ongegeneerd wat gij er van denkt! Ik wed, mevrouw, dat hij er precies zoo over denkt als ik! Niet waar, Pot? Behoudens enkele kleinigheden, waarover natuurlijk bij iederen zelfstandigen mensch verschil van - a - gevoelens bestaat, zijn wij het altijd eens! Ziet u, mevrouw, ik wist het wel! Ja, drink maar eerst een warm kopje koffie eer ge aan 't vertellen gaat; niets verkwikt zoo in de koude! Ik gevoel me een heel ander mensch sedert ik hier zit! Ik begin te ontdooien! Niets gegeten? Neen Mevrouw, dank u wel! Dat doe ik nooit vóór tafel Weet u - ik heb er niet tegen - zoo is het niet, maar ik ben - a - van die menschen, die heel, heel matig zijn, in alles! Als ik 's morgens, mevrouw,
ontbeten heb, - met een kopje thee, mevrouw, een stukje brood en zoo, - dan a - a - ja - dan kan ik best wachten tot etenstijds - a - a - en ja, wat het voor weer ook zij, ik ga eerst een loopje doen om honger op te wekken - zoo'n grachtje, bij voorbeeld, of een straatje om, mevrouw, - dat bekomt me best! Zie zoo! Pot, hebt ge uw koffie op? - Gaat ge mede? - we moeten mevrouw niet te lang ophouden! Volstrekt niet! Pot, ge vergeet uw handschoenen! Nu, mevrouw, tot het genoegen van u weer te zien! Compliment als het u belieft aan mijnheer! Kom, Pot!
| |
III.
Tusschen Tiran en Slavin.
‘Neen, manlief, het is wezenlijk al te erg! Het rijtuig staat al een half uur voor de deur! En gij zit nog altijd te lezen! Jawel, ge behoeft het me niet te zeggen, - ik weet het best, - ik hoor
| |
| |
in de laatste drie weken immers van niets anders! - gij zit nog altijd “te blokken” zooals gij dat heet, - ik zou liever zeggen “te suffen,” over dat nare proces; - maar alles heeft zijn tijd, en als we de menschen zelven negligeeren, geen wonder, - nu ja! ge schudt dadelijk het hoofd, omdat tante, die - wat ge ook van haar denkt, - eene bijzonder schrandere vrouw is, zelve die woorden gebruikt heeft, - gijlieden mannen kunt nooit eene schrandere vrouw velen; - om u te behagen moeten we op den duur niets dan onnoozele gansjes zijn, die altijd ja zeggen, op al wat hun heer en meester belieft te gelasten! En dan nog zijt gijlieden nooit tevreden, - anders zoudt ge me niet altijd tegen gaan! Ja lach maar! Dat staat u goed! Er was een tijd, toen een wensch van mij eene wet voor u was! Ik heb nooit gewacht, dat het zoo duren zou; - tante had me al bijtijds gewaarschuwd! - Maar genoeg daarvan! Enfin! Het is het lot der vrouw zich te sacrifieeren! Maar ik kom niet om ruzie te maken; - neen, maar ik wilde u alleen vragen, of we heden die visites en boodschappen zullen doen of niet? - Antwoord maar niet! Ik weet wel, dat ge hedenmorgen gezegd hebt, dat ge om drie uur mede wildet gaan, en nu is het al over twee, en omdat ik alles in eens wilde afdoen en u morgen met mijn gezelschap niet lastig wilde vallen, heb ik het rijtuig een uurtje vroeger laten vóórkomen en gij, in plaats van dankbaar te zijn, - doet niets dan knorren en brommen! Neen! daarin heb ik ongelijk! Het is heel waar, ge zegt niets! Maar ik had duizendmaal liever, dat ge eens flink uitbulderdet en er een einde aan kwam, dan u zoo te zien zitten mokken! O,
ik weet ook precies wat ge denkt, al verkiest ge het niet te zeggen! Het verveelt u om visites te maken! Ja, natuurlijk! Ge gevoelt u alleen op uw gemak onder die oude, muffe boeken! En gij moet in die zaak pleiten! Wel zeker! En als gij uw werk als advocaat niet doet, kunnen wij niet op dezen voet blijven leven! O ja, al die fraaie argumenten, ken ik sedert onze wittebroodsweken voorbij zijn! En ik heb er ook niets tegen! Wat zou ik, als zwakke vrouw, daartegen in te brengen hebben? Neen; ge hebt volmaakt gelijk! Zijt ge daarmede tevreden? Kan ik meer doen dan u in alle opzichten gelijk geven? Maar, ik zie daarom niet in, waartoe het dient juist den besten tijd van den dag, als men andere dingen te doen heeft, op zijne studeerkamer te zitten blokken? Ge hebt nu nog de heerlijke lange avonden vrij! Maandag, bij voorbeeld, kunt gij van het diné bij oom zoo vroeg naar huis komen als gij wilt - maar natuurlijk, dat lijkt u niet, - en waarom als ik vragen mag? alleen omdat gij, evenals alle mannen, allerlei wijn door elkaar verkiest te drinken, en dan ik weet niet hoeveel vieze sigaren rookt! geen wonder dat uw brein dan versuft raakt! Niet dat ik beweren wilde, dat gij onmachtiger zijt dan een ander! Daarvoor beware
| |
| |
mij de hemel! Maar ik herinner me toch wel, na die akelige vereeniging van “oud-studenten,” - tante zei van oude “niets-doeners,” - dat gij uw horlogesleutel nergens kondet vinden, en dan de schuld wildet werpen op die arme meid, die uwe kamer, - terwijl gij zat te brassen en drinken, - daartoe kunnen de heeren der schepping zonder moeite tijd vinden, - tot laat in den nacht had moeten opredderen! Maar ik zwijg van zulke dingen; vrede en rust in huis gaan mij boven alles! Als gij echter niet Maandag-avond werken wilt, waarom doet gij het dan niet Woensdag? Dinsdag hebt gij zelf die menschen hier gevraagd! Het was ook hoog tijd! Als we ten minste niet voor klaploopers willen doorgaan, die overal heengaan en zelven niemand ontvangen! - O ja, Woensdagavond zult gij zeggen, hebt gij vergadering van die heerlijke schoolcommissie! Alsof daarbij de minste haast ware! Ik heb u zelven, meer dan eens, hooren vertellen, dat de nieuwe wet drie jaren aan de gemeenten laat om alles te regelen! En toch zoekt gij ons wijs te maken, dat de commissie elke week geregeld vergaderen moet! Ik zou wel zoo'n vergadering willen bijwonen! Of neen! liever niet! Ik kan me best verbeelden hoe het daar toegaat, - en een rook in de kamer! Bah! Maar het is toch beter dan die nare sociëteit! Nu ja, ja! Ik weet het wel! Gij gaat er nooit meer heen! Dat zegt ge me dikwijls genoeg! En ik maak daaruit op, welk eene ontzettende opoffering het u kost een enkelen avond in de week met uwe vrouw door te brengen! O, ik ben u dankbaar daarvoor! Recht dankbaar; ik toon u dat altijd zoover het in mijne macht staat, en verbeeld me dat gij, van uw kant, ook wel iets kondet doen, om mij te bewijzen, dat gij dat wist te
appreciëeren! - En daarom moest het u zoo heel zwaar niet vallen, als gij een enkelen keer met mij uit moet gaan! Niet voor mijn pleizier! Volstrekt niet! maar ieder heeft zekere plichten in de maatschappij te vervullen, en als men die verzuimt! - Nu is het al bij halfdrie en ik wacht altijd om te zien of gij mede zult gaan of niet? Het was eigenlijk goed, dat ik hoe eerder hoe liever wist, wat uwe beslissing was; want hoe wij alles voor etenstijd gedaan krijgen, na zoo lang getreuzeld te hebben, weet ik niet! Wij moeten in de eerste plaats onze visites doen, - waar hebt ge weder uw visitekaartjes? - en dan is het absoluut noodzakelijk bij den behanger aan te rijden, om over die nieuwe meubelgordijnen te spreken, - en in 't voorbijgaan zullen wij eventjes bij juffrouw Crinoline stilhouden; - daar moet ik naar mijn nieuwen hoed hooren - o neen, gij behoeft volstrekt niet er bij te zijn! Ge kunt gerust zoolang in het rijtuig blijven zitten! - Ik schaam me haast met dezen hoed de deur uit te gaan; - maar het kan u niet meer schelen, hoe ik er uitzie! Gijlieden mannen zijt allen hetzelfde! Eerst slaven en aanbidders! Ja wel, tot wij ons aan u opgeofferd hebben. En later egoïsten en tirannen! Nu, ik onder- | |
| |
werp me, als altijd, aan mijn tiran! Zijt ge eindelijk klaar! Vergeet toch niet wat geld bij u te steken; - wij moeten ook naar den bazaar gaan, om iets voor die goede tante uit te zoeken die overmorgen jarig is! Ziezoo! Nu geen oogenblik meer verloren! De paarden moeten zoo vroeg mogelijk weer op stal zijn, om uit te rusten, eer ze ons van avond bij C. brengen! Dat is een heel eind! En 't zal weer laat worden! Dat voorzie ik! Als gij maar niet weer aan tafel zit te gapen! Zooals ge altijd doet! Nu, kom
maar!’
De tiran neemt zijn hoed en volgt zijne vrouw, zonder een woord te spreken.
| |
IV.
Tusschen twee vrienden.
Met uw verlof! - als ik u niet stoor! - maar één oogenblikje! Neen! Ik ga niet zitten! Ik weet zelf wel wat het heet als men druk werk heeft, om opgehouden te worden! Maar ge hebt menschen, die dat niet beseffen, die plakken en plakken dat er geen einde aan is! Ik wist echter dat gij nooit rust hebt, en ik zei tot mijne vrouw, - Dinges was er bij, hoe heet hij ook, die nooit van zijn woorden afkomen kan, en altijd vergeet wat hij zeggen wilde, - nu, - Dinges, - ik heb den naam op de lippen! Zoo'n naam, die met een K begint, - neen, niet een K, een O, geloof ik, - - nu, dat doet er niet toe; - hij was er, toen ik tot mijne vrouw zei: ‘Keetje,’ zei ik, ‘Klaas is er bij geweest, en hij weet het wel, en ik zal het hem gaan vragen.’ - Ge had moeten zien wat een gezicht Dinges zette, toen hij dat hoorde! De goede man wist niet, dat wij zóó intiem waren! ‘Wat zou je van hem hooren?’ zei hij; ‘misschien kan ik 't je ook vertellen.’ Ge kunt begrijpen hoe Kee lachte, toen hij dat zei, en ik hem uitlegde, dat ik je iets vragen wilde, dat eigenlijk een geheim was, maar dat ge wel aan mij zoudt zeggen, hoewel aan niemand anders. - Niet dat ik indiscreet zou willen zijn; dat volstrekt niet! Geloof me! Ik weet zoogoed als de beste wat zwijgen is en zou om alles ter wereld niets willen vergen, dat niet in den haak was; - maar een geheim is het eigenlijk niet, wat ik u vragen wilde. - ‘Kijk eens, Kee,’ zei ik tot mijne vrouw; ‘Klaas en ik kennen elkaar al sedert, - sedert - ja, hoe lang is dat? sedert dertig - neen, ik houd van accuratesse, - sedert negen en twintig jaren; - want toen ik voor het eerst het geluk had met hem bekend te worden, was hij, laat ik eens
zien - ja, hij was nog op school bij Pieters, - niet waar, het was immers bij
| |
| |
Pieters, - waar wij elkander leerden kennen? - Nu, en sedert dien tijd hebben wij menig geheim voor elkaar - ik meen menig geheim met elkaar gehad, daar geen mensch van droomde - en nooit zal hij, of iemand anders zeggen, dat ik misbruik heb gemaakt van het vertrouwen, dat in mij gesteld werd, en ik weet wel, dat als hij het zeggen mag’ - ja, maar gij moogt het niet zeggen! Nu, ja-a-a! Dat weet ik wel! Ik vraag ook niet, dat gij 't me ronduit zegt! Wel neen! Maar, zoo'n wenk kunt ge me toch geven! Hoe zeit men ook in 't fransch: à bon entendeur - wacht eens! hoe is dat verder? Ik zal 't morgen in den Navorscher vragen! Die kerels, die daarin schrijven, weten van alles! Dat is waar! - Maar, dit is nu de quaestie niet! Neen - ik zal er niet op aandringen - dat spreekt vanzelf, - dat zou onkiesch zijn; - maar, zoo'n wenk, zou ik gaarne hebben - niet dat ik er eenig belang bij heb! Dan zou ik te huis gebleven zijn; - want dan zou ik ook tot mijzelven gezegd hebben: ‘als ik iets wist, daar Klaas belang bij kon hebben, - dan zou ik dadelijk bij hem loopen, om hem op de hoogte te brengen; - en als hij iets wist, dat ik moest weten, dan zou hij ook bij mij komen, - dat spreekt vanzelf,’ - daaraan heb ik geen oogenblik getwijfeld. Maar in het onderhavig geval, weet ge, - ik zelf, dat kan ik je betuigen, - ik ben heel onverschillig omtrent den uitslag! Dat kunt ge nagaan! Mijne vrouw echter, - dat mensch is sedert de laatste eclips zoo vreeselijk zenuwachtig, - die heeft geene rust meer eer zij het weet - - neen, weten is het woord niet; - maar als ik bij haar kon komen en zeggen: ‘Keetje - ik zeg niets! Hoor! Maar uit het gezicht, dat Klaas zette en uit zijne houding kan
ik opmaken, dat de zaak niet tegenvallen zal, - of Klaas heeft me gezegd - neen, niet gezegd, maar mij doen verstaan, dat we gerust de beslissing konden afwachten;’ - zie je - als ik maar zoo iets aan mijne vrouw kon vertellen, die dan aan hare nicht kon schrijven: ‘Wij koesteren de beste hoop, die niet heel ongegrond is, dat alles naar wensch zal afloopen,’ - dan kon haar nichtje aan haar vader zeggen, dat zij meende te weten - neen, dat zou te kras zijn, - dat zij - - zij - wat zou zij kunnen zeggen - hé! - Niets? Ha! ha! Dat is heel aardig! Neen, - zij zou niets kunnen zeggen; want de vader woont vijftien uren van daar; dus zou zij moeten schrijven; - ja, - ja, nu vat ik het! Zij zou moeten schrijven, - wat zou zij moeten schrijven? - O natuurlijk uw naam zou niet eens genoemd worden! Niet eens in de verste verte! Ik geloof ook niet eens, dat zij u kent! En de vader kent u zeker niet. - Nu! - wat zou zij moeten schrijven? - zal zij hem hoop geven of niet? - Dat kunt ge niet zeggen? Kom, kom! De eene dienst is den anderen waard! En als ik stellig beloof, dat ik haar niet eens melden zal, van wien ik een wenk gekregen heb? Of nog meer, als ik u be- | |
| |
loof, dat zij niet eens iets van de zaak za hooren, - dat ik het geheim voor mij zal houden en het niet eens aan mijne vrouw vertellen? - - Ja - dat is waar; - daarin hebt ge groot gelijk; - dan heb ik er niets aan het te weten; - maar dan ben ik zelf - weet ge - ik kan 't juist niet in woorden brengen; - maar zoo - - zoo meer op mijn gemak dan nu; want wezenlijk, ik zit er over in voor die goede menschen, - en - en - kom vriendje, wees niet zoo geheimzinnig! - Neen! Zoo iets heb ik nooit beleefd! Als ge me dien kleinen
dienst niet bewijzen wilt, - moet gij het weten! - Kwalijk nemen doe ik 't natuurlijk niet! Volstrekt niet! Neen! maar als gij bij mij waart gekomen - enfin, ieder weet wat hij te doen heeft in de wereld! - maar ik zou je niet raden, u in de eerste veertien dagen bij mijne vrouw te laten zien! Ge weet hoe de vrouwen zijn - en ofschoon gij tot nu toe een harer lievelingen zijt geweest - enfin - ik herhaal het - kwalijk nemen, zal ik het niet - maar - - o neen - geen woord meer! Gij hebt geen tijd! natuurlijk niet! als men iets voor een ander over moet hebben, heeft men zelden den tijd om hem een dienst te bewijzen! Neen, ik ben niet knorrig - hoegenaamd niet! Integendeel! Integendeel! Goeden avond! Loop naar de -! Bon soir’. |
|