Eene dankbetuiging.
Op mijn tafel liggen, bont door elkaar, als de bloemen op het veld, de honderden briefjes, welke de milde giften bevatten, mij voor een ongelukkigen onderwijzer toegezonden. Als ik ze samenvoeg tot een grooten ruiker, dan welt een dankbaar gevoel in mijn hart op jegens allen, die daartoe hun bijdragen hebben ingezonden. Groot en klein, allen hebben daartoe medegewerkt: zij hebben bloemen gestrooid met kwistige hand op een levenspad, dat niets dan doornen scheen te zullen opleveren. Zij, die met overvloed gezegend zijn, zij die zelven in betrekkelijke armoede leven, zijn even rijk geweest aan milddadigheid - en als ik de bloemen, door hen hier nedergelegd, te zamen bind met een lintje, waarop