VII. Afkeuring en waardeering.
Hoe weldadig werkt na afkeuring de waardeering. Doch hoe eigenaardig en hoe droevig, dat in 't menschenleven bijna altijd de eerste voorop gaat. 't Lijkt wel, of de menschen die u iets onaangenaams te zeggen hebben zich hiermee moeten haasten. Verzwijgen kunnen ze 't niet: dat zou hun ‘eerlijkheid’ niet gedoogen; en ze gebruiken de eerste de beste gelegenheid - of ongelegenheid - om u te believen, gelijk ze meenen, doch eigenlijk om u te grieven. En als ze u dan getroffen hebben, diep getroffen, dan zwijgen ze en gaan heen.
Maar dan komt de milder gestemde, die ook oog voor uw goede eigenschappen heeft, en aarzelend, schuchter waagt hij het, u van zijn ingenomenheid te spreken. Den brief, dien hij reeds voor u geschreven had, heeft hij weer vernietigd, omdat hij vreesde van vleierij te worden beschuldigd of misschien van huichelarij. Niet waar, de eerlijkheid gebiedt ons alleen, onze naasten te kwetsen. Streelen is veinzen. Doch gelukkig, zulke ‘veinzers’ zijn er nog, en de verscheurde brief moge al niet in uw handen komen, na maanden wordt er een tweede geschreven en die bereikt u wel.