Verspreide opstellen
(1916-1917)–Jan Ligthart– Auteursrecht onbekend
[pagina V]
| |
[Deel I]Ter inleiding.Op verzoek van den uitgever J.B. Wolters belastte Jan Ligthart zich in het jaar 1899 met de redactie van een nieuw opvoedkundig weekblad. Dat blad noemde hij School en Leven. Dat was niet een toevallige titel, noch minder een mooie leuze. Voor leuzen, mooie woorden, die niet staan voor een inhoud, een zaak, was Ligthart zoo bang, zoo bang, en aan het toeval liet hij niet graag iets over bij zijn werk. Wat hij deed, deed hij goed, tot in de uiterste puntjes verzorgd. Een titel of een opschrift vond hij niet iets, dat zijn aandacht onwaardig was. Die naam drukte een beginsel uit. Ook dat is nog onvolkomen gezegd. Een beginsel is een algemeene grondstelling, van waaruit gevolgtrekkingen worden gemaakt, die dan gelden of gelden moeten voor een bijzonder geval. En juist die manier van handelen had in Ligtharts oogen zoo groote gevaren. Hij vreesde, dat het levende, het persoonlijke, het eigen-aard-ige, d.i. dat, wat zijn eigen aard en natuur heeft in zijn aard en natuur miskend zou worden door het te brengen onder algemeene regels. Die naam School en Leven was een openbaring van zijn wezen. Ik zeg niet van zijn opvoedkundig denken. Want opvoedkunde was voor Ligthart niet alleen product van denken: opvoeden was voor hem liefhebben, begrijpen, | |
[pagina VI]
| |
meevoelen. Het was zich zelf opvoeden en zich zelf verloochenen, het was géven. Geven in blijmoedigheid, in dankbare overgave. Zoo vloeide al zijn opvoedkunde voort uit zijn opvoeden. Hij begon niet te redeneeren, hij zette vooraf geen zwaarwichtige theorieën op. Hij ving niet aan met een stelsel te ontwerpen, dat hij opgebouwd had op grond van beschouwingen en overwegingen. Neen, hij vond een taak voor zich, kinderen, die hij moest opvoeden, die hij kennis moest bijbrengen, die hij moest helpen, hun slechte neigingen te overwinnen. Hij begon maar met die taak, want opvoeden kan immers geen uitstel lijden. Hij begon door zich aan het kind te geven. En al werkende, leerde hij het kind in 't algemeen, het kind in het bizonder kennen. Wat men zoo innig liefheeft, leert men spoedig kennen, verstaat men dus. En zoo deelde hij, uit de schatten van zijn ervaring, lessen uit, zoo trachtte hij ons het kind te leeren zien, als zijn eigen, snel indringende blik het ontdekt had. Omdat hij zich gaf, was zijn opvoeden zooals zijn leven, en zijn opvoedkunde was zooals zijn opvoeden, omdat hij zoo door en door echt was en de klove tusschen zijn en uiting niet kon verdragen. - Zoo werd de naam School en Leven een openbaring van Ligtharts wezen. De school. Ligthart was met geheel zijn hart schoolmeester. Hij leefde in en voor de school. Wie hem bezocht, werd aldra uit zijn tuin meegenomen naar het schoolgebouw, dat er naast lag. En hij toonde hem den schooltuin, de schoolplaten, de nieuwe leermiddelen, de nieuwe modellen, die de kinderen hadden gemaakt. | |
[pagina VII]
| |
Hij heeft nooit iets anders willen zijn en worden, dan schoolmeester. Voor hem zijn er - zoo werd na zijn dood opgemerkt - schoolmeesters geweest, die ook beroemd werden en tot de verstandelijk oppersten van ons land gerekend werden. Maar dan waren zij schoolmeester af geworden, en werden dan bekend als staatsman, geleerde, of iets anders. Doch Ligthart verstond het voor het eerst, tot het keurkorps onzer leidende geesten gerekend te worden als schoolmeester. Voor de school werkte hij. Hij begreep dat de menschelijke kracht klein, de tijd van leven en arbeiden kort is, en dat men dus, om iets tot stand te brengen, zijn krachten niet over een te groot gebied moest verdeelen, maar op beperkte ruimte samentrekken. Toen hij mij na den derden jaargang opnam in de redactie van School en Leven schreef hij mij: zoo zullen we samen probeeren iets aan de opvoeding en in de school te verbeteren, aan Hooger Macht overlatende de geheele maatschappij te vervormen. Ten opzichte der opvoeding en van het onderwijs stelde hij den schoolman als allereerste eisch, dat die zorgen moest, dat de kinderen in de school met opgewektheid in een vredige, vriendelijke atmosfeer rustig en degelijk leerden werken. - Zeker, de onderwijzer mocht zijn belangstelling wijder uitstrekken, zijn bemoeiingen uitbreiden, in de breedte en de diepte, maar zijn eerste werk lag in de school! Het leven. Daar zal Ligthart allereerst mee bedoeld hebben het practische leven. Hij wilde een innig verband tusschen de school en het leven. Welke taak heeft het leven voor ons? Die vraag moeten wij beantwoorden, als wij gaan onderwijzen. Welke kennis, welke vaardigheden zullen | |
[pagina VIII]
| |
later van een kind geëischt worden? Geef het die in de school, op de kortst mogelijke, op de duidelijkste wijze. Raadpleeg dus de levenspractijk. Voer het kind de wereld in, en breng de wereld bij het kind. Hoe rijk is onze omgeving aan stof voor onderwijs, voor nadenken.Ga naar voetnoot1) Hij wil geen schijnweten, noch boekengeleerdheid. Hij wil kennis, die een deel geworden is van ons zelf. Ons voedsel wordt omgezet in spier en been en zenuw en bloed; zoo ook moet het geestelijk voedsel opgenomen worden, een deel van ons zelf, dat wij er mee kunnen denken, voelen en handelen.
Toch denkt Ligthart nog aan iets diepers en meer omvattends, wanneer hij van leven spreekt. Men kan er geene nauwkeurige bepaling van geven. In het woord sterft de werkelijkheid. Onze verstandelijke begrippen zijn al ontoereikend, om het inwendige, onmiddellijk ons zelf bewuste zijn, te omlijnen. En het woord, dat die begrippen dan aanduidt, wordt vaag en hard tegelijk, het is nòch nauwkeurig, nòch wisselend met het leven mee. Léven - dat is voor Ligthart beweging, wisseling en stage verglijding, maar tevens kracht, werking. Het levende staat geen oogenblik stil: het is elk volgend oogenblik iets anders, dan het was in het voorafgaand moment. Het oefent invloed uit, doet iets van zich uitgaan, om op zijn beurt ook wijzigenden invloed te ondergaan van wat het omringt. Leven is een geheel: het is met ontelbare draden doorweven, die de | |
[pagina IX]
| |
verschillende levensuitingen samenhouden, die ons voeren van de eene openbaring tot de andere. Zet het mes in dat leven, om er een stuk uit te halen, teneinde dit als afzonderlijk geheel te beschouwen, dan snijdt ge de vezels door, waarmee dat deel vastzat aan het andere en krijgt ge iets, dat anders is. Het levende is het schoone, het boeiende, het bekoorlijke. Want het heeft zijn frischheid en doelmatigheid, die niet alleen een lust voor de stille beschouwing zijn, maar ook onze aandacht tot zich trekken, onze sympathie wakker maken. Tegenover dit leven staat de dood, die niet meer werkt, die geen hooger ontwikkeling meer toelaat. Overal speurt Ligthart die tegenstelling. Is een geloof niet dood, als het zich niet uit in daden van geloovende en vertrouwende menschenliefde? Is het anders met den oudernaam, dien gij U toeëigent, maar die U niet toekomt, wanneer er vaderzorg noch moederliefde is? Welke winst weet uw paedagogiek U op te leveren, als zij U alleen regels geeft, die ge werktuigelijk kunt toepassen, maar die onrecht doen aan het kind, waarop ge uw regel toepast. Dood is uw naam, dood uw paedagogiek. Dood en leven, altijd blijvende tegenstelling. Het leven is er, om voor het leven te strijden. Elk oogenblik dreigt ons het leven te ontzinken, drijven we naar de stilstaande wateren des doods, waar rotting is en afsterving. Prediker en verkondiger van het leven is Ligthart geweest. Hij kon dat zijn, omdat hij het zoo innig liefhad. De kleine levensvreugden zelfs versmaadde hij niet, maar wist hij dankbaar te genieten: een gesprek met een vriend, | |
[pagina X]
| |
bij de warme kachel onder een kopje thee was hem een genot. De natuur wist hem groot en gelukkig te stemmen. De wijde heide, het breede water, het ruischende bosch, het golvende korenveld; de hemel, waar blauw brak door lichte wolk of een goud-rand een donkere wolk omzoomde, dat alles kon hij genieten met een intense vreugde. Het spel der golven, glijdend en wisselend, van tint veranderend, een bewogen oneindigheid, boeide oog en mijmerenden geest. Het vlugge spel der nest bouwende en voedsel zoekende vogels volgde hij, ook in zieke dagen, met gespannen aandacht. Had de kunst niet eveneens diepe ontroeringen voor hem? Hij leefde in een zin- en zangrijke uitdrukking, hij laafde zich, als hij dorstig was naar verkwikking, aan Vondel en Huyghens, aan Staring en Van Eeden. De menschenwereld, om wier zonde en slechtheid, om wier leed en ellende zijn leere ziel schreide, beurtelings met felle smart en neergebogen leed, had toch nog zooveel aantrekkelijks voor hem. Hij genoot van kinderlach en kinderspel en kinderarbeid: kortom kinderleven, dat is kindergroei. Hij kon ontroerd zijn over de weldadige hulpvaardigheid van een arme hofjes-bewoonster, en dankbaar voor de edele daad van een goed man. Het was een vreugd in zijn leven, als hij vertellen kon van een onderwijzer, die zich aan zijn klas, een moeder, die zich aan haar gezin, een predikant, die zich aan zijn gemeente wijdde. Hij wist verborgen krachten, voor hem vreugden en schoonheden, in anderen te ontdekken, en hij verblijdde zich, wanneer hij die zag ontluiken en groeien, zich nauwelijks of niet bewust, dat ze ontloken onder en door zijn lichtende liefde. Zijn tintelende geest, vol van vonken-spattende humor, vonken, die | |
[pagina XI]
| |
lichtten, maar niet kwetsten - wist ook overal het guitige te ontdekken, en anderen aan te wijzen. Zoo had hij het leven, het volle leven in zijn verscheiden eenheid lief met een groote, machtige liefde. En toch was het leven hem niet gemakkelijk geweest. Het gaf hem mee een zwak gestel, dat hem kwelde, van zijn jonge kinderjaren tot het uur van zijn sterven. Een zwak hart, met al de benauwdheden en kwellingen, die er mee kunnen samengaan, was zijn deel. Hij had een wonderbaar fijn besnaard gemoed, zoodat hij onrecht, anderen aangedaan, als zijn eigen leed voelde. Zijn hart bloedde van deernis met al de arme kinderen, die onder dwaasheid, onverschilligheid en booze harteloosheid leden. Heel zijn sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel kwam in opstand tegen het onrecht, dat Frankrijk pleegde in zijn Dreyfuszaak, Engeland beging met zijn concentratiekampen en dat Duitschland met België's behandeling op zijn geweten laadde. - De dood ontnam hem een zijner liefsten: zijn eenigst zoontje stierf, toen het kind negen jaar was. Ook spaarden de menschen hem niet. Hij moest ervaren, dat zijn woorden verdraaid en zijn edelste bedoelingen verdacht werden gemaakt. De vale nijd zat uit te kijken, of hij niet iets vinden kon, dat hem aangetijgd kon worden, of waarmee zijn werk beklad kon worden. In zich zelf eerlijke bekrompenheid riep hem voor haar rechterstoel, woog hem en vond hem te licht. Maar de grootste moeilijkheid gaf het leven Ligthart in zijn altoos doorgaande worsteling om God. Hij had het absolute, het eenig vaste willen grijpen, in deze voorbijgaande en zondige wereld. Boven de vergankelijke vluchtigheid en de zich zelfzoekende eigenbaat der menschen, | |
[pagina XII]
| |
voelde hij den Eeuwige, in zijn onveranderlijke trouw en Heiligheid. Hij wilde Hem kennen, niet door een stelsel, een geloofsleer, maar door geloofsleven. Hij wilde God in zijn leven ervaren en openbaren. Hem ervaren en openbaren dan vooral, als ‘onspoeds felle slagen’ hem deerden. Dan wilde hij zijn lijden opvatten als een zegenende, wijl louterende gerechtigheid. God moest voor hem zijn hoogste leven, het Leven zelf zijn, waarin hij eigen leven veilig geborgen wist. De aardsche openbaring van dat Leven wilde hij in Christus' gestalte zien, wiens roodgouden liefde hem alle aardsche liefde kleurloos liet schijnen. Tegenover deze zielsneiging streed dan weer het scherpe ontledend verstand, dat dit geloof redelijk wilde begrijpen, botste ook de lichaamszwakte en de benauwdheid, die soms bijna tot smartelijke vertwijfeling werd. Neen waarlijk, aan moeite, aan levensleed ontbrak het Ligthart niet. Toch was hij de bezielde profeet van het leven, omdat hij het liefhad met een innige liefde, omdat hij er meer en meer in leerde zien, Gods taak en Gods geschenk, ons opgelegd en toebedeeld.
School en Leven. Ligthart zou het zelf niet zoo uitgelegd hebben, als men hem vroeg, waarom het zoo heette. Hij was een intuïtief, een spontaan man, een aan de kunstenaars verwant gemoed. Niet uit het beredeneerde overleg, maar uit de diepere onbewustheid ontsprongen zijn gedachten, zijn opmerkingen. Zoo werden zijn woordspelingen plotseling geboren als lichtflitsen. Zoo ontdekte hij ineens een beeld, een gelijkenis, bracht een boekweitveld hem op een paedagogische gedachte, kon een bezoek aan een ring- | |
[pagina XIII]
| |
oven hem een opvoedkundig artikel in de pen geven. Een voorval dat hij beleefde, zette hem aan 't denken en zette zich om tot een studie. Het leven treft hem en hij reageert er op met zijn geheele zijn, met al zijn weten, ervaren en voelen, - hij antwoordt op het leven met zijn leven.
Zoo zijn in de woorden, School en Leven, de grondtrekken gegeven van Ligtharts paedagogiek. Het blad had een ondertitel. Het was een blad voor opvoeding en onderwijs in school en huisgezin. Ook in dezen titel kwam Ligtharts neiging tot geheelen weer uit. Hij zag met vreugde de samenwerking van school en huisgezin. Hij wilde geen scheiding. Maar het gezin moest ook onderwijzen. Het kind moest dit niet alleen van de school, maar ook in het huisgezin leeren. De moeder kan, onopzettelijk, de kinderen rondleiden in de natuur, inleiden in de boeken, plaatjes met de kinderen bezien, aldus de ontwakende belangstelling der kinderen bevredigend en tegelijk hun weetlust opwekkend. En herhaaldelijk heeft Ligthart voorbeelden, practische voorbeelden gegeven, hoe men in huis kan onderwijzen. En de school is niet alleen een leerinstelling: zij moet ook opvoeden, zij moet de karaktervorming van het kind niet verwaarloozen. Trouwens, onderwijst men goed, dan voedt men ook op; wie de krachten van het kind in het werk stelt, zóó, dat het met vreugde arbeidt, onderwerpt de booze neigingen.
Ligthart heeft School en Leven geredigeerd tot zijn dood, al moest hij de redactie ook overlaten, als uitlandigheid of ziekte hier toe noopten. Maar dan werd het zooveel mogelijk in zijn geest en naar zijn opvattingen geleid. | |
[pagina XIV]
| |
Hij was in dit blad de beminnelijke gastheer, nooit de starre betweter. Wie lust had, kon het uitspreken, als hij 't goed meende - ook al verschilde hij van den redacteur. En hij zelf gaf zich ook in zijn blad, geheel en onvoorwaardelijk. Hij was er als in een familiekring, zei hij zelf.
Hij wilde steeds zoo schrijven, dat de menschen hem lazen. Hij kwam tot de lezers. Hij stelde zich voor, dat ze, moe van hun dagtaak, afgetobd door werk, verzonken in zorg, gekweld door leed dikwijls, hun krant openden. Dan moesten ze als 't ware aan 't lezen gebracht worden. Ze moesten door den vorm geboeid, door den inhoud gelokt worden, om zoo, ontheven aan zich zelf, in eens op te gaan in denken over 't kind. Ligthart ging tot de lezers, om ze mee te nemen naar zijn eigen, lichte hoogten; niet, om bij hen te blijven. Omdat hij zoo sprak tot de lezers, zette hij ze aan 't werk. Hij prikkelde hun denken, daarmee ook hun tegenspraak. En (als dat geen vervelend betweterig geschrijf was, alleen een genoegen voor den man, die het gaf, maar een last voor den redacteur en een ergernis voor den lezer), dan gunde hij graag ruimte aan die tegenspraak, verduidelijkte zijn meening, verklaarde zich nader en eindigde dikwijls met het gemeenschappelijke in de overtuiging der verschillende auteurs aan te wijzen. Sommige zijner opstellen in School en Leven zijn bijeengebracht in de twee bundels, Over Opvoeding, die nu reeds in vierden druk verschenen zijn. Maar nog altijd rustten in de verschillende jaargangen van School en Leven stukken, die bewaard moesten blijven. | |
[pagina XV]
| |
Van die stukken verschijnt hier thans een eerste bundel. Hij is, met eenige zeer geringe medewerking van mijn zijde, bijeengelezen door Mevrouw Ligthart, die er hier en daar een enkele noot aan heeft toegevoegd. Voor het overige is de bundel, in afwisseling en opeenvolging der stukken, zoo samengesteld als Mevrouw Ligthart vermoedde, dat de auteur het zelf zou hebben gedaan. Ligthart schreef in het laatst van zijn leven vereenvoudigde spelling. De artikelen, in die spelling geschreven, hebben wij niet gewijzigd: al moest daardoor deze bundel ook in twee spellingen verschijnen. Maar wij wenschten niet te kort te doen aan de overtuiging van den auteur, die welbewust de vereenvoudigde was gaan gebruiken, toen de regeering dwong, deze spelling uit de school verwijderd te houden.
Deze uitgave, die niet veel minder copie bevat dan de bundels Over Opvoeding, die f 2.50 kosten, is veel goedkooper. Mevrouw Ligthart heeft gaarne de copie voor deze uitgave afgestaan, de uitgever heeft alleen zijn oorspronkelijke kosten, geenerlei winst berekend, en deze berekening, ondanks de sterk verhoogde papierprijzen, gestand gedaan. Ten slotte had het Ligthart-comité de gelegenheid, om deze uitgave geldelijk te steunen.
Deze bundel is de eerste, die met hulp van dat comité verschijnt. Het werd spoedig na Ligtharts dood in Februari, opgericht, op aanstichting der heeren De Jong en Eigenhuis, schoolhoofden te 's-Gravenhage. Tal van mannen en vrou- | |
[pagina XVI]
| |
wen - uit de meest verscheidene kringen der gemeenschap en van onderscheidene levensrichting - vereenigden zich, om gelden te verzamelen, teneinde een goedkoope uitgave zijner geschriften mogelijk te maken. Steun ondervond dit comité in ruime mate. Zoo kon deze bundel verschijnen, die weldra gevolgd zal worden door het boeiende reisverhaal In Zweden. Wij kunnen daarna nog doorgaan, al zou het ook een poos moeten duren, voor wij ook de Jeugdherinneringen goedkooper verkrijgbaar kunnen stellen. Het ligt in de bedoeling, dat bij elk deel een korte inleiding van mijn hand komt, om het in zijn aard te karakteriseeren, en één zijde van Ligtharts rijke persoonlijkheid te belichten. Zij, die reeds nu meer en vollediger omtrent den mensch ingelicht wenschen te worden, zullen hun weetlust kunnen voldoen door de lezing van het gedenkboek: Jan Ligthart herdacht, dat in October 1916 bij Ploegsma is verschenen. De uitgever heeft het comité een aantal exemplaren afgestaan, en zoo is het in verschillende leeszalen zeker te krijgen.
En zoo moge dan deze bundel de wereld ingaan en licht en zegen verspreiden. De zon is onder voor onze oogen, maar nog is haar glans en warmte op de aarde.
R. Casimir. |
|