trillen, overal hoorde ik den menschengeest spreken. En ik kreeg het lief.
Wie wel eens een stukje levende natuur bespied heeft, dag aan dag, week aan week, met het doel tot dat brokje leven door te dringen, hij zal die liefde begrijpen. Eerst sloeg hij mogelijk een onverschilligen blik op dat groeiend plekje, liep het misschien achteloos voorbij. Maar toen 't hem eenmaal tot zich had getrokken, en hij 't met nauwgezetheid, met zorg had gadegeslagen, onderzocht, doorvorscht, toen kreeg hij 't lief; telkens openbaarden zich nieuwe wonderen, nieuwe schoonheden, en telkens sprak luider de eenheid uit al die verscheidenheid, de harmonie uit al dat velerlei. Wat aanvankelijk een losstaand feit, een nietszeggend verschijnsel, een afgezonderd ding scheen, bleek meer en meer te zijn: deel van 't kleiner of grooter geheel, rad van 't ingewikkeld radertuig. En met de toeneming der kennis steeg de bewondering, groeide de liefde.
Een echt boek is een stuk natuur, doch overgeplant uit den stillen ontoegankelijken hof der menschenziel in de zichtbare wereld der verschijnselen. 't Is eerst in de geheimvolle ruimten van het innerlijk leven ontkiemd en tot ontwikkeling gekomen. Toen 't volgroeid was, heeft de eigenaar er ons iets van te aanschouwen gegeven, hiertoe in staat gesteld door de wondere trilling, die we taal noemen, mysterieuse samensmelting van ziel en klank. En altijd door zal dit echte boek zich van 't maakwerk blijven onderscheiden, door den rijkdom van gedachte