X. Besluit.
‘En nu, mijne heeren,’ zei de grijsaard, terwijl hij opstond, ‘gij ziet vóor u den blanken meester en den zwarten slaaf. Ik ben de planter en ziedaar Neno!....’
De aanwezigen stonden nu ook op en naderden den zwarte, die met de oogen den afstand mat, welke hem van de deur scheidde, en dien hij had willen overspringen om het algemeen huldebetoon te ontwijken. De grijsaard vervolgde op plechtigen toon:
‘Christenen! wat hebt gij tot nog toe voor uw arme, zwarte broeders gedaan? Er zitten nog meer Neno's onder de zweep der planters. O, hoeveel monsters nog, gelijk ik zelf was, die hun ziel en lichaam door de vreeslijkste folteringen pijnigen! Christenen! het is de zaak der menschelijkheid, het is de zaak van den godsdienst; denkt aan uw verantwoordelijkheid; denkt aan de smarten van uw medemensch, en zoolang er een volk is, welks hand niet rein is van het bloed der negers, dat de kreet der andere volken zij: geen slavernij meer!’
Hij zweeg, en toen men vertrok, besloot ieder alle wettige middelen in het werk te stellen, om de goede zaak van de vrijmaking der negers te bevorderen.