1894
134 J. Hoynck van Papendrecht 1858-1933
De verovering van Tjakranegara op Lombok. 1894
Schoolplaat, 82,5 × 110 cm
Gesigneerd en gedateerd: J Hoynck v Papendrecht 1910
Uitgave van J.B. Wolters, Groningen-Den Haag
Amsterdam, Universiteitsbibliotheek
De schoolplaat toont het moment waarop enkele adellijke Balinezen een uitval doen vanuit een tempeltje op een particulier erf naar de militairen van het Nederlandsch-Indische leger die bezig zijn Tjakranegara, de hoofdplaats van Lombok te veroveren.
Meer dan bij de toen nog steeds slepende Atjeh-oorlog konden na afloop van de Lombokexpeditie terugkerende militairen als helden verwelkomd worden. Zowel de aanleiding tot de Atjeh-oorlog als het geringe succes van het Nederlandse optreden aldaar hadden het enthousiasme voor het betoonde ‘heldendom’ getemperd. Bij de Lombok-expeditie lag dat anders. De direkte aanleiding om dit zelfstandige eiland onder Nederlands gezag terug te brengen was een hulpverzoek van de oorspronkelijke bewoners, de Sasaks, aan het Nederlands-Indische gouvernement. De Sasaks waren uit alle belangrijke posities verdrongen door Balinezen. Allerlei wantoestanden die hier voor de Sasaks uit voortvloeiden waren er de oorzaak van dat in 1891 een opstand uitbrak. Al spoedig vroegen de veel te zwakke Sasaks steun aan de Nederlanders, maar het duurde tot 1894 voordat het Nederlands-Indische bestuur aan deze hulproep gehoor gaf. Nadat de vorst van Lombok een aantal eisen ter verbetering van de situatie der Sasaks afgewezen had stuurde men troepen naar het eiland. Aanvankelijk verliep alles vreedzaam, maar toen het de Balinese adel duidelijk werd wat precies de nieuwe Nederlandse eisen inhielden, braken in de nacht van 25 op 26 augustus hevige gevechten uit. Binnen twee dagen waren de Nederlands-Indische troepen teruggedreven naar hun landingsplaats. Deze Balinese aanval werd met verontwaardiging betiteld als het ‘Verraad van Lombok’ zonder erbij te denken dat voor de Balinezen de Nederlanders slechts buitenlandse bezettingstroepen waren aan wie ook nog oorlogsschatting moest worden betaald. In november zetten de Nederlands-Indische troepen de tegenaanval in. Vrij spoedig veroverde men de plaats Mataram van waaruit op 16 en 17 november het nabijgelegen Tjakranegara werd beschoten. Op de 18de volgde de Nederlandse aanval op de stad. Veel last ondervond men van het feit dat alle Balinese erven omgeven waren door metershoge kleimuren, die een ideale dekking boden aan
sluipschutters. Erf voor erf moest veroverd worden.
De schoolplaat toont een dergelijk gevecht. Nederlandse infanteristen in tropenuitrusting zijn door de poort een erf binnen gedrongen. Vanuit het tempeltje, het enige stenen gebouw op zo'n erf, doen de eigenaars, leden van de Balinese adel, een lansuitval (poepotan) die niet kan opwegen tegen het Nederlandse geweervuur. Op de achtergrond is nog een houten offerhuisje te zien. De onaanzienlijke woongebouwen op het erf zijn niet afgebeeld.
's Middags bestormde men tevergeefs een aantal malen het vorstenverblijf (poeri). De volgende ochtend bleken de verdedigers zich teruggetrokken te hebben. Weer een dag later wist men de vorst in de plaats Sasari gevangen te nemen. Uit de buitgemaakte vorstelijke schatten werden de kosten van de expeditie betaald en van het veroverde bronzen geschut maakte men het Lombokkruis, een ereteken dat aan alle deelnemers van de expeditie werd uitgereikt. In de stroom van artikelen en boeken die al spoedig over de Lombok-expeditie loskwam, werden de Sasaks voortdurend afgeschilderd als luie en lafhartige bondgenoten, aan wie het Nederlands-Indische leger geen enkele steun had; de Balinezen werden beschreven als zeer dappere tegenstanders, bereid om zich tot de laatste druppel bloed te verdedigen. Hierdoor straalde des te meer licht af op de Nederlandse militairen die uiteindelijk de overwinning hadden behaald.