1602
94 J.M.H. ten Kate 1831-1910
‘Prins Maurits ontvangt een Indisch gezantschap in zijne legerplaats voor Grave, 1602’
Doek, 84,5 × 127,5 cm
Gesigneerd: Mari ten Kate
Amsterdam, particuliere verzameling
Op 30 juli 1602 kwam er een merkwaardig gezelschap uit Oost-Indië in Vlissingen aan: een gezantschap van de dwarsliggende Sultan van Atjeh, die door Portugese indoctrinatie de Nederlanders lange tijd voor een bende zeerovers had gehouden. Zo had hij in 1599 Houtman en de meeste van zijn manschappen laten vermoorden; van de handel in specerijen kwam niets meer.
In 1601 maakte een groep Zeeuwen er veel werk van de vertrouwenscrisis te doorbreken: zij kwamen met harde realen (die de sultan één voor één liet kloven ter controle) en diplomatieke taal. Dit hielp, waarop de vorst tot ‘diplomatieke betrekkingen’ besloot. Hij zond een ambassadeur, een admiraal en een neef naar Maurits, die in juli 1602 midden in zijn beleg voor Grave zat. Eén overleed onderweg en werd in Middelburg begraven.
Het schilderij van Ten Kate beeldt het moment af, waarop de drie gezanten (één teveel) Maurits in zijn bivak begroeten. In het midden worden geschenken aangedragen. Links vooraan is een kanon te zien, misschien een verwijzing naar het vermakelijke moment, waarop de gezanten, opgetogen over de moderne middelen van oorlogvoeren, twee stukken geschut op de stad mochten afvuren. ‘Had Don Antonio Gonzales ooit kunnen dromen, dat hij binnen Grave door Atsjeneezen beschoten zou worden?’ roept de historicus Jan ter Gouw in zijn toelichting op het schilderij uit.
Na hun bezoek aan de prins kregen de Indiërs een rondleiding door de belangrijkste steden van Holland, waar zij veel opzien baarden.