Voorwoord
In de loop der jaren hebben collegaschrijvers Rappa, Frits Wols, Michaël Slory e.a. krantenlezers tegen mij gezegd dat ik mijn ingezonden brieven in ‘de Ware Tijd’ in een boek moest bundelen en uitgeven.
Persoonlijk heb ik daar nooit voor gevoeld, omdat het in eigen beheer uitgeven van boeken een groot risico inhoudt. Hoeveel mensen zouden zo'n boek wel kopen, was de vraag die door mijn hoofd ging. Het drukken van een boek kost geen paar centen. En de verkoop van een serieus Surinaams boek gaat immers niet zo vlot als brood, snacks, snoepgoed, softdrinks, alcoholische dranken, sigaretten, buitenlandse tijdschriften, geïmporteerde pornografische lectuur en lectuur met hetzelfde effect als van hard- en softdrugs. Helaas!
Maar de eenvoudigste definitie van het woord ‘schrijver’ die ik ben tegengekomen luidt: ‘Schrijver is hij die schrijft.’ Dus wie niet schrijft is geen schrijver. En wie niet meer schrijft, was schrijver. Dit wilde ik niet zijn. Daarom bleef ik schrijven, mede omdat op straat mensen vanuit hun auto naar mij bleven roepen: ‘Wanneer komt je volgend boek uit?’ De echtgenote van een schoolhoofd, zelf onderwijzeres, riep dit eens op het veerplein van Meerzorg reeds een dag nadat ze een boek van mij had gekocht. Ik had zoals altijd geantwoord: ‘Ik werk eraan, maar dat gaat niet zo vlot. Ik heb immers ook mijn werk als leraar.’
Ik bleef dus wel schrijven, maar het idee om die brieven ook eens te bundelen en uit te geven bleef mij achtervolgen. Totdat ik op de gedachte kwam beide tegelijk te doen.
De uitwerking hiervan heeft u nu tastbaar in handen. In deel 1 van dit boek treft u enkele niet eerder gepubliceerde superkorte verhalen aan en in het derde deel de lange korte verhalen die hier ook voor het eerst worden gepubliceerd. In het middelgedeelte, deel 2, zitten de eerder gepubliceerde brieven, waarvan ik bij de meeste de aanhef en ondertekening heb weggelaten. De datum onder elk stuk blijft belangrijk. Immers, een journaliste van ‘de Ware Tijd’ zei in theater Unique tegen mij: ‘We zijn allang vergeten hoe wij naar de keuken renden om de laatste twee uien die we nog in huis hadden op te bergen, omdat we de stem van ons zusje bij de poort hadden gehoord.’ Ze doelde op de schaarste aan goederen en de lege schappen in de winkels tijdens de militaire dictatuur en enkele jaren daarna.
Ik dank iedereen die mij tot het uitgeven van dit boek heeft aangemoedigd en ervan heeft overtuigd ‘dat het wel zal gaan’ van harte en hoop dat u dit initiatief waardeert.
Alphons Levens.