Ze dacht er alleen aan hoe ze Pansi de les zou lezen. Daarom zag ze de loszittende steen in de weg niet totdat ze erop trapte. De steen gleed weg en Afanaisa zakte door haar poot in een gat. Ze gaf een gil! Wat deed het pijn. Moeizaam hinkte ze op drie poten verder. Het ging niet. Ze zakte neer aan de voet van een boom.
De boom had hoge, brede plankwortels. Het was een ingipipa. Ze had weleens gehoord dat je op de plankwortels moest slaan als je hulp nodig had. Er lag een grote steen bij haar gezonde voorpoot. Daarmee sloeg ze zo hard ze kon op de boom. Het geluid had een doffe, diepe klank. Ze sloeg nog eens. Toen zakte ze weer neer.
‘Laat iemand me komen helpen’, dacht ze wanhopig.
En toen, net alsof hij haar gedachten had gelezen, stond Pansi voor haar.
‘Wat is er Afa?’ vroeg hij bezorgd. ‘Heb jij op de boom geslagen?’
‘Mijn poot,’ kreunde Afanaisa. Pansi boog zich over haar poot.
‘Maak je niet ongerust,’ zei hij. ‘Je hebt hem verzwikt. Wacht maar even. Ik help je direkt’.
Hij liep het bos in. Na een minuut of tien kwam hij terug met wat bladeren. In zijn bek kauwde hij ze fijn. Het bladerpapje smeerde hij op de poot van Afanaisa.
De pijn werd direkt een stuk minder. Afanaisa zuchtte. ‘Dat voelt goed aan’.
‘Heders kennen erg veel geneeskrachtige kruiden,’ zei Pansi.
‘Daarom denken sommige mensen dat we aan “wisi”, toverij, doen. Maar we toveren niet. Het zijn de planten die het werk doen.’ Beschaamd sloeg Afanaisa haar ogen neer.
‘Pansi’, zei ze zacht, ‘Carolinda is erg ziek. Je moet naar haar toe.’
Pansi schrok. Snel ging Afanaisa verder’ ‘Ga vlug. En stuur direkt hulp om mij te halen’.
Pansi rende zo snel als hij kon naar de woonplaats van de reeën. Niemand hield hem tegen toen hij het dorp binnenkwam. Het was alsof iedereen wist dat hij naar Carolinda toe moest.
Carolinda had de ogen gesloten. Ze voelde dat iemand haar aanraakte.
Toen hoorde ze Pansi's stem. Snel opende ze haar ogen. ‘Pansi’, fluisterde, ‘Ben jij het’?
‘Ja hoor,’ antwoordde hij vrolijk.
‘Zullen we samen een wandelingetje naar de kreek maken?’.
Carolinda stond op. Haar ogen glansden, haar neus werd weer nat en het vlekje op haar voorhoofd was duidelijker dan ooit te zien. Verbaasd keek Carolinda's moeder naar het tweetal.
‘Een ree en een heder,’ mompelde ze. ‘De wonderen zijn de wereld nog niet uit.’