O rijkdom van het onvoltooide(1977)–J.H. Leopold– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] [Gij, eersteling, hebt neergezien] Gij, eersteling, hebt neergezien in mijne ziel; een dicht gehoûen menschenbestaan lag te aanschouwen, voor u ook voor het eerst misschien. ‘Ik heb gezien een smartelijk begeven, ontsterven al achter den buitenschijn, verlatenheid en een hooghartig streven eenzamer dan den eenzame te zijn.’ Gij hebt geluisterd naar de taal van mijn gedachten; wat de velen in kronkelzinnen dicht verhelen, werd u verstaanbaar deze maal. ‘Ik heb vernomen woorden van hoovaarding ruilend met kreten van verworpenheid van zelfverheffing en van zelfontwaarding de wanhoop en verloren wisselstrijd.’ En dit, wat duister in mij leeft, mij zelven vreemd en toch mijn eigen, wel zal uw mond het niet verzwijgen, nu eenmaal zij gesproken heeft. ‘Ik ken den grondslag van geheel uw wezen, weet, dat uws levens rijke werken tracht, dat het aan één' mag weggegeven wezen, ééne, onverschenene, ademloos gewacht.’ Vorige Volgende