O rijkdom van het onvoltooide
(1977)–J.H. Leopold– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Leopold! slechts wie de plaats
kent die hij, nog vrijwel in-
édit reeds toen in het hart
der Rotterdamse letterjeugd
[zo iets bestond
toen nog] innam,...
geerten gossaert
| |
[pagina 7]
| |
[pagina 9]
| |
Jan Hendrik Leopold, geboren te 's Hertogenbosch in 1865, doorliep de lagere school, vervolgens het gymnasium in Arnhem en studeerde oude talen in Leiden. Eén semester nog heeft hij daar de colleges gevolgd van de toen wijd vermaarde graecus Cobet. In 1892 sloot hij zijn studie af door met lof te promoveren op een in fraai latijn geschreven verhandeling over de Leidse latinist P. Hofman Peerlkamp, uitgever van de verzen van Horatius naar een filologische richtlijn die Leopold beslist moet verwerpen. Bij zorgvuldige bestudering blijkt het proefschrift ‘Studia Peerlkampiana’ ook voor het verstaan van de dichter Leopold van belang. Enkele maanden tevoren had Leopold een aanstelling gekregen als leraar aan het Erasmiaans Gymnasium te Rotterdam, waar hij tot betrekkelijk kort voor zijn dood in 1925 onderricht geeft in latijn en grieks. In Rotterdam heeft Leopold sinds zijn benoeming zijn leven doorgebracht, als dichter vrijwel onbekend, lange jaren haast onuitgegeven, maar gaandeweg steeds meer vereerd door een kleine schare jonge letterkundigen, van wie één, de dichteres Ida Gerhardt, voor allen moge spreken:
Heel Rotterdam, zijn huizen en zijn kaden,
bestond voor mij bij Leopolds genade.
| |
[pagina 10]
| |
Ik zag - een kind - hem in de avondstad
als Cheops door de sterrentuinen waden.
De uitgebrande stad blijft hem herhalen.
Ik zag zijn voetstap om de puinen dwalen;
om de doorschoten toren waait zijn stem -
De driftige stroom schrijft zijn initialen.
De tachtiger jaren van de vorige eeuw brengen een vernieuwing in de nederlandse dichtkunst: een groep jonge, begaafde dichters, onder wie Willem Kloos, Herman Gorter en Albert Verwey, treedt naar voren en breekt met de traditionalistische, veelal rhetorische poëzie der gemeenplaatsen, waarop vorige generaties, belangrijke uitzonderingen daargelaten, zich hadden toegelegd. Keats en Shelley erkennend als hun leermeesters, belijden de Tachtigers een juichend individualisme. De Nieuwe Gids wordt voor een reeks van jaren een der brandpunten van hun geestelijk leven. Wanneer Leopold in 1893 met Zes Christusverzen in De Nieuwe Gids debuteert, maakt dit tijdschrift juist een periode van diep verval door. De ideeën en idealen van de Tachtigers lopen nu sterk uiteen en reeds heeft de generatie van 1890 zich aangekondigd. Leopolds opkomst valt samen met die van twee andere dichters, P.C. Boutens en Karel van de Woestijne. Ook zij zijn individualisten, maar de juichkreet is verstild en hun werk wordt bezield door het tragische gevoel van een gedwongen en als noodlottig ervaren eenzaamheid. Gesproken wordt daarom wel van een lijdend indivi- | |
[pagina 11]
| |
dualisme. De verzen uit Leopolds eerste scheppende periode getuigen ervan.
Na 1905, wanneer hellenistische wijsbegeerte [Stoa, Epicurus] en Omar Khayyam hun invloed al doen gelden, vindt Leopold, in de greep van een meer episch gerichte verbeelding, de vaste metrische vorm en de diepe volle toon, die hem niet alleen brengen tot zijn drie meesterwerken van langere adem Kinderpartij, Van wijn één druppel en Cheops, maar die ook zijn bewerkingen van oudperzische en arabische gedichten maken tot de onnavolgbare welke zij zijn geworden. Toch blijft in zijn latere werk, waarin vaak wordt teruggegrepen op oosterse bronnen, een ondertoon van bedrukkende verlatenheid verneembaar, zelfs indien getemperd door stoïcijnse berusting en aanvaarding van het onvermijdelijke.
Anders dan bij uitgaven van Leopold voorheen het geval was, geeft deze bloemlezing een duidelijke tweedeling tussen werk door de dichter zelf geheel geredigeerd en in het licht gegeven en verzen uit de nalatenschap waarvan nooit met zekerheid kan worden vastgesteld welke de uiteindelijke, door de dichter verkozen versie zou zijn geweest. In die zin loopt deze bloemlezing vooruit op een nieuwe editie van Leopolds verzamelde verzen, die, verzorgd door dr. A.L. Sötemann, hoogleraar te Utrecht, binnen enige tijd zal verschijnen. Ook daarin zal de scheiding tussen gepubliceerd en uit de nalatenschap afkomstig werk strikt worden | |
[pagina 12]
| |
doorgevoerd. De beperkte keuze die hier wordt geboden, beoogt niet meer te zijn dan een bescheiden wegwijzer naar die volledige uitgave der gedichten.
johan polak |
|