De Nederlandse psalmberijmingen in de 16de eeuw
(1959)–S.J. Lenselink– Auteursrechtelijk beschermdVan de Souterliedekens tot Datheen met hun voorgangers in Duitsland en Frankrijk
[pagina 601]
| |
StellingenIDe psalmversificaties in West-Europa van vóór 1524 zijn niet voor de zang, althans niet voor de zang in liturgisch verband, en in geen geval voor de ‘gemeente’ bestemd geweest. Ze hebben dan ook niet als voorbeeld voor de vroegste 16e-eeuwse psalmberijmingen gediend. | |
IIDe psalmberijming, in strofenvorm naar het model van de oudkerkelijke hymnen en het laatmiddeleeuwse geestelijke volkslied, is een vinding van Martin Luther. | |
IIIClément Marot's Psalmen zijn naar vorm en inhoud door Straatsburgse principes beïnvloed. | |
IVAls Loys Bourgeoys bepaalde Straatsburgse melodieën voor het Geneefse gezangboek verwerpt, doet hij dit op grond van zang-pedagogische overwegingen. | |
VDe confessionele ligging van de auteur der Souterliedekens is als gevolg van de schaarste aan zuiver sacramentistische litteratuur niet met zekerheid te bepalen. | |
VIDat Utenhove in zijn twee laatste gezangboeken (1561 en 1566) het Duitse (Lutherse) element reduceerde, is enerzijds toe te schrijven aan het veldwinnen van het calvinisme in de Londense vluchtelingengemeente, anderzijds aan zijn persoonlijke ervaringen in Denemarken en Duitsland. | |
VIIDe geschiedschrijving in H. Hasper's boek: Calvijns beginsel voor den zang in den eredienst, Deel I, 's-Gravenhage 1955 (verschenen 1957), is sterk aprioristisch. | |
[pagina 603]
| |
VIIIIn de Proloog van de Reinaert (hs. F, vs. 6) leze men voor arnout: niuart. (Verg. prof. dr. W. Gs Hellinga, Naamgevingsproblemen in de Reynaert, Amsterdam 1952, blz. 17, voor hs. A). | |
IXIn vs. 852 van Huygens' Zee-straet: O kostelicke Tyd; wat soecktm'? u te verdrijven? moet het eerste vraagteken als een drukfout beschouwd worden. | |
XHet woord fiets kan zeer wel ontstaan zijn onder invloed van het Rijnlandse verbum ‘fitzen’. | |
XIEen groot deel van het werk van de Antwerpse rederijker Cornelis Crul is geschreven vanuit een reformatorische gezindheid. Aan ‘Erasmianisme’ is hierbij niet te denken. | |
XIIBreman's interpretatie van het Wilhelmus berust op een misverstand. (Willem Frederik Breman, De Boodschap van het Wilhelmus, 's-Gravenhage MCMLI, blz. 89: ‘Het Wilhelmuslied is de aura van de zich louterende Wilhelmusziel’). | |
XIIIDe ontstaanstijd van het Wilhelmus stelle men liever op begin 1572, eind 1571, dan op eind 1568, begin 1569. | |
XIVJan van der Noot's Theatre oft Toon-neel is een vertaling van de Franse versie: Le Theatre. | |
XVBredero's Spaensche Brabander is noch een blijspel, noch een ‘revue’, maar een tragicomischrealistisch zinnespel. | |
XVIDe Kleine Dichterlijke Handschriften, door de Amsterdamse dichter-uitgever P.J. Uylenbroek van 1788 tot 1808 uitgegeven, zijn een kruising van de Almanach des Muses en de jaarlijkse bundels van de leden der Dichtgenootschappen; de Muzen-almanak van Immerzeel (1819-1847) is een kruising van de Franse en de Duitse letterkundige almanakken uit het begin van de 19e eeuw. | |
XVIIGarmt Stuiveling doet in zijn Perk-biografie: Het korte leven van Jacques Perk, Amsterdam MCMLVII, geen recht wedervaren aan Perk's godsdienstig leven. |
|