Zeemansliedtjens(1852)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Leeuw en lam. Wat kan het u scheelen, zoo 'k lust voel tot huilen? Een traan doet bij wijlen ons goed, dat je 't vat. En zij het ook dwaas, om een beuz'ling te pruilen, 'k Heb meêly met elk, die nooit meêly bezat. Ik denk maar altyd aan het woord van den Ouwen: ‘Wie d' eernaam van held ooit naar rechte bekwam, Hy toonde zich immer - dit moet gy onthouen - Een Leeuw in den strijd, en na 't strijden een Lam.’ [pagina 26] [p. 26] Daar hadt je Hein Snap: wie hem trad op zijn toonen, 't Was fluks, met het mes - op de baan - hou je klaar. Hy zoû, naar hy zeî, nooit een vyand verschoonen, Veeleer hem verslinden met huid en met hair. Maar - toen hy den Brit had gewond en gevangen, Die vroeger hem 't lijf had gered uit de vlam, Toen biggelde een traan langs zijn bruinroode wangen, De brullende Leeuw was verkeerd in een Lam. Dat Joris of Klaas op mijn bystand kan reek'nen, Of dat ik voor ieder die eet aan mijn bak Het leven zoû off'ren, heeft niets te beteek'nen: Dat is maar een plicht en geschiedt met gemak. 't Is grooter en zoeter, te helpen wie lijden, Wie arm en bekommerd, wie oud zijn en stram. De moedige Leeuw schepp' genoegen in 't strijden, Maar meer nog geniet hy, verkeerd in een Lam. Ja plicht is 't, ons hart noch onze oogen te sparen. Ontstroom' hun, als 't nood is, hun kostbare vloed: [pagina 27] [p. 27] Plenge ieder van ons, die er zwalkt op de baren, Voor vrienden zijn tranen, voor Holland zijn bloed. En moge de Brit, zoo met schendig bedoelen Hy weêr ons bestooken en teisteren kwam, In 't strijden de klaauw van den Leeuw aan ons voelen, Maar ook, na den zege, het hart van een Lam. Vorige Volgende