ring, waar het aanwijzende voornaamwoorden geldt. Zoo is b.v.
‘Wiens pop is dat?’
beter Hollandsch, dan: ‘wiens pop is deze; deze is de slang’ enz.
Bijvoegelijke naamwoorden, deelwoorden en voornaamwoorden gelden, wanneer zij op zich zelve staan, voor zelfstandige naamwoorden, b.v.: ‘De dwaze zegt: ik geef om geen spraakkunst. - De rijken handelen naar plicht, wanneer zij zich eenige exemplaren van dit werk aanschaffen ter uitdeeling aan de lieve kleinen of aan minvermogenden. - De meesten praten veel; slechts weinigen handelen.’
Voornaamwoorden, de plaats van lidwoorden vervangende, komen, even als deze, met de zelfstandige naamwoorden in geslacht, getal en naamval overeen, als: Dit huis, deze huizen. - Met dien verstande. - Onze dienstmeid. - Mijns vaders boek.