Poëtische werken. Deel 11. Treur- en blijspelen. Deel 4
(1862)–Jacob van Lennep– AuteursrechtvrijEerste tooneel.
leslie, alleen, uit een zijvertrek komende.
Hei! holla! Dick! William! - Wat is dat? Geen mensch by de hand. Waar of mijn bediende vertoeft? Ik heb my waarachtig zonder hulp moeten aankleeden. - En mijn degen, mijn pistolen zijn nergends te vinden. Ben ik hier krijgsgevangen? En zoû het, na de moeite van hier binnen te komen, nog grootere moeite zijn om hier uit te geraken? - (zich in een armstoel plaatsende) Gaan wy eens bedaard na, wat er al zoo geschied is. - Gisteren avond ben ik hier aangekomen. De arme Arabella heeft zich terstond naar haar kamer begeven. Zeker was de Baronet bevreesd, dat zy zich met my onderhouden zoû.- Sir Edward zelf heeft naauwlijks een woord gesproken.- Zijn Zoon heeft den mond niet open gedaan dan om dwaasheden te zeggen of om zijn glas te ledigen. - Uit dien Brumble, die my naar mijn kamer heeft gebracht, is geen woord te krijgen. - De overige dienaars houden zich schuil. - Niemand heb ik nog gezien, van wien ik eenige medewerking verwachten kan. - Ik zal, ik wil haar echter alleen spreken; - doch dat zal wellicht onmogelijk zijn.
| |
[pagina 17]
| |
Tweede tooneel.
leslie, arabella.
arabella,
die een wijl heeft staan te luisteren. Waarom onmogelijk, lieve Neef?
leslie,
opspringende. Hoe!
arabella.
Maak ik u aan 't schrikken?
leslie.
Neen, maar... ik beken, uw komst was zeer onverwacht: en zeker, ik dacht niet, mijn wensch zoo op eenmaal vervuld te zien. - Heeft uw cipier u waarlijk voor een oogenblik de vrijheid gegeven?
arabella.
Ik heb althands de deur mijner kamer open gevonden.
leslie.
En vreest gy de argusoogen niet, die anders zoo bestendig op u gevestigd zijn?
arabella.
Oom ligt nog te bed.
leslie.
Gerust moge hy slapen.
arabella.
Percy is in den tuin by de ganzen.
leslie.
Soort zoekt soort. Moge het gezelschap hem bevallen.
arabella.
En Brumble is met een dringende boodschap uitgereden.
leslie.
Moge hy den nek breken.
arabella.
Een zeer christelijke wensch.
leslie.
Wy hebben dus een oogenblik voor ons, en kunnen elkander zonder getuigen spreken.
arabella.
Dat kunnen wy. Ik luister al met ongeduld; want ik ben zeer nieuwsgierig naar 't geen je my te zeggen hebt, neef!
leslie,
ter zijde. Die betooverende onschuld!
arabella.
Ik verwacht opheldering van die woorden, die je my gisteren toevoegdet by Martha aan huis: ‘ik kom u bevrijden.’ - Waar zulje my van bevrijden, neef? | |
[pagina 18]
| |
leslie.
Hoe! gy vraagt dit nog?
arabella.
Van de kiespijn misschien, die ik gisteren had? - Och! die is al over gegaan.
leslie.
Hadt je kiespijn? (ter zijde) Zoû de harde behandeling, die zy hier te verduren heeft, hare geestvermogens reeds zoodanig verstompt heeft, dat zy zelve het deerniswaardige van haar toestand niet inziet?
arabella.
Nu, ik luister, neef! 't Is niet beleefd, zoo met uzelven alleen te praten.
leslie.
Niet alleen is 't niet beleefd; maar het is zelfs zeer dom, wanneer men zoo gelukkig is, het met u te kunnen doen.
arabella.
Dankje wel, neef! dat 's geloof ik een kompliment?
leslie.
Maar, lieve nicht! is het in ernst, dat je opheldering mijner woorden van gisteren vraagt?
arabella.
In vollen ernst.
leslie.
Hoe! komt het u zoo onbegrijpelijk voor, dat er iemand bestaat, die vernomen heeft hoe gy, zoo jong, zoo schoon, zoo rijk, u gedwongen ziet, als in slaverny te leven, - zonder de genoegens der jeugd te smaken, - en dat die iemand u uit zulk een oudragelijken toestand verlossen wil?
arabella.
En zijt gy die iemand, neef?
leslie.
Die zal ik zijn, zoo je 't my vergunt.
arabella.
Ik ben u wel dankbaar voor uwe goede voornemens; maar hebje wel bedacht, hoe zwaar de onderneming is, die je wilt volbrengen?
leslie.
Denkje, dat een Brit, en dat nog wel een Kolonel der dragonders, zich door zwarigheden laat afschrikken? - Zy geven een nieuwen prikkel aan mijn geest.
arabella.
Je zult mijn oom niet zoo licht misleiden.
leslie.
Het zwaarste is gedaan. Ik had my niet dur- | |
[pagina 19]
| |
ven vleien, dat hy my hier zoû hebben ontvangen: en het is toch geschied.
arabella.
Juist! doch de gemakkelijkheid, waarmede hy aan mijn verzoek voldaan heeft, toont des te meer, hoe zeker hij van zijn zaak is, en hoe weinig hy u vreest.
leslie.
Wees maar gerust: 't ga hoe 't ga, ik zal u uit dezen kerker verlossen.
arabella.
Lieve neef! verre van dat het u gelukken zal, my er uit te krijgen, zalje, vrees ik, blij toe mogen wezen, indien je er zelf uitraakt.
leslie.
Hoe?
arabella.
't Is hier een muizeval, neef! wie er eeus inkomt, komt er niet zoo licht weêr uit.
leslie.
Dan zal ik my een weg banen (de hand aan zijn degen willende slaan.)
arabella.
Met wat, neef?
leslie.
't Is waar... ik vergat...
arabella.
Dat degen en pistolen u ontnomen zijn?... Ja, dat is hier zoo de gewoonte.
leslie.
Hoe! het is dan opzettelijk, dat men my die onthoudt?
arabella.
Oom begrijpt zeker, dat wie by hem logeert, geen wapenen ter verdediging behoeft.
leslie.
Maar toch... de uitgang zal my niet ontzegd worden...
arabella.
Beproef het eens: vertoon u aan de poort: de brug is opgehaald wil ik wedden.
leslie.
Nu, men zal die neêrlaten.
arabella.
Op last van mijn oom, anders niet.
leslie.
En zijn er geen andere uitgangen?
arabella.
Denkje in ernst, dat, zoo ik die had kunnen vinden, ik hier langer gebleven ware?
leslie.
Men zoû my met geweld hier willen houden? | |
[pagina 20]
| |
arabella.
Met geweld? dat wil ik juist niet zeggen: men zal u alleen verhinderen uit te gaan.
leslie.
Maar welke bedoeling zoû men daarmeê kunnen hebben?
arabella.
Wel neef! die bedoeling is zeer klaar. Men onderstelt, dat je narichten omtrent my komt inwinnen, en men wil liever niet, dat je die voor als nog waereldkundig maakt.
leslie.
Zeer vermoedelijk, (ter zijde) Neen! stomp is ze waarachtig niet. (luid) Maar wat dan gedaan?
arabella.
Moet ik dat zeggen? Ik dacht, dat je zoo vindingrijk en vol moed waart: en nu benje by de eerste zwarigheid al afgeschrikt.
leslie,
ter zijde. Zy houdt my voor den gek, geloof ik... en zy heeft gelijk ook. - (luid) Wel nu! Geweld - dit besef ik - zal niet baten; wy zullen dus list moeten gebruiken. - Ik zal mijn rijknecht naar 't dorp zenden...
arabella.
Dat behoeft niet: hy is er gisteren avond al heen gegaan.
leslie.
Hoe? zonder mijn last.
arabella
Och ja! op last van oom, niet verlof, om daar nachtverblijf te houden, en niet terug te keeren.
leslie.
Men durft my zelfs van mijn dienaar berooven! maar ik ben dan geheel en al een gevangen man.
arabella.
't Scheelt althands niet veel.
leslie.
Om 't even! De achtermuren van 't park komen aan 't gebergte uit. Ik zal dien uitgang, die door u vergeefs gezocht werd, weten te vinden.
arabella.
Wees maar voorzichtig, neef! 't Ligt daar overal vol voetangels en klemmen.
leslie.
Ik zal op mijn hoede wezen. Vertrouw slechts op my! Waarlijk, ik zal u meer dienst doen, dan uw nicht. | |
[pagina 21]
| |
arabella.
Mijn nicht! je weet dan...
leslie.
Ik weet, dat je briefwisseling met haar houdt: Martha heeft het my verteld; - doch geloof niet, dat ik onbescheiden genoeg ben, verder te onderzoeken.
arabella.
Martha!
leslie.
Zy is mijn min geweest en is altijd aan my gehecht gebleven.
arabella.
Waarlijk? Welnu, zie daar ééne bondgenoot, die ons van dienst kan zijn... indien zy namelijk getrouw blijft.
leslie.
Getrouw! daar ben ik gerust op.
arabella.
Ik niet! Helaas! in den zonderlingen toestand, waarin ik my geplaatst zie, kan ik niemand vertrouwen.
leslie.
Arme nicht! - doch reken op my: ik zal u redden.
arabella.
Hemel! ik hoor mijn oom!
leslie.
Uw oom!
arabella.
Ik bid u, vlucht. Laat hy ons niet te samen vinden... zijn toorn op my zoû vreeslijk zijn...
leslie.
Maar ik wilde hem toch wel rekenschap vragen...
arabella.
Droomje! dat zoû alles bederven. Wees barmhartig! spoedig naar uw kamer: misschien denkje in de eenzaamheid wel een middel tot onze redding uit.
leslie.
Ik ga al, arme lijderes! - (binnen).
arabella.
En om u behoorlijk tijd te geven, ongestoord op dat middel te peinzen, zal ik zorgen, dat je hier vooreerst niet uit komt. (Zy doet de deur op 't slot.)
| |
Derde tooneel.Sir edward, arabella.
arabella.
Goeden morgen, lieve oom! Sir edward.
Goeden morgen, Bella! - Ja flikflooien, | |
[pagina 22]
| |
dat kanje; maar zorgen, dat oom op zijn tijd zijn ontbijt krijgt, dat niet. - Waar duivel is nu die luiaart van een Brumble weêr heen?
arabella.
Dien heb ik van nacht uitgezonden. Sir edward.
Uitgezonden? Waarheen?
arabella.
Wel om de edellieden uit den omtrek te noodigen, hier van middag te verschijnen. Sir edward.
De edellieden uit den omtrek?
arabella.
Gewis! Hen namelijk, die der goede zaak zijn toegedaan. Ik heb zekere tijding, dat de Koning geland is, en het is tijd, dat zijn aanhangers doorslaande maatregelen nemen. Sir edward.
Zoo! is de Pretendent....
arabella.
De Koning, oom! Uw Koning en de mijne. Sir edward.
Van rechtswege, misschien; maar nog niet door de daad.
arabella.
Dat hangt van u, van zijn trouwe vrienden, af. Sir edward.
Ik weet niet: ik heb een zwaar hoofd over de zaak.
arabella.
Hoe! zoudt ge den moed verliezen, nu het beslissende oogenblik nadert? Sir edward.
Wat moed verliezen? Ik heb in 't jaar 45 getoond, dat ik voor Karel Stuart wat over had. Ik heb al de veldslagen bygewoond, die toen geleverd zijn. - Maar toen was ik ook een twintig jaren jonger, - en toen deed de kans zich niet ongunstig voor. - Maar nu! het getal der aanhangers van den verdreven vorst is naauwlijks noemenswaardig meer: de eene helft is dood, de andere heeft haar peis gemaakt met het bestaande gouvernement. Het Huis van Hanover heeft zijn heerschappy gevestigd: het land is in rust: en het schijnt buitensporig, iets dergelijks te willen ondernemen. | |
[pagina 23]
| |
arabella.
Oom! wat ik u bidden mag, word niet wankelmoedig! Sir edward.
Ik woû wel dat ik my nooit door je mooie praatjens had laten overhalen om my in die samenzwering te steken. Ik leefde hier rustig en stil op mijn goederen: ik joeg mijn vossen: ik zag mijn vrienden: en dronk mijn beker met tevredenheid. Sedert het oogenblik, dat ik zoo dwaas ben geweest, aan uw aandrang gehoor te geven, heb ik geen gerust uur meer gesleten.
arabella.
Oom! bedenk, welke glansrijke vooruitzichten zich voor u openen. Sir edward.
Glansrijke vooruitzichten? 't Zal wat geven! Het vooruitzicht, om te Newgate den sprong te doen van de planken, of, uit achting voor mijn geboorte, een kop korter gemaakt te worden.
arabella.
Hoe kunt gy u de toekomst zoo zwart afschilderen, en u 't ergste voorstellen? Sir edward.
Heb ik ongelijk? Daar is immers die neef van u, die Kolonel, uit Carlisle gekomen. 't Is mogelijk, dat het bezoek u alleen geldt; maar toch, het zoû ook kunnen gebeuren, dat hy hier enkel gekomen ware om een oog in 't zeil te houden.
arabella.
Wel oom! werkt niet juist zijne tegenwoordigheid hier onze plannen in de hand? Morley, die in zijne plaats het bevel voert, is op onze zijde. Sir edward.
Hoe drommel ben je zoo terstond van alles onderricht?
arabella.
Wat zal ik u zeggen! ik heb sylfiden in mijn dienst, die my van alles tijding brengen. Sir edward.
Maar toch, hy is nu hier, die Kolonel, en als onze vrienden komen...
arabella.
Dan zal hy ons althands niet gevaarlijk | |
[pagina 24]
| |
meer kunnen zijn. Hy moge dan zelf vernemen wat wy voor hebben. Sir edward.
Maar ik dacht, wy zouden niets beginnen, voor dat Lady Maxwell ons kwam verzekeren, dat de tijd tot handelen gekomen ware.
arabella.
Wees gerust, oom! Lady Maxwell zal zich vertoonen, wanneer het tijd is. Sir edward.
Ik weet het niet... maar ik gevoel grooten trek om aan die door u genoodigde gasten niet t'huis te geven, en de bescherming van uw neef den Kolonel in te roepen.
arabella.
Oom! gy jaagt my den doodschrik op 't lijf. Bedenk toch, gy zijt te ver gegaan om terug te keeren. Sir edward.
Dat is ongelukkig genoeg. - Nu! in 's hemels naam, beschik alles gelijk je denkt dat het wezen moet.
arabella.
Dat zal ik. Sir edward.
En ik ga zien, of ik wat te ontbijten kan krijgen. | |
Vierde tooneel.
arabella, alleen; naderhand brumble.
arabella.
Ja! Maxwell had mijn oom niet verkeerd beoordeeld - Alle veerkracht is by hem uitgedoofd en alleen het besef dat geen terugkeer mogelijk is, houdt hem nog aan onze zijde. (Leslie bonst van binnen op de deur.) Die goede Leslie! daar begint hy te bemerken, dat hy opgesloten zit. Zal ik hem verlossen uit zijn gevangenschap? - Maar neen - nog niet: daar is Brumble. - Wel? -
brumble,
haar een lijst overhandigende. Zy zullen komen. | |
[pagina 25]
| |
arabella.
Best! dan stijg je maar terstond weêr te paard, en rijdt met dezelfde boodschap naar de Edellieden, die op deze andere lijst vermeld staan. (Zy reikt hem een tweede lijst over.)
brumble.
Vermoeid!
arabella.
Rust uit, als je t'huis komt.
brumble.
Paard half dood.
arabella.
Neem dat van den kolonel. 't Is een paard van 't beste ras, en waar je gewis je boodschappen in de helft van den tijd meê doen zult.
brumble.
Heidensch leven... ik woû dat...
arabella.
Ga je nu weêr babbelen? Heb ik je niet gezeid, dat, waar een woord genoeg is, men er geen twee verspillen moet: en dat men beter doet, te zwijgen, wanneer men niets te zeggen heeft.
brumble.
Sir Edward...
arabella.
Sir Edward zal 't u betaald zetten, indien je niet spoedig voortmaakt. Weldra komt voor u de tijd, dat je rust zult kunnen nemen.
brumble.
'k Hoop het. (af.)
| |
Vijfde tooneel.
arabella, naderhand percy.
arabella.
Neef Leslie heeft, dunkt my, zijn party gekozen: althands ik hoor hem niet meer. Aha! daar is mijn kweekeling Percy.
percy,
met een pijp in den mond, komt zingende op. He! dat smaakt. Eindelijk heeft een mensch eens vrijheid. (Arabella ziende.) Mocht de drommel! (hy stopt zijn pijp weg.)
arabella.
Schaam je je niet?
percy.
O lieve tijd! | |
[pagina 26]
| |
arabella.
Heb ik je niet verboden, in gezelschap van dames te rooken?
percy.
Ja maar, nicht Bella! ik dacht, dat ik alleen was.
arabella.
Dat is het zelfde. Men moet niet rooken, als men kans loopt, een dame te ontmoeten: en je deedt beter, dat je die vieze gewoonte geheel en al liet varen. Geef hier die pijp! (Zij smijt de pijp het venster uit.) Zie zoo: nu zal zy niemand meer hinderen.
percy,
ter zijde. Had ik dat geweten, ik ware wel in den tuin gebleven. (Hy wil gaan.)
arabella.
Neen! wy hebben nog meer appeltjens te schillen. Je hebt zelf verlangd, dat ik een knap edelman van je maken zoû: en hoe beantwoordt je nu aan mijn lessen? Wat was dat voor manier van doen, gisteren, toen wy by Martha waren, dat mijn Heer nog een pint porter woû drinken?
percy.
Maar ik had nog dorst.
arabella.
Men heeft geen dorst, als men met dames in gezelschap is. En dan, wat beteekende, toen wy weder opstegen, die onbetamelijke handelwijze?
percy.
Welke handelwijze?
arabella.
Wat? Ben je 't al vergeten?
percy.
Wat heb ik dan gedaan?
arabella.
Hoû u maar zoo onnozel niet. Of meen je, dat ik niet gezien heb, dat je in mijn tegenwoordigheid de meid van moeder Martha...
percy.
Nu! wat heb ik haar gedaan?
arabella.
Dwing je my nog om het te zeggen? Je hebt haar in de kin geknepen.
percy.
Dat steekt het meeste vooruit. En toen ik te paard zat, kwam dat zoo ongevoelig...
arabella.
Ik geloof, dat je 't al vrij gevoelig deedt.
percy.
Maar ik dacht niet, dat je 'r op letten zoudt. | |
[pagina 27]
| |
arabella.
Of ik er op lette of niet: men knijpt geen jonge deernen in den kin.
percy.
Je valt ook zoo ongemakkelijk.
arabella.
't Kost ook niet weinig moeite, een behoorlijk edelman van je te willen vormen. - Doch kom aan! 't Is hoog tijd, dat wy eens zien hoe 't met je zangles staat
percy.
Och lieve hemel!
arabella.
Kom! - hier is de muzyk. Zing op!
percy.
Als die vreemde kolonel 't maar niet hoort.
arabella.
Als hy ons hooren kan, dien je des te eerder je best te doen. - Nu!
percy,
zingende. La! la! la! la!
arabella.
Je moet die laatste noot langer uithalen.
percy.
La! la!
arabella.
Nu! zoover genoeg. Nu wat anders.
percy.
Ik wenschte wel, te gaan ontbijten.
arabella.
Eerst de kost verdienen. Met een uurtjen te schermen zulje je niet bederven, en je eetlust des te meer aanwakkeren. (Zy neemt een paar floretten, en stelt hem er een ter hand.) Kom - en garde.
percy.
In 's hemels naam dan.
arabella.
Is dat nu een houding? die rechter schouder meer naar binnen... die linker borst vooruit. 't Is anders of je bang waart dat men je raken zoû. - Geen kromme knieën als 't je blieft. Zoo! nu val uit. Une, deux! Niet links kijken. Zie my vlak in de oogen. - Une, deux. Dat 's mis! - Nu mijne beurt! Une, deux! Pareer dien stoot. Une, deux. Touché. | |
[pagina 28]
| |
Zesde tooneel.
De vorigen, leslie, van buiten komende.
leslie.
Wat zie ik!
arabella.
Neef Leslie!
leslie,
een woedenden blik op Percy slaande. Aha! nu begrijp ik, wie my heeft opgesloten. De deur was wel dicht; maar gelukkig zijn er nog vensters.
arabella.
Goede hemel! ben je't raam uitgesprongen, kolonel?
leslie.
Uitgesprongen juist niet: ik heb my langs het rasterwerk naar beneden laten glijden.
arabella.
Je hebt je toch niet bezeerd?
leslie.
Eenige schrappen aan de doornen; anders niet: doch 't is mijn Heers schuld niet, zoo ik den hals niet gebroken heb.
percy.
Mijne schuld?
leslie.
Veins niet, my niet te verstaan. Of zoudt gy misschien ook niet weten, hoe het komt, dat ik zelfs mijn paard niet meer op stal vond? (Arabella maakt teekens aan Leslie om zich te bedwingen.)
percy.
Wat weet ik van uw paard af? -
leslie.
Nu! wy zullen dat nader onderzoeken: - ik moest liever vragen, of je geen medelijden hebt met mijn arme nicht? En of dat nu een oefening is voor een jonge dame?
percy.
Ja! dat heb ik al zoo dikwijls gevraagd!
arabella.
Je ziet het, kolonel! maar men doet al veel om iemand genoegen te geven.
percy,
met een zucht. Dat doet men!
leslie.
't Schreit tot den hemel!
percy.
Dat geloof ik!
leslie.
Wilje 't altemet ook eens met my probeeren? | |
[pagina 29]
| |
percy.
Dankje kolonel! Ik heb wél, en ik ga ontbijten. Niet waar, Bella! 't is hoog tijd.
leslie.
Ik zoû anders grooten lust gevoelen, u een ontbijt te geven, dat u minder smaken zoû.
percy.
Woû je volstrekt schermen? Nu! je zult wel een andere party vinden. Ziedaar de floret. Ze is je van harte gegund. (Af met Arabella.)
leslie.
Hy schertst nog, de ellendeling! | |
Zevende tooneel.
leslie, martha, behoedzaam opkomende.
martha.
Goed, dat ik u alleen aantreffe, kolonel! Ik had dit naauwlijks durven verwachten.
leslie.
Ach mijn goede Martha! Dat ik u wederzie, beurt mijn moed nog een weinig op.
martha.
Niet waar?
leslie.
Men heeft u dan toch binnen gelaten?
martha.
Juffrouw Arabella had my verzocht, hier te komen: ik vreesde reeds, dat men my den toegang zoû weigeren; doch men heeft my terstond de poort ontsloten.
leslie.
Mits men er u slechts weêr uitlate. Het schijnt hier het hol van den leeuw, waar niemand zich lichtvaardig in wagen moet.
martha.
Zoû je waarlijk denken, dat er iets te vreezen viel?
leslie.
Voor u misschien niet; maar zeker voor my.
martha.
De hemel beware ons! - Nu in allen gevalle verheugt het my, gelijk ik zeide, u alleen aan te treffen; want ik heb iets voor u.
leslie.
Voor my?...
martha.
Ja! Ik kuierde hier naar toe, toen my, aan den uitgang van het dorp, uw bediende tegen kwam, | |
[pagina 30]
| |
die bitter bekommerd was, dewijl men hem den toegang tot het kasteel geweigerd had. Terwyl wy te samen spreken, daar komt een dragonder te paard aan, in vollen draf. Uw bediende herkent hem: de ruiter houdt op en zegt, dat hy een brief voor u heeft, dien hy gelast was u in 't geheim te bezorgen. Uw rijknecht vertelt hem, dat gy hier zoo goed als gevangen zit: - en zoo bied ik my aan, den brief meê te nemen: terwijl zy buiten zullen blijven en mijn terugkomst afwachten.
leslie.
Een dragonder! - En waar is die brief?
martha.
Hier heb ik hem.
leslie.
Geef! - Er moet stellig iets gewichtigs in schuilen. - Hoe! van ritmeester Blunt! hy leest: ‘Waarde kolonel! als kapitein maak ik my aan insubordinatie schuldig door u over dienstzaken te schrijven buiten onzen majoor om; doch als uw vriend en als getrouw onderdaan des Konings waag ik my aan berisping. Haast u, terug te keeren en het volbrengen uwer dolenden-ridders-avontuur tot bekwamer tijd uit te stellen. De Pretendent is terug, en, naar men verzekert in den omtrek van Carlisle verborgen. Even zeker is het, dat de majoor van het oude zuurdeessem doortrokken is, en er zijn nog aanhangers genoeg van 't Huis van Stuart in ons regiment, om niet te durven instaan voor 't geen zoû kunnen gebeuren. Uwe tegenwoordigheid alleen zal de kwaadwilligen beteugelen en de wankelmoedigen by hun plicht houden. - Uw vriend, Blunt.’ - Goede hemel! - Maar dan moet ik van hier
martha.
Ja! dat is gemakkelijker gezegd, dan gedaan.
leslie.
Ik dwaas! in welk een wespenest heb ik my gestoken. Mijn goede naam, mijn eer als krijgsman, mijn toekomstige loopbaan, alles weg, indien ik niet nog heden by mijn regiment terug ben. | |
[pagina 31]
| |
Achtste tooneel.
De vorigen, arabella.
arabella.
Nu, Neef! kom je ook niet ontbijten?
leslie.
Ach lieve Nicht, ik heb daar een tijding ontfangen, waardoor alle trek tot eten by my verdwenen is. - Ik moet van hier...
arabella.
Van hier? Wat is er gebeurd?
leslie.
Och! politieke zaken! Daar hebt gy vrouwen geen verstand van.
arabella.
Politieke zaken. En ik, die gehoopt had, dat je hier zoudt blijven.
leslie.
Onmogelijk!
arabella.
Nu! dat is ook fraai. Eerst waartge zoo vol vuur en teldet geen zwarigheden: en nu laatje de onderneming steken. - Ik ben wel ongelukkig. Niemand trekt zich mijner aan.
leslie.
Arme Arabella! - Maar ik moet! De Pretendent is in Engeland: mijn regiment vordert my aan zijn hoofd.
arabella.
Waarlijk! - en nu juist heb ik oom de strengste bevelen hooren geven om u niet te laten vertrekken.
leslie.
Maar ik moet, zeg ik u. Ik zal het geheele kasteel in opschudding brengen.
arabella.
Dan sluit men u nog in den toren op.
leslie.
Wacht! je hebt gelijk. List zal hier verder brengen dan openbaar geweld. Zoo ik maar eens een brief buiten het kasteel kan krijgen, zal ik Sir Edward wel dwingen my te laten gaan.
arabella.
En dan neem je my toch meê, neef!
leslie.
Dat zullen wy zien. - Wacht! er is schrijfgereedschap in mijn kamer. (Hy opent de deur en steekt
| |
[pagina 32]
| |
de sleutel by zich.) Nu zal men my niet zoo licht weder opsluiten. Wacht my slechts even, goede Martha! (hy gaat binnen.)
martha.
Die arme kolonel!
arabella.
Die arme kolonel! (ter zijde.) Zoo hy wist, dat ik alleen hem in dien neteligen toestand gebracht heb! wat zoû hy woedend zijn. Waarlijk! ik gevoel medelijden met hem: en mocht ik het overeen brengen met mijn plicht jegens den Vorst, aan wiens dienst ik my heb toegewijd, ik liet hem nog heden aan zijn gevangenschap ontsnappen.
martha.
Mejuffrouw had my hier ontboden.
arabella.
Ja Martha! dat is zoo. Ik wilde u dank zeggen voor de diensten, die je my bewezen hebt, en u daarvoor beloonen. Zie! deze halssnoer moge u somwijlen mijner doen herinneren.
martha.
Hoe! een herinnering! Zal ik u dan niet wederzien?
arabella.
Morgen, welligt heden nog, zal mijn lot beslist zijn. Of ik ooit Rosby en u zal terugzien, weet ik niet. - Vaarwel goede Martha! en leef gelukkig. (ter zijde.) Nu mijn oom een hart onder den riem gestoken en aan Percy de noodige bevelen gegeven. (af.)
| |
Negende tooneel.
leslie, martha.
leslie.
Hier! breng dezen brief aan den koerier en laat hy met lossen teugel naar Carlisle rijden. Voeg er by, dat ik hem onmiddelijk volg.
martha.
Best, kolonel! ik zal 't zien te bezorgen. (af.)
leslie.
O mijn paard! O mijn goede degen! had ik u slechts terug! Maar ik zal naar Sir Edward toe gaan, | |
[pagina 33]
| |
en by den hemel! hy zal my niet durven hier houden. Ha! daar is hy zelf. | |
Tiende tooneel.
leslie, Sir edward, arabella.
Sir edward.
Hoe is 't, Kolonel? Schort er iets aan, dat je niet ontbijten komt?
leslie,
ter zijde. Laat ik bedaard blijven! (luid) Ik heb er waarachtig weinig trek toe, Sir Edward!
Sir edward.
Dat is niet natuurlijk. Ik heb altijd honger, of ik moet ziek zijn. En op uw leeftijd althands is het vasten schadelijk Kom, eet toch wat.
leslie.
Al te verplichtend. Maar, Sir Edward! je hebt zeker menigmalen een levenden vogel gevangen, niet waar? Sir edward.
Ongetwijfeld! Wat bedoelje hier mede?
leslie.
Hebje dan niet altijd bespeurd, dat het arme dier, ook al behoorde het tot de meest gulzige soort en al propte men zijn kooi vol van de spijzen waar het in zijn vrijen staat het gretigst op aasde, zich daarvoor onverschillig betoonde? - Wel nu! ik ben zulk een vogel. Zoolang de wanden van dit slot my tot een kerker moeten strekken, zal ik ongezind blijven uw brood te eten of uw wijn te drinken; maar geef last, dat men de poort voor my open zette, en je zult zien, hoe hartelijk ik mijn afscheidsmaal nemen zal. Sir edward.
Uw afscheidsmaal! Hoe! je hebt zelf belet hier gevraagd, en nu wil je ons weder verlaten?
leslie.
Zoo is 't! Ik heb gezien wat ik begeerde te zien, en een langer verblijf alhier zoû voor my nutteloos, voor anderen schadelijk kunnen zijn. Sir edward.
Ho! ho! het kasteel van Rosby is geen | |
[pagina 34]
| |
herberg, waar men zoo maar uitloopt als men er is ingekomen. Ik dwing niemand, mijn gastvrijheid in te roepen; maar wie 't eenmaal gedaan, en hier ééne nacht vertoefd heeft voor zijn genoegen, dient hier ten minsten 14 dagen te blijven voor het mijne.
leslie.
Maar dat is immers scherts, Sir Edward! Sir edward.
Ik ben volstrekt niet tot schertsen gestemd. (ter zijde tegen Arabella) Is 't zoo goed?
arabella,
stil. Uitmuntend.
leslie,
ter zijde. Martha zal nu wel buiten zijn. (luid.) Ik wil u gelooven, Sir Edward. Voor scherts zoude uw handelwijze ook al te ongepast zijn. Ik wil dan ook nu den toon van den hoogsten ernst tegen over u aanslaan en u zeggen, dat ik vertrekken moet. Een my zoo even gebrachte tijding roept my aan 't hoofd van mijn regiment.
Sir edward.
Dat is wel mogelijk.
leslie.
De belangen van het Vaderland, die van het regeerende Stamhuis, mijn pligt als krijgsman, alles dwingt my van hier te gaan. Sir edward.
Ik wil het gelooven.
leslie.
Daarom, ik zal het... zonderlinge van uw gedrag vergeten, indien gy last geeft my mijn paard terug te geven en de poort voor my te ontsluiten. Sir edward.
Ik zoû u gaarne genoegen doen; maar zieje, beste Kolonel! dat alleen is onmogelijk; het gaat waarachtig niet.
leslie.
Mijn dragonders wachten my.
edward.
Laten zij wachten.
leslie.
Hoor, Sir Edward! bedenk u wel eer gy u langer tegen mijn vertrek verzet. Ik zeg u, voor zoo verre gy 't niet weet, dat de Pretendent is geland, dat hy zijn vermeende of verjaarde aanspraken op de kroon | |
[pagina 35]
| |
komt doen gelden, en dat ik, ingevolge eed en plicht, my aan 't hoofd mijner wakkere krijgsmakkers moet gaan plaatsen, om, kan 't zijn, den opstand in den aanvang te smooren. Weigert gy, my daartoe de gelegenheid te verschaffen, zoo moet ik u verdenken van geen getrouw dienaar te zijn van Koning George en van met de rebellen te heulen. Sir edward.
Denk wat je wilt. Ik ben getrouw aan mijn Koning.
leslie.
Laten wij elkander goed verstaan. Welken Koning meent gy? Sir edward.
Ik meen...
arabella.
Oom! Sir edward.
Ik wind er geen doekjes om. Ik ken den Keurvorst van Hanover niet als mijn Koning. Leve Karel Stuart!
leslie.
Gy behoort dan waarlijk tot dat kleine getal van uitzinnigen, die nog blijven droomen van een voortaan onmogelijk geworden herstelling van 't oude Stamhuis? Sir edward.
Waarom onmogelijk?
leslie.
Bedenk u wel, Sir Edward! Gy zijt een man van jaren en van ondervinding. Waarop zullen uw ydele pogingen uitloopen dan op het ontsteken van een oproer, dat, hoe ras ook gedempt, gewis het bloed van velen, ook wellicht van de edelsten en onschuldigsten, kosten zal. Sir edward.
Dat zal het wellicht; maar toch...
arabella.
Oom! Sir edward.
Maar wie a heeft gezeid, moet ook b zeggen, meen ik.
leslie.
Gy maakt u schuldig aan hoog-verraad. Sir edward.
Patientie!
leslie.
En het is mijn pligt, u in arrest te nemen. Sir edward.
Zoo. | |
[pagina 36]
| |
leslie.
Nog eens, wees gewaarschuwd! Gy waant, omdat gy my tijdelijk in uw macht hebt, dat ik u niet schaden, dat ik uwe ontwerpen niet verydelen kan. Maar weet, dat ik nog steeds gemeenschap houde met hen, die buiten zijn, en op dit oogenblik is een brief van my naar Carlisle. Zoo ik aldaar binnen twee uren niet terug ben, komen mijn dragonders u nog dezen namiddag rekenschap afvragen voor uwe willekeurige handelwijze. Beraad u kort. (Op zijn horologie ziende.) Ik geef u vijf minuten om op een antwoord te denken.
Sir edward,
tegen Arabella, ter zijde. De drommel! de dragonders hier!
arabella,
zacht. Ydele bedreigingen, om u vrees aan te jagen. Sir edward,
zacht. Maar wat hy daar even zeide was toch zoo gek niet.
arabella,
zacht. Zult ge wederom aan 't weifelen gaan? Bedenk, dat Morley de dragonders thans aanvoert, en wellicht reeds Koning Karel heeft uitgeroepen. En, wat er ook gebeure, Leslie is een te belangrijke gijzelaar om hem te laten ontsnappen. Sir edward.
Wel! het zij zoo. (luid) Kolonel! Ik heb geen vijf minuten beraads noodig. Doe wat je wilt, of wat je niet laten kunt... maar ik laat je niet gaan. Ik kan... ik heb...
arabella.
Je hebt zijn gezelschap te lief.
leslie,
tegen Arabella. Hoe! ook gy, Arabella! gy sterkt uw oom in zijn wederstand aan mijne wenschen?
arabella.
Wat dacht je wel, lieve neef, dat ik uw gezelschap zoû willen missen? Wel foei! eerst kwam je om my te bevrijden: en nu zoû je zonder my willen heengaan.
leslie.
Hoe heb ik het met u? (tegen Sir Edward)
| |
[pagina 37]
| |
Gy zijt dan onvatbaar voor rede? - 't Is wel. Verwacht dan mijn dragonders. Mijn trouwe dienaars zijn reeds op weg, om... | |
Elfde tooneel.
De vorigen, percy.
percy.
Zy zijn binnen.
leslie.
Wie?
percy.
Uw bediende en je dragonder.
leslie.
Hoe!
percy.
En wel sekuur achter 't slot geborgen ook.
leslie.
Je hebt onderstaan, de hand aan hen te slaan?
percy.
En hier is je brief terug.
leslie.
Sir Edward! Sir Edward! bedenk wel, waar dit alles op neêr zal komen.
percy.
En onze buren beginnen al op te dagen; Sir John Lorimer, Farnhill, Ingolsby...
leslie.
Allen aanhangers van Karel Stuart!... Sir edward.
Ik ga hen ontfangen. Je hoort het, Kolonel? Voor 't oogenblik heb je niets verstandigers te doen dan te berusten... en te ontbijten.
leslie.
Ik stik van spijt. Sir edward.
Wy moeten hen niet laten wachten. Kom Bella! (af met Percy en Arabella.)
leslie.
Hoe zwaar word ik voor mijn laatdunkendheid gestraft. Ik wilde avonturen ondernemen, een ongelukkige verlossen, en word zelf de speelbal van anderen. - Doch nog besef ik de laatste woorden van Arabella niet. Ja, in haar gandsch gedrag is iets, dat ik niet doorgronden kan. Zy kwam my somtijds voor, als of zy haar oom in zijn hardnekkigheid sterkte. Ja by haar vertrek meende ik in hare oogen, in plaats van neêr- | |
[pagina 38]
| |
slachtigheid, zegepraal te lezen. Zoû ik my in haar bedrogen hebben? Ha! daar is Martha. | |
Twaalfde tooneel.
leslie, martha.
martha.
Mijn arme Heer Leslie!
leslie.
Wel, goede Martha! uw poging om my te dienen is mislukt.
martha.
Och! ik was de poort nog niet uit, toen Jonker Percy my tegenhield en den brief ontnam... en toen moest ik opbiechten... en toen zond hy volk heen, om uw rijknecht en dien dragonder gevangen te nemen... Zy boden wel wederstand;... maar men pakte hen toch eindelijk beet.
leslie.
Maar was er dan niemand onder de dienaars van 't kasteel, die weigerde aan den gegeven last te voldoen en zich op zulk een strafbare wijze aan de vrijheid van Britsche ingezetenen te vergrijpen, waarvan de een nog wel de eer heeft, 's Konings monteering te dragen?
martha.
Ja! er waren er wel, die er tegen pruttelden; maar Jonker Percy had maar een woord tegen allen: ‘Juffrouw Arabella wil het zoo.’ -
leslie.
Arabella?
martha.
En toen gehoorzaamden zy terstond.
leslie.
Onverklaarbaar! - En, is Arabella mede by die edellieden, die hier vergaderen?
martha.
Wel gewis! Zy zijn in de groote zaal by elkander: 't is een leven als een oordeel; zy spreken allen te gelijk... en 't huis vol bedienden.
leslie.
En zoû er onder die bedienden niet een zijn, die my zoû willen dienst doen?
martha.
Ja! wie zoû dat wagen? | |
[pagina 39]
| |
leslie.
Alles moet beproefd worden. Hoor Martha! gy kent zeker velen onder hen. Zeker trefje er wel een aan, die aan den Koning getrouw is en uit liefde voor de goede zaak iets doen wil. Beloof vrij een aanzienlijke belooning aan wie my helpen wil, en breng hem hier, zoo je kunt.
martha.
Ik zal zien wat ik doen kan. Och mijn Heer Leslie, wat moet van dit alles worden! (af.)
leslie.
En ik blijf hier werkeloos! - Zoo ik zelf eens naar die vergadering heenging en de eedgenooten aansprak. Er zijn er gewis onder, die voor rede vatbaar zijn. Misschien gelukte het my, den schrik onder hen te brengen en hen van hun buitensporig opzet te doen afzien. Beproeven wy het. (Hy opent de buitendeur en ziet Brumble.) Hoe!
| |
Dertiende tooneel.
leslie, brumble.
brumble.
Oef! dood af!
leslie.
Hoe dood af?
brumble.
Overal gereden. Je paard dood.
leslie.
Schurk! Heb jy mijn paard doodgereden?
brumble.
Vervloekte dienst.
leslie,
ter zijde. De man schijnt ontevrede. - Zoû hy ook te winnen zijn? - (luid) Je klaagt over je dienst hier? Is die zoo zwaar?
brumble.
Wel zwaar.
leslie.
Zoû je niet van meester willen veranderen?
brumble.
Sir Edward niet kwaad.
leslie.
Hoe! 't Is toch Sir Edward, die u die zware dienst oplegt.
brumble.
Neen. | |
[pagina 40]
| |
leslie.
Niet? Heeft hij u niet uitgezonden?
brumble.
Neen.
leslie.
Wie dan? Jonker Percy?
brumble.
Neen.
leslie.
Wie dan? Ik weet hier niemand anders, die bevelen geeft.
brumble,
bevreesd omziende, St!
leslie.
Hoe?
brumble.
St!
leslie.
Er is niemand! Spreek vrij uit.
brumble.
Juffrouw Arabella.
leslie.
Juffrouw Arabella! Heeft die u gelast, by al die Edellieden rond te gaan?
brumble
kuikt van ja.
leslie.
Heeft die u gelast, mijn arme paard te nemen?
brumble
als voren.
leslie.
Kaerel! Gy zijt een schavuit, of een gek. Welke dingen zoek je my wijs te maken?
brumble
haalt de schouders op.
leslie.
Die arme verdrukte heeft hier in huis immers niets in te brengen.
brumble.
Wat bliefje?
leslie.
Hoe! is het in de daad zoo?... hier is een geheimenis, die ik doorgronden moet. Vriend! je kunt op my vertrouwen... ik zal u een goede betrekking geven op mijn landgoed, zoo je openhartig tot my spreken wilt.
brumble.
Ik mag niet.
leslie.
Wie belet zulks?
brumble.
Juffrouw Arabella.
leslie.
Al weder! - Nu! ik beloof u, ik zal je voor haar gramschap beveiligen, je vorstelijk beloonen zelfs, zoo je my vertelt, wat je weet van hetgeen hier in den laatsten tijd is omgegaan. | |
[pagina 41]
| |
brumble.
Zoû ik durven?...
leslie.
Durf vrij.
brumble,
met een diepe zucht. Nu! ik zal spreken; ik heb er waarachtig lang genoeg naar gesnakt. Maar dewijl de kolonel my een betrekking wil beloven...
leslie.
Je zult het goed by my hebben. Zeg my slechts...
brumble.
't Zoû my zeker spijten, Sir Edward te verlaten. Zulk een goed Heer... Altijd best samen gevonden. - Maar juffrouw Arabella!...
leslie.
Wel?
brumble.
Regeert alles... geen rust meer sedert zy hier is.
leslie.
Zoo?
brumble.
Te voren wel eens naar de herberg. - Sedert nooit meer. 't Past geen jager, zegt juffrouw Arabella.
leslie.
Rondom mijn landgoed staan zeven herbergen.
brumble
Te voren een pijpjen. Sedert verboden. Juffrouw Arabella kan de lucht van tabak niet veelen.
leslie.
Wy zullen samen rooken, als wy buiten zijn.
brumble.
Te voren een praatjen. - Sedert niet meer geoorloofd. Geen twee woorden als één genoeg is, zegt juffrouw Arabella.
leslie.
By my zalje mogen babbelen zooveel je wilt. Maar wat je my vertelt, klinkt ongelooflijk. Juffrouw Arabella was toch uw meesteres niet, en je hadt haar niet te gehoorzamen.
brumble.
Wie niet gehoorzaamde - dadelijk weggejaagd.
leslie.
Maar Sir Edward is hier toch meester.
brumble.
Hy ook gehoorzamen - zoo goed als een ander. | |
[pagina 42]
| |
leslie.
Hoe kan de schijn bedriegen! Toen ik haar gisteren avond by Martha voor 't eerst ontmoette, dacht ik de verdrukte onnoozelheid zelve te zien. En wat is er dan van die geruchten! - Uw Heer verliet haar geen oogenblik.
brumble.
Op haar last. Zy zei, 't voegde niet, dat men een jonge juffer alleen liet.
leslie.
Er werden geen feesten, geen partyen meer gegeven.
brumble.
Zy verkoos 't niet: - 't was onvoegzaam, zei zy.
leslie.
Zy is het dan wellicht zelve, die dat eedgespan... Stil! men komt!
brumble.
Jonker Percy! - O wee! - Als zy hoort, dat ik met u gesproken heb... (hy vlucht.)
| |
Veertiende tooneel.
leslie, percy.
percy.
Och Kolonel! ik heb u iets te verzoeken.
leslie.
Gy aan my, Jonker? Ik dacht dat je beneden by je vrienden waart.
percy.
Die mogen voor mijn part keeren van waar zy gekomen zijn... Zie, Kolonel! 't loopt niet goed!
leslie.
Daar hoû ik het ook voor.
percy.
Je zult wel boos op my wezen, omdat ik die twee lieden van u heb doen vastzetten.
leslie.
Je hebt er my zeker weinig dienst meê gedaan.
percy.
Ja, ik moest wel: Nicht Bella had het gelast.
leslie.
Zoo? - En gehoorzaam je dan blindelings aan al wat zy gelast?
percy.
Dat moet wel. - Maar nu maakt zy het toch al te grof. | |
[pagina 43]
| |
leslie.
Hoe dat?
percy.
Ja. Verbeeld u, daar heeft zy my tot Ritmeester aangesteld.
leslie.
Tot Ritmeester? En by welk Regiment?
percy.
Wel by dat van den nieuwen Koning...
leslie.
Waar zy zeker Generaal van zijn zal?
percy.
De hemel beware ons: dan is ons lijden niet te overzien. Kijk, zy kommandeerde al hier in huis, waar zy eigentlijk niets te zeggen had: zy liet al de dienstboden loopen en draven, en my zingen en schermen, en mijn vader heeft zy gedwongen in die satansche samenzwering deel te nemen: - bedenk eens, hoe zy nu zal regeeren, als ze eens werkelijk wat te zeggen heeft.
leslie.
Je hebt dus niet veel trek, naar ik merk, om u voor den Pretendent te laten doodslaan.
percy.
Neen waarachtig niet!
leslie.
Je hebt gelijk: zoo je vechten moet, doe het dan voor Koning George, uwen wettigen Soeverein.
percy.
Maar ik wilde liever geheel niet vechten.
leslie.
Daar bestaat ook volstrekt geen noodzakelijkheid toe.
percy.
Maar als zy my nu dwingt...
leslie.
Wel je moet je niet laten dwingen. Hoor eens, jonker Percy! je hebt straks 't wel gedaan kunnen krijgen, mijn lieden gevangen te nemen: je kon nu je best wel doen om ze weêr te ontslaan: en 't verstandigst van alles ware, dat je de poort ontsluiten liet, met my naar Carlisle reedt, en aan Nicht Arabella zoo veel regimenten liet oprichten als zy verkoos.
percy.
Wy kunnen hier niet van daan.
leslie.
En waarom niet?
percy.
Arabella heeft verboden dat iemand het kasteel zoû verlaten. | |
[pagina 44]
| |
leslie.
Maar zal uw vader dan...
percy.
Vader wil niet anders dan zy wil.
leslie.
Nog eens! moed gevat. Laat je gelden en gebied, dat men de poort ontsluite.
percy.
Zoû ik? - Ja kom! moed gevat. O wee, dat loopt mis. (Hy vlucht op het zien van Sir Edward.)
leslie.
Maar hoor toch, Jonker! | |
Vijftiende tooneel.Sir edward, leslie.
Sir edward.
Kolonel! ik heb u een verzoek te doen.
leslie,
ter zijde. Hy ook? laten wy zien, waar hy heen wil. (luid) Sir Edward! gy weet, dat een gevangen man slechts heeft aan te hooren, wat men hem zeggen wil!
Sir edward.
Och! wat gevangen man. - Ik hoû u voor een man van eer, Kolonel!
leslie.
Dat hoop ik te zijn. Sir edward.
Je zult dus geen misbruik maken van het vertrouwen, dat ik in u stel. Luister. Ik leefde hier sedert de zaak van 't jaar 45, waarin ik tot mijn verdriet gewikkeld werd, stil en vreedzaam op mijn landgoed, zonder my met de zaken in te laten.
leslie.
Hadt je dat maar blijven doen! Sir edward.
Juist. Daar komt mijn nicht Arabella, en wekt de oude liefhebbery weder by my op. Zy spreekt my van de rechten van Karel Stuart: zy belooft my gouden bergen zoo ik zijn zaak voorsta: in 't kort - hoewel ik niet veel heils in de onderneming zag - ik laat my meêsleepen...
leslie.
En nu heb je er berouw van. Sir edward.
Ik zie niet, hoe het gelukken zal. Zy had my van hulptroepen uit Frankrijk verteld: zy had | |
[pagina 45]
| |
my den opstand van de Hooglanders, ja van half Schotland voorspeld: zy had my verzekerd, dat al de adel uit het Graafschap ons zoû toevallen... ik zie nog niets van dat alles gebeuren.
leslie.
En het zal ook wel niet gebeuren. Maar, Sir Edward! zoo even, toen ik u het dwaze uwer onderneming voorhield, spraakt gy geheel anders. Sir edward.
Ja - maar toen stond Arabella my ook ter zijde... en ik dorst niet anders.
leslie.
Maar wat drommel, Sir Edward! gy zijt toch de meester hier: en indien... Sir edward.
Ja dat was ik. - Maar wie hier thands, helaas! regeert, is Arabella.
leslie.
De arme verdrukte, die ik wilde komen bevrijden! Sir edward.
Nu wilde ik met u eens overleggen, hoe te handelen. Misschien weet je een middel, om zonder opschudding een eind aan de zaak te maken... O wee! daar is zy my alweêr op de hielen. | |
Zestiende tooneel.
De vorigen, arabella.
arabella.
Hoe nu, Sir Edward! Gy verlaat uw gasten in een oogenblik, dat uw byzijn onontbeerlijk is. Sir edward.
Maar ik meen toch...
arabella.
Haast u, u by hen te vervoegen. Ik heb met Kolonel Leslie te spreken. Sir edward.
Maar toch...
arabella.
Spoedig! Men vraagt naar u. Of wilt gy, dat men u hier kome opzoeken. Sir edward.
Voor den duivel! Wanneer zal ik toch weêr mijn eigen meester zijn? (af.)
| |
[pagina 46]
| |
arabella.
Kolonel Leslie! gy hebt recht, een verklaring van my te vorderen.
leslie,
ter zijde. Wat gaat zy zeggen?
arabella.
Men heeft my by u afgeschilderd, als een meisjen, dat onder tyrannieken dwang zuchtte en smachtend uitzag naar verlossing.
leslie.
In de daad, zoo is 't.
arabella.
Wel nu! wat zoudt gy zeggen, indien gy hoordet, dat ik zelve, uw avontuurlijken aart kennende, dat gerucht heb uitgestrooid, om u herwaarts te lokken?
leslie,
verwijtend. Arabella!
arabella.
Ik behoef het u langer niet te verbergen: ik draag er roem op, al het mijne te hebben gedaan om aanhangers te verzamelen, te winnen, te wapenen, voor onzen wettigen Vorst, Karel Stuart. Om de onderneming, die wy voor hebben, te doen slagen, was het noodig, dat gy uit Carlisle verwijderd werd.
leslie.
Gy hebt hard jegends my gehandeld, Arabella! Gy hebt een gevoel van medelijden by my weten op te wekken, ten einde het dienstbaar te maken aan uw heillooze bedoelingen; - en daaraan hebt gy mijn eer als krijgsman, mijn goeden naam gewaagd, ja wellicht onherstelbaar doen verloren gaan. Dat had ik niet aan u verdiend.
arabella.
Uw verwijt is gegrond: en het is omdat ik gevoelde, met hoeveel recht gy u over my te beklagen hadt, dat ik hier kom en uw vergeving inroep. Mijn verschooning ligt enkel in de heiligheid van het doel, dat ik beoogde.
leslie.
Ook by u worden dan de middelen gewettigd door het doel?
arabella.
Ik had geene keus. - Doch, Leslie! er is voor u een middel overig, om de korte onaangenaamheden, die gy te verduren hadt, u ruim te zien vergoeden. - | |
[pagina 47]
| |
Denk eens na! Ook uw Huis kenmerkte zich in vroeger dagen door zijn trouw aan dat der Stuarts. Volg het voorbeeld uwer doorluchte vaderen. Omhels de zijde der wettigheid: en de rang, dien gy thans bekleedt, zal weldra met een hooger betrekking verwisseld worden.
leslie.
Gy wilt dus, dat men, van my sprekende, by den naam van dezertcur nog dien van verrader voege?
arabella.
Herinner u wat Churchill deed, toen hy Jakobus verliet om de party van Willem III te kiezen. Ware hy, zonder dat, hertog van Marlborough geworden?
leslie.
Spaar alle moeite, Arabella! Gy zult my in mijn plicht niet doen wankelen. Vergun veeleer aan my, u den afgrond te toonen, waarin gy u zelve en zoovelen met u storten wilt. Zie Arabella! zie van uw ydele pogingen af en keer terug van den weg, dien gy ter kwader ure hebt ingeslagen.
arabella.
Ik heb dien vrijwillig gekozen, Leslie! en my nimmer de zwarigheden ontveinsd, waarmede ik zoû te worstelen hebben, uoch de gevolgen, waartoe mijn handelingen zouden kunnen leiden. Jeugd, genoegens, de vreugd van 't huislijk leven, alles heb ik aan die heilige zaak ten offer gebracht: - en gy wilt, dat ik laf terugkeere op het oogenblik, dat ik de vruchten mijner opofferingen zal inoogsten?
leslie.
Ydele verwachtingen! De oogst, die gy te wachten hebt, is louter schande en verderfenis. In Gods naam, keer terug! | |
Zeventiende tooneel.
De vorigen, martha.
martha.
Jufvrouw Arabella! Daar is hy nu hier gekomen.
arabella.
Wie? | |
[pagina 48]
| |
martha.
Die kramer, weetje, die de brieven bracht. Maar deze reis wil hy u zelve spreken.
arabella.
My! - dan moet ik my verwijderen. Nog eenmaal, Leslie! bedenk wel, dat uw vrijheid, uw leven wellicht, afhangen van de keus, die gy doen zult (af.)
leslie.
Die keuze zal niet twijfelachtig zijn. | |
Achttiende tooneel.
leslie, martha, brumble.
brumble.
Kolonel! een brief!
leslie.
Hoe! Men heeft waarlijk toegelaten, dat die brief hier op 't slot gebracht en door u aan my overhandigd werd?
brumble.
Ik aan de poort: den brief ontfangen. Jufvrouw Arabella niet daar om op te passen (af).
leslie,
na den brief te hebben ingezien. Van Generaal Campbell (hy leest). ‘Mijn waarde kolonel! Ik ben zoo even te Carlisle aangekomen, op de tijding, dat men een landing van den Pretendent verwachtte. Ik maak my sterk deze dwaze poging tot opstand reeds in den beginne en zonder bloedstorting te verydelen. Met genoegen verneem ik, dat gy u op het kasteel van Rosby bevindt, waar de stookplaats van den opstand is. Tracht Lady Maxwell en de overige eedgenooten te overreden, stil uit een te gaan; dan zal het gebeurde vergeten, en niemand deswegens gemoeid worden. Voor het geval, dat men dwaas genoeg ware om te volharden, zend ik u den ritmeester Blunt met een eskadron, dat spoedig na de aankomst van mijn brief voor Rosby zal verschijnen.- Uw C.C.’ - Ha! nu zijn de hekken verhangen, en op mijne beurt zal ik uit de hoogte spreken.
| |
[pagina 49]
| |
Negentiende tooneel.
De vorigen, Sir edward, percy.
Sir edward
gemelijk. Zie zoo! Zy heeft de poppen aan het dansen gezet: nu moet zy maar zien, hoe zy ze weêr stil krygt.
leslie.
Onze rollen zijn veranderd sedert straks, Sir Edward! Toen hieldt gy my gevangen: thands is het mijne beurt. Hier is een brief van Generaal Campbell; en op het oogenblik dat ik tot u spreek, is de Pretendent wellicht reeds gevangen en zijn mijn dragonders in aantocht naar Rosby. Ik raad u dus, uw vrienden hier beneden aan te sporen, zich zoo spoedig mogelijk te verwijderen, willen zy niet gekneveld naar Carlisle gevoerd worden. Sir edward.
Kolonel! Ge zult je herinneren, dat ik straks verklaard heb, niets meer met de samenzwering te willen te doen hebben.
percy.
En ik dan?
leslie.
Ja maar Sir Edward! die vergadering van misnoegden, op uw kasteel gehouden... dat zal toch tegen u getuigen, vrees ik.
percy.
Och! zy beginnen al langzamerhand af te zakken. Sir edward.
En degenen die ik nog vind, zal ik wel van hier drijven. | |
Laatste tooneel.
De vorigen, arabella, brumble.
arabella.
Dat is niet noodig, oom! Zy zijn reeds allen vertrokken. Sir edward.
Waarlijk? | |
[pagina 50]
| |
Arabella.
Alle hoop is vervlogen. Deze brief van Lord Maxwell meldt my, dat de Koning... dat Karel Stuart zich weder heeft ingescheept en van de onderneming heeft afgezien.
leslie.
Dat is de wijsste daad, die hy doen kon.
arabella.
Onze plannen zijn verydeld, beste oom! Sir edward.
Onze plannen? Zeg de uwe. Ik heb de zaak altijd als wanhopig beschouwd.
percy.
Zoo behoef ik dan geen Ritmeester in uw Regiment te worden, nicht Bella?
arabella.
Je kunt voortaan porter drinken en boerendeernen in de kin knijpen zoo veel je wilt. Ik zie af van uw verbetering.
percy.
Welk een geluk!
arabella.
Brumble! Geef den kolonel zijn degen terug. Kolonel Leslie! Ik bevestig wat mijn oom zoo even zeide. Hy is, tegen zijn wil, overgehaald om mijne plannen te helpen bevorderen. Ik alleen ben hier de schuldige. - Ik ben uw gevangene.
leslie.
Voorwaal! nu zoû ik een schoone gelegenheid hebben om al het verdriet, dat my is aangedaan, aan u allen betaald te zetten. - Gy zegt alzoo, dat Karel Staart vertrokken is.
arabella.
Zoo zeide ik.
leslie.
Men had hem kunnen gevangen nemen, en men heeft het niet gedaan. Wel nu! als men het hoofd der onderneming vrij laat, dan zie ik geen reden, om de leden van het verbond in hechtenis te nemen. - Die vereeniging is toch uit elkander. Sir edward.
Dat is zy.
leslie.
Men was hier enkel byeen om een hanengevecht, een jachtparty, of iets dergelijks te beramen, niet waar? | |
[pagina 51]
| |
Sir edward.
Anders niet.
leslie.
Nu! dat is zeer onschuldig! daar kan niemand iets kwaads in vinden, - en wat mejuffrouw Arabella betreft, tegen haar is immers niets bewezen.
percy.
Neem je haar dan niet meê?
leslie.
Wel! het zoû toch weinig zin hebben, dat ik iemand, die ik zelf uit gevangenschap verlossen kwam, gevankelijk meêvoerde. Sir edward.
Blijft ze dan hier?
leslie.
En dan - naar hetgeen ik van haar gezien heb - waar men haar bracht, overal zoû zy over haar cipier regeeren.
arabella.
Gy zijt edelmoedig, neef! meer dan ik het aan u verdiend heb. Sir edward.
Kolonel! Je moest je werk niet ten halve doen. Je kwaamt hier, zeg je zelf, om Arabella te halen. Je moest haar nu maar met u nemen, zoo niet als uw gevangene, dan als uw vrouw.
arabella.
Ik zal mijn neef de moeite besparen van uw voorstel af te slaan. Oom! er bestaat daar tegen een bezwaar dat onoplosbaar is. Ik ben sedert een jaar de echtgenoot van Lord Maxwell.
allen.
Hoe!
arabella.
Al wat ik hier ten behoeve van den Pretendent verrichtte, geschiedde in overeenstemming met hem, aan wien ik in 't geheim mijn lot verbonden had. Sir edward.
Hoe! die Lady Maxwell, wier verschijuilig ons beloofd werd...
arabella.
Was ik.
leslie.
En die nicht, die met u briefwisseling hield...
arabella.
Was Lord Maxwell, van wien ik dus lang gescheiden bleef en tot wien ik thands terugkeere. Sird edward.
(met een diepen zucht). He!
| |
[pagina 52]
| |
percy
(even zoo). He!
brumble.
(even zoo). He!
Sir edward.
Ik zal dan weêr in rust mijn vrinden by my kunnen onthalen.
percy.
Ik zal niet langer behoeven te zingen en te schermen.
brumble.
Ik zal niet weder 100 mijlen in een nacht behoeven rond te rijden. - Nu blijf ik!
arabella.
Gewis, mijn goede vrienden! Uw aller slaverny heeft een einde.
leslie.
En die van Lord Maxwell vangt aan. |
|