Poëtische werken. Deel 9. Treur- en blijspelen. Deel 2
(1862)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 191]
| |
Voorrede van den eersten drukGa naar voetnoot1.De Lezer, die in het nevensgaande Stukjen een Treurspel, of zelfs een dragelijk Tooneelspel, zoekt, Zal zich te jammerlyck in 't endt bedrogen vinden.
Ik geef het voor niets meer dan wat het werkelijk is, namelijk een gedramatizeerde voorstelling van een merkwaardige gebeurtenis, bestemd om, door behulp van zang, muzyk en luister van opvoering, oor en oog te boeien: een herinnering aan een glansrijk tijdvak, een dichtstuk, Si licet exemplis in parvo grandibus uti,
in den smaak, (hoewel niet in den toon), van de Persen van Eschylus. Het was alleen ter voldoening aan een vleiend verzoek van Heeren Kommissarissen van den Stads-Schouwburg, die van oordeel waren, dat een werk als het onderhavigeGa naar voetnoot2 met eenigen byval zoû kunnen worden opgevoerd en ter vergoeding voor een in dit saizoen ondergane | |
[pagina 192]
| |
te leur stellingGa naar voetnoot1 dienen, dat ik eenige snipperuren besteedde aan het hoogst ondankbaar werk, om woorden op reeds bestaande muzyk te vervaardigen. Slechts hy, die zulks eenmaal heeft by de hand gehad, en weet, hoe vaak de kadans van het vaers en het muzykale rythmus tegen elkander indruischen, is in staat, de moeilijkheden te beoordeelen, die zulk een arbeid biedt: vooral aan hem, die, even als ik van alle theoretische kennis der muzyk ontbloot, alleen op het oor moet afgaan. De spoed, welken bovendien het werk vereischte, deed my naar een eenvoudig onderwerp uitzien, waarin de zang hoofdzaak blijven konde, en geen kunstige ver- noch ontwikkeling mijn taak verzwaarde. Alleen ook omdat dit Stuk een Zangspel is, en de toehoorder gaarne verstaat wat er gezongen wordt, liet ik het drukken, 't geen ik voorzeker anders in geen geval zoû gedaan hebben. Zoo iemand eindelijk nog vragen mocht, waarom ik juist de muzyk van Rossini gekozen hebbe, is mijn eenig antwoord, (zonder dat ik de meerdere verdiensten van dezen of genen komponist beoordeele, waartoe ik ten eenemale onbevoegd ben), dat van alle beroemde komponisten de zanger van Pesaro het meest geleverd hebbende, my dus de grootste keus van muzykstukken aanbood, om daarop de zangpartyen te vervaardigen; - terwijl ik by die keus gezorgd heb, geene andere te bezigen, dan welke getrokken zijn uit Zangspelen, die nimmer op den Stads-Schouwburg waren opgevoerd. |
|