Poëtische werken. Deel 9. Treur- en blijspelen. Deel 2
(1862)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 103]
| |
Stoffel en zijn broêrs.In het laatst van 1831, toen ‘de Roem van Twintig Eeuwen’ op den Schouwburg gemonteerd werd, had de yverige en bekwame Balletmeester A.P. Voitus van Hamme het voorrecht van vijf-en-twintig jaren aan die inrichting verbonden te zijn geweest. Een voorstelling zoû aldaar ten zijnen voordeele gegeven worden, en hy verzocht my voor die gelegenheid een stukjen te vervaardigen, waarin hy, die anders alleen in 't ballet en meer bepaaldelijk in 't karakter van Harlekijn optrad, een sprekende personaadje zoû kunnen voorstellen. Ik voldeed aan zijn wensch door het schrijven van het hier volgende kluchtspel, waarin ik hem een rol gaf overeenkomstig aan het emplooi, dat hy gewoon was te vervullen, en hetwelk tevens als tot een lijst strekte voor de op te voeren Arlequinade.Ga naar voetnoot1 De benefice-voorstelling had plaats op den 8sten December 1831, en werd met den gunstigsten uitslag bekroond voor den beneficiant: immers zelden was | |
[pagina 104]
| |
de Schouwburgzaal zoo opgepropt met toeschouwers geweest. Doch, hoe my dit ook aan den eenen kant verheugde, zoo zag ik aan den anderen mijn genoegen eenigzins getemperd, naardien het geweldige gedruisch - door de overvolte der zaal en zekere dolle uitgelatenheid, die op dien avond by 't publiek heerschte - het schier onmogelijk maakte, een woord te verstaan van hetgeen door de Akteurs gesproken werd. Wellicht zal men na de lezing van het stukjen zeggen, dat dit juist niet ongelukkig voor my was. Stoffel en zijn Broêrs maakten nog eens of hoogstens tweemalen hun opwachting by 't publiek en bleven verder weg: - zeer te recht; zy hadden verricht, wat van hen te verwachten was. |
|