doch wanneer hy er niet af kon, moest hy iets uit het schoteltjen onder de tafel storten.
Bladz. 367. Reg. 8. ‘Te Peise, Roon, Norg, enz. in Drenthe, ziet men somtijds des nachts vurige mannen bezig, zoo als het schijnt, om het land te meten; zij maken veel gedruisch met de kettingen en roepen gedurig: lijk, lijk, lijk. In Duitschland houdt men ook de vurige lichten, die in het veld ronddwalen, voor landmeters, welke de markten eertijds bedriegelijk gemeten hebben, en welke uit dien hoofde veroordeeld of verdoemd zijn, om na hunnen dood rond te waren, ten einde de grensscheidingen te behoeden.’ Westendorp bl. 511.
Blad. 378. Reg. 8. Volgens van heussen Oudheden van Deventer I bladz. 353 hebben de Vrijheeren van Kleef eertijds Oldenzaal in eigendom bezeten, en wel in de eerste plaats Boudewijn I, die ze in den jare 817 met vesten zoude hebben omringd. De laatste bezitter was Balderik, bijgenaamd de goede, Bisschop van Utrecht, die de stad in 't jaar 970 aan de kerk van St. Maarten overgaf; sedert welken tijd de Bisschoppen van Utrecht Heeren van Oldenzaal zijn geweest. De Balderik van ons verhaal is een vercierd personaadje.
Bladz. 381. Reg. 26. De Hunenborg, zoo als die thands zich vertoont, wordt beschreven in het vertoog van den Oldenzaalschen Rector weeling, betyteld: de Hunenborg in Volte, bl. 3, [Overijsselsche Almanak voor 1837] en in het: Nog iets over den Hunenborg, van den Heer j. helderman, [Almanak voor 1838]. In deze beide stukken, waarin niet slechts de volksoverleveringen aangaande die zoogenaamde Hunen voorkomen, maar ook met schrander oordeel onder-