Toen ik van Drukkerij Van Rossum te Utrecht een loden zetletter kreeg, de Lithografia Kräftig uit 1913, van de Bauersche Giesserei, een letter waarvan de vorm uit de vorige eeuw dateert, begreep ik dat ik daarmee een 19e eeuws boekje moest gaan maken. De Libra nam ik voor de kopjes.
Voor de tekst mocht ik een keuze maken uit een uitzonderlijk boek dat Marita Mathijsen mij bezorgde. Het werd in 1859 in Amsterdam uitgegeven bij Mulder II. Er is nog slechts één exemplaar van bekend in een buitenlandse bibliotheek. Volgens een aanwijzing in het blad Asmodée zouden deze verzen van Jacob van Lennep zijn.
Voor het omslag nam ik sitspapier en etiketjes, nog uit de winkel van mijn grootmoeder, en voor het binnenwerk voor 50 exemplaren gelinieerd Van Gelder papier en voor 50 stuks handgeschept 19e eeuws papier (genummerd van 1 tot 50 resp. van 51 tot 100). Het prentje tegenover de titel werd door mijn vader, volgens het ‘Van de Weijer procédé overgenomen uit een boekje van die dagen. De tekst werd door mij gezet en gedrukt door Johan de Zoete op zijn pers in Utrecht.
Dit is no 28 J. H. Moesman, Tull en 't Waal, Mei 1987.