[Inleiding]
UTRECHT, het café Flora. Het ligt net op de grens tussen oud en nieuw, geleund tegen het bolwerk, dat vroeger de stad omsloot. Hoewel helemaal ingebouwd nu, heeft het toch zijn aspect van landelijk zitje in het groen weten te bewaren. De rieten stoelen en de tafels met bonte kleedjes staan klein als speelgoed op het terras onder de hoge bomen. Altijd hoor je gerucht van wind in hun kruinen, de schaduw, die ze op het terras aan hun voet werpen is altijd beweeglijk, vaak danst er zon doorheen. Het tafereel van menselijke bedrijvigheid, dat zich hier afspeelt, lijkt in een lijst gevat als op een toneel. Binnen die lijst ontplooit zich het zomerse spel, waarin dienbladen hoog door de lucht deinen, waaraan het oranje van limonade een zuidelijke gloed geeft, waarin cola en bier koel door de schemering schuimen.
Op zo'n warme avond in Mei zaten we met ons drieën op dit terras van het café Flora, een uitgever, een boekverkoper en ik zelf, een schrijfster. En natuurlijk duurde het niet lang, of we praatten over boeken en over de mensen, die zich bezighielden met ze te schrijven.
‘Rare lui eigenlijk, die schrijvers,’ vond de uitgever. ‘Ze zitten in alle hoeken en gaten van het land en ze schrijven maar. Geen dag gaat er voorbij, of ik krijg manuscripten toegestuurd. Van een domineesvrouw uit Schoonhoven of Vianen of zo'n soort plaatsje, moeder van zes kinderen. Gedichten natuurlijk. Hoe vindt ze er de tijd voor? Van een onderwijzer uit Koekange, van een notarisklerk uit Winterswijk, van een sinaasappelkoopman uit Amsterdam, van een ambtenaar bij de belastingen zelfs. En zelden of nooit iets goeds. Wat bezielt die mensen toch? Op het ogenblik heb ik zó'n stapel manuscripten liggen.’ Hij wees ongeveer een meter hoog.
‘Toch kunnen die mensen wel veel interessanter zijn dan hun manuscripten,’ meende ik. ‘Wie weet wat voor prachtige romanfiguren je ontdekte als je ze allemaal eens op ging zoeken. Zo'n domineesvrouw of zo'n belastingambtenaar. Hij schreef een drama in verzen, hè? Toe alsjeblieft, verstoor die illusie niet.’